Het boek der natuur
(1995)–Jacob van Maerlant– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
ArendDe aquila is de arend, die volgens de Heilige Augustinus tot koning over alle vogels is gekozen. U ziet hem daarom vaak afgebeeld met een kroon. Het is een roofvogel in hart en nieren. Zijn blik is zo scherp, dat hij het zelfs kan verdragen om recht in de zon te kijken. Men ziet hem dan ook vaak met zijn kop naar de zon gewend zitten. De arend, zegt de Heilige Augustinus, houdt zijn jongen enige tijd nadat ze uit het ei zijn gekomen in zijn klauwen omhoog en let erop welke van hen in de zon kijken. De jongen die dit verdragen zonder hun blik af te wenden, erkent hij als nakomelingen die hun geslacht waardig zijn, maar jongen die het zonlicht schuwen beschouwt hij als bastaarden. Volgens Ambrosius beweren sommige mensen dat de arend zijn bas-
De arend is de koning van de vogels
| |
[pagina 64]
| |
taardjongen verstoot omdat het hem tegenstaat zoveel monden te voeden. Dat strookt echter volstrekt niet met zijn karakter: hij doet het juist uit gevoel voor rechtvaardigheid, omdat hij geen smet wil werpen op zijn geslacht. Er is een andere vogel, fulica (het waterhoentje), schrijft Ambrosius, die het verstoten jong meeneemt en samen met zijn eigen jongen grootbrengt. De geleerde Adelinus zegt: als de arend oud en gebrekkig wordt, zoekt hij een koude bron op. Dan stijgt hij op tot boven de hoogste wolken, tot hij het vuur van de zon bereikt en de hitte het floers voor zijn ogen verteert. Vervolgens duikt hij tot drie maal toe diep in het koude water van de bron en daarna keert hij terug naar zijn nest en naar zijn jongen, die inmiddels zo oud zijn geworden dat ze zelf kunnen jagen. De arend is ziek en lijkt koorts te hebben. Ook verliest hij zijn veren. Nu moeten zijn jongen hem voeden en verzorgen, totdat hij verjongd is. Neem toch een voorbeeld aan deze stomme dieren, slechte kinderen, en eert uw vader en uw moeder! De Heilige Augustinus schrijft dat de snavel van oude arenden op den duur te lang wordt. Ze slijpen hun snavel dan aan een steen, zodat ze er weer naar behoren hun voedsel mee kunnen grijpen. In de hooggelegen arendsnesten kan men de aëtites vinden, een steen waarvan de vogel instinctief weet dat hij goed is voor zijn jongen. Niemand weet waar de arend die steen vindt. In de aëtites bevindt zich een andere steen, dat kun je horen als je ermee rammelt bij je oor. Hij is erg goed voor vrouwen in barensnood, omdat hij de weeën verkort, en houdt bovendien de boreling in leven. Hij werkt alleen bij mensen die rein van hart zijn, maakt degene die hem draagt onoverwinnelijk en zal zijn rijkdom vergroten. Men zegt dat deze steen Castor en Pollux veel geluk heeft gebracht. De arend is zo vrijgevig dat hij nooit een gast weigert, ook niet wanneer hij zelf lange tijd gevast heeft: ieder die wil kan meeëten. Maar als hij daardoor iets te kort komt, moet de | |
[pagina 65]
| |
Het hert is de aartsvijand van de arend
dichtstbijzijnde gast met zijn leven vergoeden wat de anderen te veel eten. Aristoteles zegt dat arenden twee jongen krijgen, hoewel ze drie eieren leggen. Een van de jongen erkennen ze echter niet, dat gooien ze het nest uit. Toch verzekeren de grootste geleerden ons dat er in arendsnesten wel eens drie jongen zijn aangetroffen. Nu verklaart Aristoteles dat uit één arendsei twee jongen kunnen komen - is dat geen wonder? In de boeken van Plinius kan men lezen dat donder en bliksem de arend niet deren en dat zijn rechterpoot groter is dan de linker. Als de arend merkt dat zijn jongen volgroeid zijn, jaagt hij ze weg, zodat ze zichzelf leren onderhouden en hun vader niet van zijn prooi beroven. Zo zouden alle ouders eigenlijk hun kinderen weg moeten jagen om hen te leren om voor zichzelf te zorgen. De doodsvijand van de arend is het hert. De arend drijft het hert met krachtige vleugelslagen steeds verder achteruit, tot het van de rotsen stort en te pletter valt. Het hert verblindt op zijn beurt de arend door stof in zijn ogen te schoppen. Ook met de draak heeft de arend geen vreedzame verhouding. De arend | |
