Stichtelijcke gesangen
(1661)–Cornelis Maertsz.– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Stem: Roosemondt die lagh gedoken.ADam socht sijn naeckte leden
Teghen schaemte, ende leet,
Toe te decken, en te kleeden
Met een Vyge-bladen kleedt,
| |
[pagina 18]
| |
't Welck hem weynigh helpen kon,
Tegen Vorst, of heete Son.
2. Maer doe Godt met Beeste-vellen
Deckte Adam en sijn Wijf,
Kon haer koud' noch hitte quellen:
Want het deckt haer gantsche lijf
Tegen koud' en 't ongemack
Van de Son die vuyrigh stack.
3. Die oock met gerechtigheden,
In sijn eyghen Breyn gesmeedt,
Soeckt sijn Ziele te bekleeden,
Neemt een Vijghe-bladen kleedt,
'T welck sal helpen niet met al,
Als Godts toorn ontbranden sal.
4. Maer die sijne naeckte ziele,
Heeft met Christi heyl bekleedt,
Kan noch Doodt, noch Hel vernielen,
Noch Godts toorn, al brantse heet.
Want hy is een vaste Rots,
En het heyl der Kind'ren Gods.
|
|