België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4
(1984)–Paul Louyet– Auteursrechtelijk beschermdHet verzet
[pagina 43]
| |
4 De ‘koeriers’Het ergste wat een ‘koerier’ kon gebeuren was in de handen van de Duitsers te vallen. Natuurlijk omdat hij bijzonder weinig kans had om het er levend af te brengen; ook omdat het materiaal dat hij transporteerde heel wat dingen zou verraden, moesten de Duitsers het kunnen ontcijferen. Ze zouden hierdoor vernemen wat de geallieerden over hen wisten en een kans méér krijgen om door te dringen tot de inlichtingsdienst zelf, misschien ook wel tot de bron van inlichtingen. Vandaar dat de inlichtingsdiensten van den beginne af hebben getracht het vervoerde materiaal, de microfilms, zodanig te behandelen, dat het zowel onleesbaar was voor oningewijden als gemakkelijk te vernietigen. Om de micro-films onleesbaar te maken heeft men in de schoot van de dienst Clarence een home-made, do-it-yourself methode uitgevonden waarvan men het fijne moest weten wilde men de microfilms kunnen ontcijferen. Dat gebeurde op de volgende wijze. Nadat de documenten gemicrofilmd waren ging men die niet, zoals dat voordien wel gebeurde, ontwikkelen. Men fixeerde de pellicule in het duister zodat die, wanneer men ze bij daglicht bekeek, volledig doorschijnend was en, omdat het licht er op het eerste gezicht schijnbaar niet op had ingewerkt, er nog maagdelijk uitzag. Telkens er dan films in Groot-Brittannië aankwamen, werden die erg lang ontwikkeld in een bad met parafenyleendiamine en zilvernitraat, tot ze een volwaardig beeld gaven. Omdat men het volume nog meer wilde verminderen en ook om eventueel de microfilms gemakkelijker te kunnen vernietigen, is men nog een stapje verder gegaan en heeft men een procédé ontwikkeld om de films te ‘depelliculiseren’. Dat wil zeggen dat men de emulsie, waarop het beeld werd geïmpressioneerd, van de gelatinedrager scheidde, die, met het oog op de stevigheid, veel dikker en harder was dan de emulsie maar ook omvangrijker. Men hield dan alleen de emulsie over, die veel minder plaats innam en die eventueel kon worden ingeslikt en verteerd. Wanneer de microfilms het laboratoriumstadium verlieten, werden ze aan Engeland doorgespeeld. Ook hier heeft men verschillende mogelijkheden geprobeerd. Een ervan was het overbrengen van berichten met postduiven. De Engelsen wierpen postduiven over West-Europa uit in de hoop dat het verzet ze zou voorzien van inlichtingen en ze dan weer loslaten, waarop ze de terugreis naar Engeland zouden ondernemen. Deze methode, die op het eerste gezicht nogal ver gezocht leek en enorm veel aan het toeval moest overlaten, heeft hier en daar wel resultaten opgeleverd. Maar erg betrouwbaar was ze niet. De duiven hadden uiteraard geen voorkeur voor de Duitsers of het verzet en gingen in Engeland niet verraden wie van de twee microfilms aan hun pootjes had gehangen. Veel duiven kwamen trouwens nooit meer terug van de reis want het bleek een gewoonte van die vogels te zijn dat ze op hun terugreis naar de Britse eilanden even op adem wilden komen op de kust van het ‘Pas de Calais’-departement in Frankrijk. Daar werden ze dan door de Duitsers onder vuur genomen en meestal afgemaakt, terwijl de microfilms vanzelfsprekend in vijandelijke handen vielen. Een andere methode om de informatie, die de inlichtingsdiensten niet draadloos over konden seinen, snel in Engeland te krijgen, en die naarmate de oorlog vorderde met nogal wat bijval werd toegepast was de ‘mail-pick'up’. In den beginne landde een licht vliegtuig, meestal een Lysander of een Hudson, om van het verzet het nodige materiaal in ontvangst te nemen en dan zonder verwijl weer te vertrekken. Later heeft men een nog sportievere wijze ontwikkeld en een zak met microfilms opgehan- | |