[pagina 66]
| |
slaat hem met zijn vleugels en vlucht, maar als de draak de kans krijgt om zijn staart om de vleugels te slingeren, koelt hij zijn wraak op de arend. Als draken of mensen zijn nest naderen, dat op rotsen of in bomen is gebouwd, zet de arend zijn leven op het spel om zijn jongen te redden. Tot ze allemaal voor zichzelf kunnen zorgen laat hij ze geen moment alleen en hij neemt ze op zijn schouders om ze te leren vliegen. Alle roofvogels hebben ontzag voor de arend. Op dagen dat ze hem ontmoeten kost het ze meer moeite om een prooi te slaan. Alleen van de giervalken zegt de Glosse dat zij de arend meer dan eens aanvallen en doden. Verbeelden deze giervalken niet duidelijk de laaghartige verraders, die zich niet aan hun heer willen onderwerpen en diens gezag ondermijnen? God zal hen daarvoor straffen! Plinius vertelt dat er in het hoge Noorden een zeer groot soort arend voorkomt, die niet meer dan twee eieren legt. Deze vogel vangt een haas of een vos, stroopt zijn prooi, wikkelt de eieren in de vacht en legt ze in de zon. Verder bekommert hij zich niet om de eieren en als hij zijn jongen ziet, verzorgt hij ze niet langer dan tot de dag dat ze hun eigen voedsel kunnen vergaren. Het boek Koiranides zegt dat de arend in zijn wenkbrauwen twee stenen heeft waarmee men blaasstenen kan laten barsten. Wie 's nachts een arendssnavel onder zijn hoofd legt, zal alles kunnen dromen wat hij wil.
| |
BoomgansDe barliathes zijn vogels die aan hout ontspruiten, lezen we bij Aristoteles, wiens geleerdheid onuitputtelijk is. Ze zijn bij ons bekend als boomganzen. Naar men zegt ontstaan deze schepsels op natuurlijke wijze uit de rottingssappen van bepaalde | |
[pagina 67]
| |
Boomganzen groeien aan bomen die aan de kust staan
bomen die langs de kust groeien en die gaan rotten wanneer ze door de zee ontworteld worden. De ganzen hangen met hun snavel aan het hout, totdat ze zichzelf ervan losbreken. Zo worden ze tenminste in een aantal boeken beschreven. Er zijn echter ook veel mensen die beweren dat ze deze vogels met eigen ogen niet aan de stam, maar aan de boom hebben zien hangen. De veren van de barliathes zijn grijs en zwart. Boomganzen zien eruit als kleine ganzen en hebben zwarte poten, zoals eenden. Jacobus van Vitry vertelt dat de bomen waar ze aan groeien aan zee staan. Ze hangen niet aan de takken, zoals men bij de andere bomen ziet, maar met hun snavels aan de stam. Wanneer ze uit de boom vallen als ze nog jong zijn, sterven ze als ze niet snel het water bereiken. Ze leven van de dauw en van de sappen die de boom waar ze aan groeien afscheidt, maar vanaf het moment dat ze de boom verlaten voeden ze zich met water en gras. Vroeger werden ze gegeten in de vastentijd, maar Innocentius III vaardigde in het Vierde Concilie van Lateranen een algemeen verbod uit tegen dit gebruik.
| |
[pagina 68]
| |
CharadriusDe charadrius is een witte vogel, schrijft Isidorus van Sevilla. Met het vlees van deze vogel kunnen blinde ogen genezen worden. Als een charadrius bij een zieke wordt gebracht, kan hij er zekerheid over verschaffen of deze zal genezen of zal sterven: als hij de zieke niet aan wil kijken is deze ten dode opgeschreven, maar als de vogel zijn blik op hem vestigt, zal hij zeker herstellen. Met zijn blik verlost hij de mens van zijn kwalen, waarna hij ermee omhoog vliegt en de ziekte in het zonlicht laat verbranden. In vroeger tijden werden deze vogels door koningen gehouden. Alexander de Grote vond er een in Perzië, naar we lezen.
