Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De gelukkige minnaar. Wijs: Amour, amour, acheve ton Ouvrage Uit de opera, On ne s'avise jamais de tout. Hoe zagt, hoe zagt rust ik in Tirsis armen! 'k Ruil daar geen rijkdom voor, o neen! - De liefde mag mijn borst verwarmen, De wellust zweeft staag om mij heên. o! De min, Zoo begeerlijk, On waardeerlijk, Schenkt Nectar in, Duizend kusjes, Minnelustjes Offert mij deze Engelin. (de Capo) [pagina 55] [p. 55] Hoe boeid, hoe boeid gij mij door teedre banden, Bekorelijke vrouw! o ja! Mijn Tirsis doet het offer branden Der liefde, zonder wederga. Enkle vreugd, Zaligheden, Niet te ontleden! Ach hoe verheugd! - Mogten de uuren, Jaaren duuren Van mijn blijde Lentejeugd. (de Capo) Hoe malsch, hoe malsch zijn de ambrozijne lippen! Zagter dan satijn, o min! Wie strand niet garen op de klippen Van zulk een poezele Engelin? Waar, waar praald Ooit een roosje, Met dat bloosje! Nooit, Venus straald Uit uw oogen, Het vermogen Dat uit Tirsis oogjes daald. (de Capo) Vorige Volgende