[pagina 44]
| |
gen aan een soort van waslijn tussen twee hoge palen. Het vliegtuigje streek neer tot op een heel laag niveau, pikte dan met een haak de zak op en verdween onmiddellijk weer. De aard van het Belgische terrein, de dichtheid van de bevolking, het gebrek aan voldoende landingsterreinen, om niet te spreken van de weersomstandigheden, heeft dit systeem minder toepassingsmogelijkheden gegeven in ons land dan in Frankrijk. Welke mogelijkheden boden meer kansen? Uiteraard de zee, natuurlijk. Maar tussen de Nederlands-Belgische kust of de Franse Kanaalkust en Engeland hebben de Duitsers een dergelijke blokkade ingesteld dat men onmogelijk kon bouwen op een regelmatige, snelle lijn voor de inlichtingsdiensten over zee. Daardoor komt het dat, al erg vroeg, de weg naar het Zuiden werd geexploreerd; eerst om het kontakt met Londen tot stand te brengen, om hen te zeggen dat zij bestonden en hulp nodig hadden, later om het niet telegrafieerbaar materiaal langs deze weg over te brengen.Ga naar voetnoot* Waarom het Zuiden? Het zal in de volgende hoofdstukken over de ontsnappingslijnen worden duidelijk gemaakt waarom het Zuiden zekere waarborgen bood. Intussen moge het volstaan te zeggen dat, althans tot einde 1942, een gedeelte van Frankrijk niet door de Duitsers werd bezet.Ga naar voetnoot*5 Er was daar een soort collaboratieregime tot stand gekomen onder Maarschalk Pétain en Pierre Laval, dat op een zekere sympathie van de Duitsers kon rekenen. In onbezet Frankrijk was er minder controle dan in de bezette gebieden. Er waren trouwens ook aanknopingspunten voor het Belgische verzet; enkele hiervan waren opgericht na de Belgische capitulatie, voor de Belgische vluchtelingen. Denk maar aan de Belgische zendingen in Marseille, Lyon en Toulouse. Ook had, in onbezet Frankrijk de de facto geallieerde van Engeland, de Verenigde Staten, nog een ambassade en consulaten tot einde 1941. Zo heeft o.m. de Amerikaanse ambassade in Vichy en het Amerikaanse consulaat in Lyon enorme diensten bewezen. Men vernam evenwel vrij spoedig in bezet België dat er in het Zuiden ook twee interessante Belgische steunpunten waren. Eén ervan was Montpellier, waar heel wat Belgische militairen, die niet naar België wensten terug te keren, waren gebleven; het andere was Limoux, meer de richting van Spanje uit, waar zich een Belgische militaire opslagplaats bevond. Het depot werd geleid door een Belgische commandant, Hervé Doyen, die vrij spoedig de schuilnaam Benoît aannam en, onder het mom van zijn officiële taak, een schakel tussen het | |
[pagina 45]
| |
1
2
3
4
5
De inlichtingsdienst Luc Marc aan het werk: (1) het microfilmen van koeriers (2-4) de microfilms (5) enkele schetsen van kentekens | |
[pagina 46]
| |
1
2
3
4
5
6
(1) De eerste Belgische radio-operateur, Constant Martiny (rechts), op 13 oktober 1940 in België geparachuteerd met een zender (2) Een ‘code’ (3-5) Geheime radiozenders (6) De eerste zendertjes van ‘Clarence’ | |
[pagina 47]
| |
Belgische verzet en Engeland vormde. Over Benoît zijn de meningen nogal uiteenlopend. Zo het onloochenbaar is dat commandant Doyen zowel Groot-Brittannië als de Belgische regering in Londen inlichtingen toespeelde, Belgische militairen de Pyreneeën overhielp en fungeerde als basis of transitplaats, werd het hem door Londen verweten dat hij de inlichtingen, die hij doorzond, ook en voorafgaandelijk meedeelde aan het Franse Deuxième Bureau van Vichy, van maarschalk Pétain. Dat gaf aanleiding tot de veronderstelling dat de | |
[pagina 48]
| |