| |
ChoretesDe choretes is volgens Plinius een vogel die altijd met de raaf vecht. De raaf loert dag en nacht op wraak. Zodra ze de kans krijgen roven de vogels elkaars eieren en jongen. De vete tussen deze vogels doet mij denken aan de leken en de geestelijken - komt het ooit voor dat die het met elkaar eens zijn? Ik heb gezien hoe de geestelijken stonden te grijnzen als vier leken de vijfde naar de kerk droegen voor een uitvaartmis, en ik zag de leken lachen als de geestelijken moesten huilen.
| |
FeniksDe phoenix is een vogel uit Arabië, zeggen Isidorus van Sevilla, Jacobus van Vitry, Solinus en Ambrosius. Er is nooit meer dan één feniks tegelijk in de wereld. De vogel is zo groot als een arend en leeft driehonderd veertig jaar. Hij heeft een prachtige kop en een hals die niet minder mooi is dan die van een pauw. | |
[pagina 69]
| |
De hals lijkt van goud, met hier en daar een purperen veer, en de veren van zijn staart zijn schitterend geel, blauw en rood gekleurd. Als de feniks oud en zwak is geworden, zoekt hij een mooie, hoge boom op die bij een zuivere bron staat. Van wierook, mirre, kaneel en andere geurige kruiden bouwt hij een nest in de vorm van een altaar. Als de zon op zijn heetst is, brengt hij door verwoed met zijn vleugels te klapperen het hout, waar heerlijke geuren uit opstijgen, tot ontbranding. Dan laat hij zich in het vuur vallen en verbrandt hij tot as. Niet lang daarna verschijnt er in de as een worm, die weldra uitgroeit tot een vogel. Op die manier vernieuwt de feniks zich. Deze unieke vogel is voor de goede verstaander het zinnebeeld van Christus: de feniks heeft geen vader of moeder en Christus, onze dierbare broeder, heeft als mens geen vader en als God geen moeder. De feniks kiest met zorg de boom uit die bij de bron staat. Die boom is het kruis waarop onze hoop gevestigd is, de bron het doopsel dat ons van onze zonden reinigt. Het welriekende hout waarmee de feniks zijn vuur maakt, is het kruishout waar Jezus aan hing, dat Hij vele malen zegende, en ontstak met het vuur van Zijn liefde. Tot Zijn Vader bidt Hij - Die Zijn vader dierbaarder is dan alle specerijen van de wereld -om vergiffenis voor ons. Christus, onze feniks, brandde in het vuur van de liefde totdat Hij tot as verging. Op de derde dag is Hij verrezen en daarna is Hij ten hemel gevaren. Dit komt overeen met de feniks, want uit de as daarvan ontstaat een worm, die daarna veren en vleugels krijgt als van een vogel. Dat de feniks driehonderd veertig jaar leeft voordat hij gebrekkig wordt van ouderdom, betekent dat Jezus vierendertig jaar op aarde leefde van de aankondiging van Zijn geboorte door de engel tot Zijn dood - neem één jaar voor iedere tien jaar van de feniks, en u zult zien dat het uitkomt. Isidorus vertelt ons iets wonderbaarlijks over de feniks. Er is een stad in Egypte die Heliopolis heet, de Zonnestad. In de tijd | |
[pagina 70]
| |
van het Oude Testament werd er in die stad een tempel gebouwd ter ere van God, naar het voorbeeld van de tempel van Salomo. Op een dag kwam er een feniks naar het vuur op het altaar gevlogen, zijn vleugels beladen met kostbaar, welriekend hout, en verbrandde er zichzelf. De volgende dag vond de priester in de as een wormpje, dat heerlijk rook. Een dag later had het wormpje vleugels en de dag daarop was het al volgroeid, nam het afscheid van de priester en is het weggevlogen. U kunt dit lezen bij Isidorus. Haymo, een groot geleerde, schrijft dat Onze Lieve Vrouwe naar deze stad ontkwam toen Herodes de kinderen liet doden, en er geruime tijd bleef wonen. De feniks liet door zijn gedrag in Heliopolis zien dat de ware feniks die plaats ook zou bezoeken.
| |
GracocendrioenDe gracocendrioen is een vogel uit het Oosten die bewonderenswaardig kuis en gematigd leeft. Van alle levende wezens is het deze vogel die zich met het minste aantal paringen voortplant. Hij paart eens per jaar en alleen om jongen te krijgen: geen dier wordt minder door wellust beheerst. Schaam je daarom, mens! Terwijl je toch met rede begiftigd bent, geef je altijd zonder na te denken toe aan onkuise verlangens en kun je geen maat houden zoals de gracocendrioen. Je verteert je zwakke vlees door je over te geven aan onkuisheid en bespoedigt je dood met ernstige ziekten en kwalen!
