Het boek der natuur
(1995)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
DiesDe dies is een zeevis, die zijn naam (die in het Latijn ‘dag’ betekent) met recht draagt, schrijft Aristoteles, want hij leeft niet langer dan een dag. Toch ontvangt ook deze vis van de Natuur alles wat hem toekomt: vleugels, vinnen en twee poten; maar geen bloed. Waar kan een vis die maar zo'n kort leven beschoren is dat toch allemaal voor nodig hebben? Terecht zeggen de geleerden: Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.
| |
EchinusDe echinus is een wonderbaarlijke vis, zegt Jacobus van Vitry: hij is nog geen twintig centimeter lang, maar wanneer hij zich aan de romp van een schip vastkleeft, kan het door geen storm of door het hijsen van zeilen meer van zijn plaats worden gebracht, hoe groot of snel het mag zijn. Met niets anders als anker dan dit visje kan het schip niet voor- of achteruit, het ligt als een rots in de golven. Dit is ongelooflijk, maar ik vertel het u op gezag van Aristoteles, Plinius, Basilius, Ambrosius, Jacobus van Vitry en Isidorus van Sevilla; geleerden van wie ik de namen voor u opsom, omdat niemand voortreffelijker heeft geschreven over de natuur dan juist zij. Hun woorden zijn hoogst betrouwbaar, ook al kunnen wij ons nauwelijks voorstellen waar zo'n klein visje de kracht vandaan haalt om een groot schip tegen te houden. Wel, waar blijven al die grote filosofen nu? Waar blijven ze nu, de ketters met hun grote woorden, die ons ons geloof in een bovennatuurlijke macht willen ontnemen? Wat lijkt hun dan waarschijnlijker: dat een maagd een kind zou krijgen, of dat een | |
[pagina 97]
| |
visje van nog geen twintig centimeter lang een schip kan tegenhouden? Als ze eerlijk antwoorden, moeten ze volgens mij toegeven dat het moeilijker te verklaren is hoe dat visje een schip stillegt, dan hoe die maagd een kind kon baren. Paarden, gieren, patrijzen en vele andere soorten dieren worden volgens de Heilige Ambrosius zwanger van de wind, zonder dat het mannetje daar een rol bij speelt. Hoewel dit al een groot wonder is, is de reine Maagd verheven boven al deze dieren, omdat zij zwanger was van de almachtige God, en Hem baarde Die het Zelf verkoos om op deze wijze ter wereld te komen en daartoe dus ook in staat was. Dat is de verklaring van Zijn wonderbaarlijke geboorte. Maar de echinus is een nietig visje en heeft met wonderen niets van doen. Daarom wordt God in de Schrift met recht wonderbaarlijk in Zijn Schepping genoemd. Zo staan de wijzen te kijk met hun wijsheid, terwijl het vaste geloof van de armen van geest zal worden beloond met een plaats in de Hemel. De echinus heeft scharen als een kreeft, die van glas lijken te zijn, als bij de schorpioen. Zijn bek bevindt zich midden in zijn lichaam en staat vol gemene stekels. Er zijn veel mensen die gebruik maken van de echinus om hun vijanden te vergiftigen, want ieder die van dit visje eet is ten dode opgeschreven. Wanneer er een hevige storm op komst is, hecht de echinus zich aan een grote steen. Zelfs de zwaarste storm kan hem dan niet meer van zijn plaats krijgen.
| |
LampreiVan de murena of lamprei werd voorheen wel gezegd dat deze vissen allemaal van het vrouwelijk geslacht zouden zijn. In de paartijd zoeken lampreien drassige weilanden op en ontmoeten daar de slang waarmee ze paren, want zo planten deze vissen zich voort. Vissers lokken daarom de lamprei uit het water door | |
[pagina 98]
| |
te sissen als een slang. Van Ambrosius vernemen we dat de slang voor het paren zijn gif uitspuugt. Zo leert de Natuur ons wat de juiste houding is om een huwelijk aan te gaan: treed je vrouw ook als je geen onberispelijk karakter bezit altijd oprecht en vriendelijk tegemoet. De lamprei schiet iedere maand kuit, iets wat andere vissen niet doen. De eitjes komen na korte tijd uit. Aristoteles is een andere mening toegedaan over de voortplanting van de lamprei: volgens hem paart deze vis niet met slangen en bestaan er ook mannelijke lampreien. Hoed u voor het eten van lamprei die niet geruime tijd met peper en specerijen gekookt heeft in goede wijn, want de sappen van deze vissen zijn giftig. Daarom moeten ze zo lang koken. Ook hun beet is giftig, maar wie er last van heeft, kan baat vinden bij de as van de kop van de vis zelf.
| |
SalpaDe salpa is een eigenaardige vis, zegt Plinius. Hij kan alleen gekookt worden wanneer hij tevoren stevig geslagen wordt. Deze vis lijkt op de zondaars die volharden in hun zondige levenswandel en er door niets toe gebracht kunnen worden zich te beteren, totdat ze getroffen worden door een ziekte of door andere rampspoed. Dan pas komen ze - gedwongen - tot inkeer en worden ze behouden.
| |
WalvisDe cethe, de walvis, is de grootste van alle vissen. Volgens Isidorus van Sevilla kunnen walvissen een grootte van vier bunder bereiken. Deze dieren hebben een brede bek, maar hun keelgat is erg nauw. Ze kunnen wel grote prooien grijpen, maar | |
[pagina 99]
| |
Met het water dat ze uitspugen kunnen walvissen schepen tot zinken brengen
kunnen die niet door hun keel krijgen, doordat ze een keelgat vol kleine gaatjes hebben. Noodgedwongen leven ze daardoor van kleine vissen. Er staat geschreven dat de profeet Jonas drie dagen en nachten doorbracht in een walvis. Dat was een wonder, want natuurlijkerwijze zou hij het niet overleefd hebben. Jonge walvissen hebben zwarte tanden. De tanden van oude walvissen zijn wit en hard. Walvissen nemen water in hun bek en spugen dit uit in grote golven, die schepen die hun pad kruisen tot zinken kunnen brengen. Als een walvisjong dat zijn moeder volgt door zijn onvoorzichtigheid bij eb op het strand achterblijft, laat de moeder haar bek vollopen met water en giet dat over haar jong heen, zodat het weer in zee spoelt. Sommige walvissen zijn zo groot dat ze als bergen in zee drijven. Isidorus en Basilius beschrijven walvissen met aarde en zand op hun rug. Scheepsbemanningen die op deze monsters stuitten, zagen hen daardoor aan voor land, wierpen het anker uit en ontstaken er een vuur, maar zodra de walvis de hitte van het vuur voelde, dook hij naar de bodem van de zee. Sommigen wisten het schip weer te bereiken, anderen verdwe- | |
[pagina 100]
| |
nen met de vis in de diepte en verdronken. Ambrosius schrijft dat er in de Atlantische Oceaan walvissen zwemmen zo groot als bergen die met hun toppen tot de hemel reiken. Walvissen paren als ze drie jaar oud zijn, daarna breekt hun geslachtsdeel af en verbergen ze zich in het diepst van de zee, waar ze uitgroeien tot zo'n reusachtige omvang dat het tevergeefs is om jacht op hen te maken. Ze moeten gevangen worden voor ze ouder zijn dan drie jaar, tenzij ze bij eb op het strand achterblijven en daar overmeesterd kunnen worden. |
|