Engelsen alleen die inlichtingen kregen die Vichy hen gunde. Het duurt dan ook niet lang of de Belgische regering in Londen probeert Doyen te vervangen (ze roept hem trouwens naar Londen) door een andere Belgische militair, commandant Pierre Bouriez, die zich in Montpellier is gaan vestigen. Bouriez, voor de oorlog zakenman in Frankrijk, richt vanuit Montpellier een aantal steunpunten op, pleisterplaatsen als het ware die door de ‘koeriers’ op hun tocht van België naar Spanje en Portugal aangedaan kunnen worden.Ga naar voetnoot*6 Hier kunnen zij afgelost worden of voorzien van nieuwe papieren, Spaans geld, andere kleren, enz. en in contact gebracht met gidsen, die hen over de Pyreneeën kunnen helpen tot in Spanje, dat neutraler en toegeeflijker zal worden naarmate de oorlog vordert en de geallieerde molens sneller beginnen te malen dan de Duitse. Ofschoon er in Spanje zelf geen Belgische ambassade meer is, werken er nog Belgische consulaten, o.m. in Barcelona en San Sebastian, en zijn ook de Engelse en Amerikaanse ambassades en consulaten bijzonder actief. Als de koerier in vertrouwde handen geraakt is, gaat het snel verder, meestal naar Lissabon. Dit systeem, dat een tijdlang voldoening geeft zal, omstreeks einde 1942, achterhaald worden door de feiten, althans wat het gedeelte van de reisweg in Frankrijk betreft. Ten eerste wordt Pierre Bouriez door de Duitsers aangehouden. Ten tweede vallen de geallieerden Noord-Afrika binnen, bezetten zij de Franse overzeese gebieden en zowat de hele zuidelijke oever van de Middellandse Zee. Als tegenmaatregel gaan de Duitsers heel Frankrijk bezetten, waardoor het Zuiden veel van zijn aantrekkelijkheid verliest. Ook wenst de regering in Londen het systeem van de koeriers beter te coördineren en besluit ze alle wegen te doen lopen over één centrale, die de Poste Central de Courrier, P.C.C., genoemd zal worden. De leider ervan, William Ugeux, vestigt zijn dienst in het gedeelte van Frankrijk dat door de Italianen werd bezet, in Grenoble. Maar of de weg uit België door Frankrijk heen naar Spanje nu leidt over Limoux, Montpellier of Grenoble, het gevaarlijkste, moeilijkste gedeelte blijven de Pyreneeën. Meestal, en zeker tot einde 1942, verkiezen de ‘koeriers’ van de inlichtingsdiensten de Oostelijke Pyreneëën, en vertrekken ze uit Perpignan met bestemming Barcelona. Maar nadat de Duitsers heel Frankrijk bezetten en nu ook de Oostelijke Pyreneeën controleren, gaat de weg ook vaak over de Westelijke Pyreneeën, door de vallei van de Iraty heen in de omgeving van Saint-Jean-Pied-de-Port.Ga naar voetnoot*7 Daar had de P.C.C. een aftandse houtzagerij opgekocht en de kabelbaan, die haar vóór de oorlog | |
[pagina 49]
| |
1
2
3
4
5
6
7
(1) De dienst Zéro, van links naar rechts Ugeux, Kerkhofs, Hachez (2) De stichter van Luc, Georges Leclercq (3) Kommandant Hervé Doyen, ‘Benoît’ (4) Kommandant Pierre Bouriez, ‘Sabot’ (5) Thérèse de Radiguès en Hector Demarque van ‘Clarence’ (6) De ploeg van de inlichtingsdienst ‘Beagle’, gespecialiseerd in de berichtgeving over de meteorologie (7) De zendinstallatie van ‘Mill’ | |
[pagina 50]
| |
1
2
3
4
5
Het Duitse opsporingsstation van geheime zenders te Werchter | |
[pagina 51]
| |
met hout uit de bergen bevoorraadde, weder opgericht. Men haalde opnieuw hout uit de bergen, men trok tegelijk de pakken koerier de hoogte in. Als ze boven waren gekomen, lagen de eerste Engelse en Belgische diplomatieke posten in San Sebastian niet ver meer af. Deze functioneren als relais met Lissabon, uitvalspoort naar Engeland. Is de tocht van de ‘koeriers’ over zoveel grenzen, over de Pyreneeën, met aanzienlijke hoeveelheden materiaal, altijd een ware lijdensweg geweest, dan heeft de andere mogelijkheid tot contact met Engeland, de radioverbinding, het niet minder lastig gehad. |
|