| |
GriffioenDe grifis of griffioen is volgens Jacobus van Vitry een angstaanjagende vogel. Griffioenen zijn zo groot dat ze gewapende mannen kunnen doden. Hun klauwen kunnen - net als hoorns - ge- | |
[pagina 71]
| |
bruikt
De klauwen van de griffioen kunnen gebruikt worden als drinkbeker
worden als drinkbeker. Deze vogels komen voor in Skythia, een gebied niet ver van India, waar ze op een ontoegankelijke plaats goud en edelstenen bewaken. Mensen dringen er zelden door, want zodra deze monstervogels een mens zien, storten ze zich op hem en doden ze hem, als waren zij door God geschapen tot bestraffing van de hebzucht. Er leeft in dat land een volk van eenogen, de Arimaspen, die de griffioenen bevechten en hun de smaragden ontroven die ze bewaken en die daar meer waard zijn dan alle andere edelstenen. Wie dit na wil lezen kan het beschreven vinden in de Glosse op de boeken van Mozes: griffioenen zijn vogels met vier poten en met de vleugels en kop van een arend, maar zo veel groter dan arenden dat hun voorkomen elke beschrijving tart. Van achteren lijken ze op leeuwen. Monsters zoals deze komen naar verluidt veel voor in de bergen van Hyperborea. Ze haten paarden en mensen. Experimentator zegt dat griffioenen een agaatsteen in hun nest leggen, vanzelfsprekend omdat ze daar profijt van hebben. Het kan niet ontkend worden dat God deze steen heeft geschapen en hem kracht heeft gegeven tot heil van de mensheid.
| |
[pagina 72]
| |
HaanDe gallus is in onze taal de haan. 's Nachts en overdag geeft hij met zijn gekraai onvermoeibaar de uren aan, klapperend met zijn vleugels voor hij zich laat horen. Rond middernacht klinkt zijn lied luid, overdag klinkt het zachter. Hanegekraai draagt ver op de wind. Het brengt paarden tot rust en kamelen gaan er harder van lopen. Boze geesten verdwijnen bij het eerste kraaien van de haan. Hanen eten veel kruiden waar andere dieren aan dood zouden gaan. Ze gaan tegelijk met de zon slapen. Leeuwen zijn bang voor witte hanen. In oude boeken kan men lezen dat oude hanen het ei leggen waar de gehate basilisk uit kruipt. Om zo'n dier voort te brengen is wel een niet geringe samenloop van omstandigheden vereist: de haan legt zijn ei in warme mest, waarin het door de natuur wordt uitgebroed. Het dier dat uit het ei komt is een haan met een slangestaart. Mensen die het basiliskeëi gezien hebben, zeggen dat het geen schaal heeft, maar omsloten wordt door een stevig, beschermend vel. Er zijn mensen die denken dat het wordt uitgebroed door een pad of door een slang, maar dat zijn fabeltjes. Als een haan de overwinning heeft behaald, stapt hij trots
Boze geesten verdwijnen bij het eerste kraaien van de haan
| |
[pagina 73]
| |
rond, hij kraait victorie en zet een hoge borst op; de verliezer kruipt in het stof. Maar als zijn hennen doodgaan, houdt de haan van verdriet op met kraaien.
