De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
(1627)–Karel van Mander– AuteursrechtvrijNa de wyse: Met herten wil ick u bewysen.MAch een Vrou haer selfs kint vergeten,Ga naar margenoot+
Godt en sal niet zijn ghetal,Ga naar margenoot+
Sijn liefd' is groot en onghemetenGa naar margenoot+
Tot die hem liefhebben al,Ga naar margenoot+
Sijn volck voor ander
Moet oock malkander
Beminnen, soo hy doetGa naar margenoot+
Sijn uytvercoren,Ga naar margenoot+
Wt hem gheboren,
Met reynder liefde soet.
Al veel te hoogh waer ons dees mate,Ga naar margenoot+
Ten waer dat voor ons t'voldoenGa naar margenoot+
Christi hier in quame te bate,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 400]
| |
Die voor ons tot een rantsoen
Ga naar margenoot+Sijn bloet en leven
Self heeft ghegheven,
Ga naar margenoot+Wy quamen al te kort,
Niet is verdomlijck
Ga naar margenoot+Voor die volcomlijck
In hem bevonden wort.
Ga naar margenoot+Reyn door 't gheloof in zynen Name
Ga naar margenoot+Wortmen en door sijnen gheest,
Ga naar margenoot+Van selfs en sijn wy niet bequaeme,
Ga naar margenoot+Hoe men hem bemint oft vreest,
Ga naar margenoot+Al ons volmaecktheyt
Ga naar margenoot+Is schand' en naecktheyt
Voor zijn heyligh aenschijn,
Soo wy waerachtigh
Hem niet deelachtigh
Recht door't gheloof en zijn.
In hem moeten wy zijn bevonden
Ga naar margenoot+Int gheloofs gherechticheyt,
Ga naar margenoot+Vry zijnde van den dienst der sonden
Ga naar margenoot+In des Heeren knechtigheyt,
Ons seer ghewennen
Ga naar margenoot+Christum te kennen
Ga naar margenoot+En zijn verrijsnis kracht,
Ga naar margenoot+Ons lusten derven,
Ga naar margenoot+Hier met hem sterven,
Als ten Offer gheslacht.
Ga naar margenoot+Alsoo moeten wy hem ghelijcken.
Ga naar margenoot+Zijnde ghedoopt in syn doot,
Ga naar margenoot+End' oock met hem begraven blijcken,
Op dat, soo den Heere groot,
Oock is verresen,
In een nieu wesen
Ga naar margenoot+Wy wandelen eerbaer,
Ga naar margenoot+Oft eens te deghen
Ga naar margenoot+Mocht zijn verkreghen,
Laet ons daer jaghen naer
Ga naar margenoot+Beroemen ons wy niet en moghen
Ga naar margenoot+Dan van ons swackheyt eylaes,
| |
[pagina 401]
| |
Wy vinden ons terstont bedroghen,
Staen wy op ons selven dwaes,Ga naar margenoot+
Oft ons beromen
Wy zijn volkomenGa naar margenoot+
Nae onsen roep ydoon,
Daer wy ons daghenGa naar margenoot+
Strijden en jaghen
Noch moeten om de Croon.
Altijdts te strijden en t'arbeydenGa naar margenoot+
Staet ons in dit leven toe,
Op dat wy meer en meer bescheydenGa naar margenoot+
Moghen toenemen int goe,Ga naar margenoot+
Om Godt behaghen
Sonder vertraghenGa naar margenoot+
Int gheloofs padt bekent,Ga naar margenoot+
En niet en glijdenGa naar margenoot+
Oft gaen bezijdenGa naar margenoot+
Des waerheyts, Fundament.
Christi wesens begin volheerdighGa naar margenoot+
Laet ons vast houden altijt,Ga naar margenoot+
Op dat de Heer ons make weerdighGa naar margenoot+
Tot zijn Rijck ghebenedijt,
Als hy den sijnen
Heerlijck verschijnenGa naar margenoot+
Sal, in de Wolcken klaer,
En met vyervlammen,Ga naar margenoot+
Om met vergrammenGa naar margenoot+
Te straffen den sondaer.
Kinderkens seght Ioannes reene,Ga naar margenoot+
Blijft by hem, op dat als hy
Hem openbaert, wy dan niet cleeneGa naar margenoot+
Hebben een betrouwen vry,
En dat wy samenGa naar margenoot+
Ons dan niet schamen
Voor hem en moeten bloot,
Welck onghenadeGa naar margenoot+
Toekomt druck, angst en noot.
Eenen soo grooten noot vol sorghenGa naar margenoot+
| |
[pagina 402]
| |
Ga naar margenoot+Salder sijn voorhanden dan,
Ga naar margenoot+Dat inde steenrootsen verborghen
Ga naar margenoot+Roepen sal soo menigh Man,
Ga naar margenoot+Val berghen swaerlijck,
Den dagh vervaerlijck
Is nu ghekomen aen
Van des Lams tooren,
Wie kan daer vooren
Onbeweecht blyven staen.
Ga naar margenoot+Recht oordeel sal den Heere strijcken,
Ga naar margenoot+Sonder persoonen t'aensien,
Ga naar margenoot+Die quaet ghedaen hebben, te wijcken
Ga naar margenoot+Van hem, sal zijn woordt gheschien,
En sal de goede
Blijde van moede
Van hier voeren met hem,
Ga naar margenoot+Eeuwich in vrede,
In die schoon Stede
Ga naar margenoot+T'nieuwe Ierusalem.
Ga naar margenoot+Suster, dit Liedt u toegheschreven
Dient my self tot onderwijs,
En u tot een groete ghegheven,
Ga naar margenoot+Boven al tot 'sHeeren prijs,
T'zy hoe veel mylen
Van een t'somwijlen,
Laet ons malkander yet
Dus laten weten,
Want wy vergheten.
Malkander moeten niet.
Een is noodigh. |
|