Het boek der natuur
(1995)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
KrokodilDe krokodil is volgens Jacobus van Vitry en Solinus een sterk dier, dat even snel is op het land als in het water. Overdag ligt het monster meestal onbeweeglijk op het droge, zodat iedereen die zijn verraderlijke aard niet kent hem voor dood houdt. Door zijn kaken opengesperd te houden vangt hij vogels, 's Nachts blijft hij bij voorkeur in de rivier. Hij legt zijn eieren op het land, buiten het bereik van het water. De eieren zien eruit als die van ganzen en worden om beurten door het mannetje en het vrouwtje bebroed. Jacobus van Vitry schrijft: de krokodil kan een lengte bereiken van vijftien meter en zijn huid is bestand tegen de hardste slagen. Hij heeft geen tong en kan van zijn bek, die van oor tot oor reikt, alleen de bovenkaak bewegen. Zijn tanden zijn gruwelijk, zijn klauwen groot en scherp. In de winter eet hij nauwelijks. Hij is altijd even bloeddorstig en heeft het zowel op mensen als op dieren voorzien, hoewel Experimentator schrijft dat hij tranen stort om de mensen die hij doodbijt. De Saracenen eten krokodillevlees, zonder dat ze daar schade van ondervinden. Oude vrouwen maken van zijn drek een zalf die hun rimpels laat verdwijnen, hun huid strak trekt en hun een stralend uiterlijk geeft. Lang duurt dat echter niet, want hun zweet doet de uitwerking van de zalf teniet en brengt hun vale huid weer aan het licht. Krokodillen komen in groten getale voor in de Nijl. Er komt ook een soort krokodil voor in een rivier in Syrië. Jacobus van Vitry geeft hier de volgende verklaring voor. Er heersten over dat land twee adellijke broers. Een van hen was afgunstig omdat hij de macht over het rijk moest delen met de ander en | |
[pagina 88]
| |
Watermonsters. Links het zeehert en de krokodil (met in zijn muil de hydrus)
| |
[pagina 89]
| |
liet krokodillejongen aanvoeren om een aanslag te plegen op zijn broer, die graag een bad nam in de rivier. De jongen werden volwassen en de tijd verstreek. Toen de afgunstige broer (die zijn opzet inmiddels volledig vergeten was) eens op de oever ging zitten, dook zo'n monster plotseling met wijdgeopende kaken op uit het water en verscheurde hem. Zo trof hem het lot dat hij bestemd had voor zijn broer. Hierdoor komen er nog steeds krokodillen voor in die rivier. Plinius zegt dat de krokodil zich dood houdt en met opengesperde kaken klaarligt. Dan komt het winterkoninkje tussen zijn tanden vliegen zoeken en dat verzwelgt hij. Wat moet zo'n groot dier met zo'n armzalige prooi? Volgens mij is hij in de leer gegaan bij de doortrapte heren, die zich slapende houden om arme lui, die hen benaderen om hen ergens mee van dienst te zijn, dichterbij te laten komen. Vaak veinzen ze barmhartigheid, maar zodra de armen binnen het bereik van hun tanden komen, worden ze verzwolgen en van hun schamele bezittingen beroofd. Op een eiland in de Nijl leven de moedige Tentyriten, een klein maar dapper volk, dat diepe haat koestert tegen de krokodil. Zij wagen zich zwemmend in de Nijl, alleen, klimmen op de rug van het dier en berijden het als een paard. Als de krokodil zijn bek naar boven openspert, werpen ze hem als bit een ijzeren kolf in zijn muil, laten het dier het water verlaten en dwingen het op het droge scheldend en tierend alles uit te spuwen wat het heeft opgeslokt.
| |
SerraDe serra is een groot zeemonster, zegt Isidorus, met grote vleugels en sterke vinnen. Als de serra een schip voorbij ziet zeilen, steekt hij zijn vleugels boven het water uit en zeilt hij met het schip mee. Die inspanning wordt hem echter na drie of vier | |
[pagina 90]
| |
Watermonsters. Rechts de gevleugelde serra
mijl al te veel. Hij moet zijn vleugels laten zakken en zinkt naar de diepten, waar hij thuishoort. Dit dier is het zinnebeeld van de dwazen die aan kostbare feesten en spelen willen deelnemen, om even grote staat te voeren als de hoge heren met hun rijpaarden en hun kleding. Maar ze worden alras het feesten moe, want ze zijn niet rijk genoeg om hun stand op te houden: ze hebben boven hun stand geleefd. Er is ook een ander zeemonster dat serra heet, schrijven Plinius en Isidorus. Deze serra heeft een rug die zo scherp is als een zaag. Hij nadert onder water ongemerkt de schepen, die hij vervolgens doormidden zaagt, zodat ze met man en muis vergaan. Het monster doet dit omdat het belust is op mensenvlees.