De ibis verdelgt gevleugelde slangen
| |
IbisDe ibis is een vogel die zich ophoudt aan de oevers van de Nijl, zegt Solinus. Hij zoekt slangeëieren voor zijn jongen, die niets liever eten: onvermoeibaar verslindt de ibis het duivelsgebroed. Een keer per jaar verzamelen de gevleugelde slangen zich in Arabië om uit te vliegen en dood en verderf te zaaien in de wereld. Maar voordat ze het land verlaten worden ze in de lucht onderschept door een vlucht ibissen, die geen enkele slang uit deze op kwaad beluste zwerm levend laten ontkomen. Het vergif van de slangen is zo gevaarlijk dat mensen er op slag dood door blijven, nog voor ze goed en wel beseffen dat ze zijn gebeten, maar ibissen zijn ertegen bestand. Isidorus van Sevilla zegt dat de ibis water in zijn bek neemt als hij last heeft van een verstopping, en zichzelf een lavement toedient. Hij is altijd te vinden in de nabijheid van moerassen, rivieren of de zee, speurend naar dode vissen of kadavers van dieren. | |
[pagina 74]
| |
Ooievaar
Alle ibissen zijn wit, behalve die in de Egyptische stad Pèlousion, die zwart zijn. Sommige mensen denken dat de ibis en de ooievaar een en dezelfde vogel zijn, maar dat is niet zo, tenzij men ibissen wil zien als een soort ooievaars waar niemand zich een voorstelling van kan maken omdat ze nog nooit in Europa gezien zijn. Plinius vermeldt dat ibissen een kromme snavel hebben, terwijl ooievaars een rechte snavel hebben. Flavius Josephus beschrijft hoe Mozes, toen hij nog een jongeman was, met een machtig Egyptisch leger naar Ethiopië marcheerde. Toen hij dwars door een woestijn trok die wemelde van de gifslangen, ving Mozes een groot aantal ibissen en stuurde hij ze voor het leger uit, dat onder zijn bevel stond. De vogels verdreven de slangen, zodat de soldaten ongedeerd bleven en bij verrassing Ethiopië konden binnenvallen. Mozes veroverde dadelijk het land en nam de hoofdstad Saba in. Hij onderwierp Ethiopië en nam de koningin van het land tot vrouw.
| |
KalanderleeuwerikDe calendris is de kalanderleeuwerik, die met de lieflijke klanken van zijn lied bijna alle andere vogels overtreft en daarom in vogelkooien gevangen wordt gehouden. Toch lijkt hij zijn | |
[pagina 75]
| |
droevig lot volkomen te vergeten en zingt hij de hele dag het hoogste lied, alsof zijn gevangenis de hemel op aarde is. In het lied dat opstijgt uit zijn keel bootst hij de andere vogels na. Deze vogel is het zinnebeeld van de mens die in de ban is van de liefde, een kerker, tegelijk vreselijk en heerlijk. Zijn gedachten worden beheerst door de genoegens van feestvreugde en gezang en hij zingt een loflied op de kerker van de liefde, waarin hij zich in het paradijs waant.
| |
MeeuwMeauca is de Latijnse naam van de meeuw. Meeuwen zijn ondanks hun mooie veren verachtelijke vogels, klein, maar zeer kwaadaardig. Meeuwen leven van zeevis, maar er is geen prooi waar ze meer op belust zijn dan drenkelingen, die ze altijd eerst de ogen uitpikken. Als er storm op komst is, krijsen ze verheugd bij het vooruitzicht van prooi. Meeuwen lijken sprekend op rijke vrekken, die reikhalzend uitzien naar de dure tijden waardoor de armen geteisterd worden. Ze wrijven zich in hun handen bij het vooruitzicht van grote winsten - maar uiteindelijk zullen ze zelf ten prooi vallen aan de duivel.
Meeuwen pikken drenkelingen de ogen uit
| |
[pagina 76]
| |
MemnonsvogelMemnonides zijn vogels die in Egypte voorkomen, naar Isidorus van Sevilla verklaart. Hun naam ontlenen ze aan die van koning Memnon, die de dood vond voor de muren van Troje. Als ze vijf jaar oud zijn, komen ze uit Egypte in grote zwermen naar het gebied gevlogen waar Troje lag en waar Memnon begraven ligt. Eerst vliegen ze twee dagen rond zijn graf. Op de derde dag verliest hun spel zijn onschuldige karakter: ze scheuren elkaar aan stukken en richten een vreselijke slachting aan onder elkaar.
Papegaaien drinken graag wijn
| |
PapegaaiPsittacus, de papegaai, wordt beschreven door Solinus en Jacobus van Vitry. Papegaaien hebben groene veren en een ring als van bladgoud rond hun hals. Door hun grote, brede tong kunnen ze woorden vormen op dezelfde manier als mensen. Wanneer ze een of twee jaar oud zijn, leren ze het makkelijkst en onthouden ze alles wat hun wordt ingeprent. Hun snavel is zo krom en sterk, dat ze er hun val mee kunnen breken als ze van grote hoogte op een rotsblok vallen. Hun kop is zo hard, dat het nodig is om ze met een stuk ijzer te slaan | |
[pagina 77]
| |
wanneer ze leren praten. Papegaaien gebruiken hun poten om voedsel in hun bek te steken. Ze broeden in de bergen van Gilboa, waar het zelden of nooit regent, omdat ze doodgaan als ze nat worden. Papegaaien besteden veel zorg aan hun staart, die ze vaak opstrijken en kammen met hun snavel. Ze drinken graag wijn. Toen Karel de Grote op een keer met zijn leger door de wildernis van Griekenland trok om de zee over te steken, kwamen er papegaaien naar hem toe die zeiden: ‘Gegroet, keizer!’ Op dat moment was Karel koning van heel Frankrijk, pas daarna werd hij Rooms-keizer: zo kwam de voorspelling van de papegaaien uit. Paus Leo ontving van iemand als beleefdheidsgeschenk een papegaai die honderd uit praatte. Onderweg naar de paus zei de vogel: ‘Ik ga naar de paus,’ en zodra hij de paus zag, begroette hij hem twee keer achter elkaar. Dit viel bij de paus zo in de smaak, dat hij zich daarna graag vermaakte door tegen zijn papegaai te praten.
| |
PelikaanDe pelicanus is volgens de Heilige Augustinus en de zeergeleerde Isidorus van Sevilla een grijze vogel. Hij komt voor in Egypte, aan de Nijl. De liefde voor zijn jongen is zijn opvallendste eigenschap. Toch doodt het ongelukkige dier zijn jongen wanneer hij niet langer kan verdragen dat ze ongeduldig op hun voedsel zitten te wachten. Drie dagen lang rouwt hij om hen. Op de derde dag rijt hij zijn zijde open en wekt hij zijn jongen met zijn rode bloed op uit de dood. Pelikanen kunnen hun jongen ook weer tot leven wekken als ze ten prooi zijn gevallen aan een gifslang. De pelikaan en de slang zijn aartsvij-anden; de pelikaan is een onvermoeibare slangendoder. Experimentator beschrijft hoe verzwakt de pelikaan is nadat | |
[pagina 78]
| |
De pelikaan wekt zijn jongen met zijn bloed tot leven
hij zijn bloed heeft uitgestort over zijn innig geliefde gebroed, zodat hem de kracht ontbreekt om uit te vliegen en voedsel te zoeken. Zijn hachelijke toestand dwingt de jongen niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hem voedsel te verzamelen. Eén jong is zo lui, dat het door zijn slechte karakter omkomt in het nest. Een ander jong vliegt uit maar laat zijn ouders aan hun lot over. Nog andere jongen, die welopgevoed en verstandig zijn, vergeten niet alles wat hun ouders voor hen gedaan hebben en voorzien hen van voedsel. Wanneer de oude pelikanen weer op krachten zijn gekomen, koesteren ze de jongen die zich zo edel hebben gedragen - de andere jagen ze weg. Er zijn twee soorten pelikanen. De eerste leeft in bossen en eet slangen, de tweede zoekt zijn voedsel in het water. Pelikanen kunnen van nature niet vet worden, omdat ze een darm hebben die hun keelgat rechtstreeks met hun aars verbindt. Voedsel kan dus nooit lang in het lichaam blijven. Het boek van de oude wijsgeren vertelt over een wonder dat ieder jaar in Lycië gebeurt. Roofvogels en andere vogels verzamelen zich daar in een bepaalde maand bij een rivier voor een | |
[pagina 79]
| |
fel gevecht, waarbij veel van hen gewond raken en de veren in het rond stuiven. Van die veren - waarvan een groot deel afkomstig is van pelikanen - maken de Lyciërs bedden. Laat de betekenis van de pelikaan, die zijn jongen van het leven berooft als straf voor hun verderfelijke gulzigheid en ze met zijn bloed weer opwekt uit de dood, eens goed tot u doordringen. Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld, die lange tijd dood was geweest en in diepe ellende in het voorgeborchte van de hel verbleef, totdat zijn lot het medelijden wekte van de Heer, Die ons met Zijn bloed vrijkocht en levend maakte. Christus was de ware pelikaan. Wie bekommeren zich heden ten dage om hun medechristenen, de leden van Christus' lichaam, die in armoede verkwijnen? In hen kan men Jezus, Die voor ons Zijn bloed vergoot, voeden zoals men een zieke zou voeden. Maar er zijn ook luie, slechte kinderen, die zichzelf niet kunnen voeden, en God niet dankbaar zijn voor Zijn offer: zij sterven in het nest. Dit zijn de joden, die uiteindelijk voor eeuwig naar de hel worden verbannen, omdat ze traag van geloof zijn en blijven wachten op de Verlosser. Er zijn ook jongen die uitvliegen, maar zich niet om hun vader en moeder bekommeren en alleen zichzelf te goed doen. Dit zijn redeloze heidenen, die zich van God afkeren en in hun verdwaasdheid afgoden aanbidden. De goede kinderen gedenken het lijden en de dood van Jezus Christus, Die aan het kruis verkwijnde van dorst en ons behield door het vergieten van Zijn bloed. Zij danken Hem door Zijn leden, de armen van deze wereld, genadig te voeden. Zalig zijn zij, die hieraan denken, want als Hij weerkomt in Zijn volle glorie, zal Hij in de hemel Zijn dankbaarheid tonen en hen voeden met Zijn eeuwige loon. Maar de luiaards en de zondaars en degenen die traag van geloof zijn zal Hij in de hel storten. | |