| |
XiphiasBasilius Magnus schrijft de xiphias, die alle andere wonderbaarlijke monsters overtreft, in zijn Hexaëmeron afmetingen | |
[pagina 91]
| |
Geen monster is zo vervaarlijk als de xiphias
toe die het menselijk voorstellingsvermogen verre te boven gaan. Het monster is zo groot dat iedereen het zou aanzien voor een speling der natuur als hij het zag. In geen enkel opzicht lijkt het op viervoetige dieren, vogels, vissen of op andere monsters. De xiphias is groter dan alle andere levende wezens, zodat men God, Die alles geschapen heeft, er wel met recht voor mag loven. Zijn kop is wonderbaarlijk groot, zijn bek een afgrond als de muil van de hel, zijn ogen branden als het hellevuur en ook de rest van zijn lichaam is zo vervaarlijk dat iedereen kan zeggen dat hij nog nooit in zijn leven zo'n monster zag.
| |
ZeehertDe cervus marinus, het zeehert, laat volgens het boek Koiranides zijn grote horens boven de golven uitsteken om vermoeide vogels die over de zee vliegen te verleiden een rustplaats te zoeken op de takken van zijn gewei. Zodra ze veilig denken te zitten, laat het zeehert zich onder de waterspiegel zakken, zodat de vogels in het water vallen en het ze kan verslinden.
| |
[pagina 92]
| |
ZeemeerminDe sirena kennen wij als zeemeermin. In de Physiologus staat dat zeemeerminnen tot hun navel het lichaam van een vrouw bezitten. Ze zijn groot en hebben een afschuwwekkend uiterlijk, met overvloedig en verwaarloosd haar. Men heeft zeemeerminnen gezien terwijl ze hun kinderen, die ze als vrouwen de borst geven, in hun armen hielden. Als zeelui hen ontmoeten, werpen ze de zeemeerminnen een leeg vat toe en ontkomen terwijl de monsters dat betasten. Adelinus vertelt ons dat zeemeerminnen arendsklauwen en visseschubben hebben, en een vissestaart, die ze als roer gebruiken. Hun gezang is zo betoverend dat geen enkele zeeman die hen hoort, kan voorkomen dat hij door slaap wordt overmand. Daarna worden de ongelukkigen door de zeemeerminnen verdronken en verscheurd. Zeemeerminnen leven voornamelijk in zee en minder vaak in rivieren. Mensen die hun gewoonten kennen, stoppen hun oren dicht wanneer ze hen voorbij moeten varen, zodat ze het gezang niet horen en het hoofd koel kunnen houden. Volgens mij en ook veel andere mensen was het Odysseus die deze sluwe manier om aan hen te ontsnappen bedacht.
De zeemeermin richt met haar gezang de zeelieden te gronde
| |
[pagina 93]
| |
De zeemonnik lust niets liever dan mensenvlees
| |
ZeemonnikDe monachus marinus is de zeemonnik. Zeemonniken komen voor in de zee rond Engeland. Ik heb gelezen dat ze het bovenlijf van een mens hebben en op hun hoofd een tonsuur dragen, zoals monniken. Ze missen een bovenlip en hun tanden en neus zijn met elkaar vergroeid. In plaats van benen hebben ze een vissestaart. Als er een mens in zijn buurt komt, maakt de zeemonnik allerlei dolle sprongen, totdat hij zijn slachtoffer zo dicht genaderd is dat hij hem het water in kan sleuren. Daarna verslindt hij hem, omdat er niets is wat deze dieren liever eten dan mensenvlees.
| |
ZeeridderDe zitiron of zeeridder is een wonderbaarlijk monster. Volgens de beschrijving in het Liber rerum ziet hij er aan de voorkant uit als een ridder: op zijn kop draagt hij een helm van harde, ruwe huid, een soort leer of eelt en aan zijn ene zijde hangt een schild, dat lang, hol en tamelijk breed is en waarmee het dier zich kan beschermen tegen slagen en steken. Het schild, dat | |
[pagina 94]
| |
De zeeridder is een moeilijke prooi
met sterke pezen aan zijn lichaam is gehecht, is driehoekig en ondoordringbaar. Met zijn in tweeën gespleten handen kan de zeeridder geduchte klappen uitdelen. Dit maakt hem tot een moeilijke prooi. Wanneer hij gevangen wordt en men probeert hem dood te slaan, doet men hem slechts met grote moeite pijn. Deze monsters komen voor in de zee rond Engeland.
| |
ZeestierDe phoca of zeestier is volgens Experimentator een sterk dier, dat altijd op dezelfde plaats blijft. Voor zijn verwanten is de zeestier wreed en meedogenloos. Hij mishandelt zijn levensgezel tot de dood erop volgt en neemt dan meteen een nieuwe, die hetzelfde lot ondergaat. Dit houdt hij vol totdat hij zelf wordt overwonnen door het vrouwtje. De zeestier zoekt zijn prooi in het water.
| |
[pagina 95]
| |
ZwaardvisGladius maris, de zwaardvis, is een angstaanjagend monster, schrijven Plinius en Isidorus van Sevilla. De bek van deze vis heeft de vorm van een zwaard en is zo scherp dat hij er schepen mee kan doorboren, zodat de zeelui verdrinken. |
|