[pagina 80]
| |
Met haar oor op de grond kan de snip de wormen horen kruipen
| |
SnipDe nepa kennen wij als de snip, een vogel die volgens de boeken zo'n scherp gehoor heeft dat ze met haar oor op de grond kan horen of er wormen in de aarde zitten of niet. Dan steekt ze haar lange snavel in de grond en trekt ze de wormen eruit. Overdag verschuilt ze zich in de struiken, tegen de avond en vroeg in de ochtend komt ze te voorschijn. Dat is het moment waarop de snip gevangen kan worden. Het vlees van deze vogel is gezond, doordat het zo licht verteerbaar is.
| |
SperwerNisus, de sperwer, is voor edelen een bekende en geliefde vogel. Het is een roofvogel die geen gezel aan haar zijde duldt. Uit afgunst, zeggen sommigen, maar anderen beweren dat het voorkomt uit hoogmoed, omdat de sperwer de eer van iedere overwinning voor zichzelf wil opeisen. Het aannemelijkst lijkt mij echter dat zij gezelschap schuwt omdat zij niemand wil laten delen in haar buit. De sperwer vergrijpt zich bovendien aan de musket (het mannetje van de sperwer). Volgens Aristoteles druist het tegen de natuur van alle roofvogels in om verwanten te doden - alleen de sperwer mist deze edele eigen- | |
[pagina 81]
| |
schap. Het is een grote schande voor de mensheid, dat elk dier zijn soortgenoten ongemoeid laat, hoe bloeddorstig of kwaadaardig het ook is en of het van prooi leeft of niet. Alleen de mens en de sperwer zijn hier ongevoelig voor. De wilde sperwer vangt in de winter iedere avond een vogeltje en houdt dat 's nachts in haar klauwen om haar poten warm te houden, 's Ochtends laat ze het vriendelijk weer vliegen. Een behartigenswaardig verhaal, lijkt mij: wees altijd dankbaar en schik u naar uw gastheer. De edelste soort sperwer nestelt in struiken, de gewone sperwer, die weinig waard is, broedt in hoge bomen. Onthoud deze wijze les: hoe edeler gebroed, hoe meer ootmoed.
| |
StruisvogelDe struthio, de struisvogel, is een grote vogel met de poten van een kameel. In de broedtijd wacht de struisvogel met het leggen van eieren tot ze de Plejaden aan de hemel ziet verschijnen, het sterrenbeeld dat de warmste tijd van het jaar aankondigt, waarin men begint met oogsten. Ze legt haar eieren, bedekt ze
Struisvogels eten ijzer
| |
[pagina 82]
| |
Paarden zijn doodsbang voor struisvogels
met zand en vergeet de plaats waar ze het broedsel terug kan vinden volkomen. De tijd en de natuur moeten ervoor zorgen dat de eieren uitgebroed worden, omdat het haar zelf te veel moeite is. Volgens Aristoteles kunnen struisvogels nauwelijks vliegen. Ze eten - het is echt waar! - ijzer. Ze kunnen zich niet van de aarde verheffen, maar lopen als viervoeters. Hun snelheid is dank zij hun vleugels even groot als die van een paard. Struisvogels koesteren een diepe haat jegens paarden en de aanblik van een struisvogel alleen al is voldoende om paarden angst aan te jagen. Als struisvogels voor mensen moeten vluchten, grijpen ze met hun gespleten poten stenen om hun achtervolgers mee te bekogelen. Ze zijn zo dom, dat ze denken dat niemand hen meer kan zien als ze hun kop in het struikgewas verstoppen. Struisvogeleieren worden opgehangen in kerken. Struisvogels hebben de afmetingen van een middelgrote ezel.
| |
Vlaamse gaaiGarrulus is de naam van een vogel die zich in struikgewas en braamstruiken ophoudt en meer rumoer maakt dan alle andere | |
[pagina 83]
| |
De Vlaamse gaai bespot alles en iedereen
vogels - vandaar ook zijn naam, die ‘praatziek’ of ‘luidruchtig’ betekent. Zijn Franse naam is geai. Hij fladdert van boom tot boom en krijst meer dan hij zingt. Gaaien kunnen niet op één plaats blijven zitten. Ze bespotten alles en iedereen, mensen, dieren en vogels, en bootsen de geluiden van andere vogels na. In hun dwaasheid zijn ze niet altijd op hun hoede en vallen dan in de klauwen van de sperwer. Gaaien hebben bonte veren. Experimentator schrijft dat ze vaak van pure dolzinnigheid in de takken verstrikt raken en zichzelf verhangen. De gaai is volgens mij het zinnebeeld van die bont uitgedoste muzikanten en andere kunstenmakers die niet te vertrouwen zijn. Ze vertellen de hele dag fabeltjes en leugens en maken iedereen belachelijk, ridders, geestelijken, burgers, edelvrouwen en dienaars. En maar al te vaak komt een van hen ten val als hij niet oplet wanneer hij staat te toeteren, te fluiten en kwaad te spreken en zo een makkelijke prooi wordt voor de sperwer uit de hel. Je hoort maar zelden dat het goed afloopt met die kunstenmakers: er zijn volgens mij evenveel heiligen onder als er zwarte zwanen zijn! | |
[pagina 84]
| |
Met lichtzinnige muzikanten loopt het zelden goed af
| |
VleermuisDe vespertilio heet in onze taal ‘vleermuis’. Vleermuizen vliegen alleen 's avonds laat. In de winter ziet men ze niet. Ze eten bijna niets. Schijnbaar levenloos hangen ze aan muren en in holen, maar als ze in de open lucht worden gebracht komen ze tot leven en vliegen ze weer terug om te gaan slapen. Vleermuizen hebben geen veren en lijken op muizen. Ze krijgen jongen en zogen die, ook net als muizen; andere vogels doen dat niet. Ze hebben een staart en vleugels, die alleen uit vel bestaan. De moeder kan terwijl ze vliegt twee jongen dragen. Vleermuizebloed, gemengd met een bepaald kruid, carduus, is een goed middel tegen slangebeten. Het wordt in oude boeken ook aanbevolen als haargroeimiddel: smeer het op een plaats waar het haar uitgetrokken is en het zal weer gaan groeien. Verstop zonder dat ze het merkt vleermuizebloed onder het hoofd van uw vrouw als ze slaapt, en ze zal spoedig zwanger worden. Dit alles kan men lezen in het boek van de oude wijsgeren. | |
[pagina 85]
| |
Vleermuizen eten alleen muggen. Hun poten zijn verbonden met hun vleugels en hun staart. Vleermuizen hebben geen snavel maar tanden, wat ook weer anders is dan bij alle andere vogels. In India komen vleermuizen voor die groter zijn dan duiven en een gebit hebben als mensen, waarmee ze neuzen, oren en andere lichaamsdelen afbijten.
| |
WielewaalDe oriolus is genoemd naar het geluid dat hij maakt. Zijn veren zijn wondermooi, als van goud. Hij maakt zijn nest in bomen. Met deze vogel wordt volgens mij de wielewaal bedoeld. De wielewaal heeft mooie veren, maar zijn uitwerpselen verspreiden zo'n walgelijke stank, dat hij er zelf voor terugdeinst. Ja, de stank ervan is zó groot, dat hij eraan dood kan gaan als ze hem bereikt. Verhef u niet op de schoonheid van uw lichaam, ellendige sterveling. Als u de hand in eigen boezem wilt steken, vindt u voldoende om u voor te schamen. Wij zijn allen stof.
Voor zijn dood zingt de zwaan het hoogste lied
| |
[pagina 86]
| |
ZwaanDe cignus is in het Nederlands een zwaan. Zwanen zijn helemaal wit, niemand heeft ooit een zwarte zwaan gezien. Hun vlees is zwart. Kort voor zijn dood zingt de zwaan vol overgave een prachtig lied. In de paartijd vlechten zwanen gracieus hun halzen in elkaar. Na het paren reinigen ze zich grondig met water. Hun kracht schuilt in hun vleugels. Ze broeden bij voorkeur langs het water. |
|