vatieve kringen, die aanvankelijk Theunis steunden, niet stilaan de overtuiging hadden opgedaan, dat van Zeeland's argumenten moesten aanvaard worden.
Een jonge Leuvense ekonomist, professor Baudhuin, wiens konservatieve inzichten een waarborg zijn voor de ernst en de juistheid van zijn diagnose, steekt het vuur aan de lont.
Hij houdt voor een goed uitgekozen echokamer, de Société d'Expansion et d'Etude te Luik, in maart 1935 een toespraak die veel opschudding verwekt. Professor Baudhuin betoogt inderdaad dat het beter gaat; het gaat beter in de Verenigde Staten, in Engeland, in Duitsland; het gaat haast overal beter, behalve in België. De redenen hiervan zijn duidelijk: in de Verenigde Staten en Engeland heeft men de gouddekking van de valuta verminderd en de dollar en het pond sterling zwaar gedevalueerd. Het resultaat hiervan is dat de betrokken landen in het buitenland hun produkten gemakkelijker kwijtgeraken, dat daarom hun uitvoer stijgt, de fabrieken weer openen, de werkloosheid vermindert. Kortom, professor Baudhuin resumeert de konjunktuurvoorstellen van het Plan en de ideeën van de konservatieve kringen waartoe zowel hijzelf als Paul van Zeeland behoren.
Voor België is zijn besluit duidelijk. Onze prijzen liggen gemiddeld 10 à 15 % hoger dan deze in andere landen. Willen wij uit het slop geraken dan moeten onze prijzen drastisch worden verminderd. En er zijn maar twee middelen: ofwel de deflatiepolitiek nog onverbiddelijker toepassen dan totnogtoe en de lonen zodanig verminderen, dat onze prijzen op internationaal konkurrentiepeil komen te liggen, ofwel de Belgische frank devalueren.
Hiermede valt voor het eerst, en bijna officieel, van konservatieve zijde het hoge woord. De toespraak van de Leuvense hoogleraar wordt onmiddellijk overal druk besproken en door de meeste kranten gekopletterd. Onmiddellijk begint, net als in 1926 maar nu tegen een ultra-konservatieve regering, het kapitaal het land te verlaten. De banken kunnen na enkele uren de bevelen van hun klanten niet meer uitvoeren wegens de ongehoorde hoeveelheid orders die in de kantoren toestromen. Wil de regering Theunis de reserves van de Nationale Bank niet volledig uitputten, dan moet zij de kontrole van het deviezenverkeer instellen. Zij heeft de verplichting op zich genomen de Belgische frank te verdedigen en zij wil bijgevolg de verantwoordelijkheid niet nemen van de devaluatie, die onvermijdelijk schijnt. De regering van de bankiers geeft de 19de maart 1935 haar ontslag. Zij wordt opgevolgd door een kabinet, geleid door een andere bankier, Paul van Zeeland, vice-goeverneur van de Nationale Bank. Zijn regering is er een van ‘nationale unie’, waarin ministers zitting hebben uit de drie ‘nationale’ partijen, de katholieke, de socialistische en de liberale. De eerste regering van Zeeland is evenwel geen gewoon kabinet van nationale eendracht, maar een soort ‘comité de salut public’.
Men mag immers niet vergeten, dat op dit ogenblik de nood in het land zo groot is dat kan worden gevreesd voor de instorting van het heel systeem; de extremisten zijn inderdaad sedert enkele tijd in beweging gekomen. De kommunisten gaan vooruit ten koste van de socialisten, terwijl de konservatieve partijen steeds meer de bedreiging gaan vrezen van de rechtse extremistische groepen als het Vlaams Nationaal Verbond en het Verdinaso (die in Vlaanderen de Frontpartij hebben vervangen) en een jonge beweging, Rex, die vooral aanhangers vindt in Wallonië en te Brussel. Willen de traditionele partijen niet plotseling worden gekonfronteerd met een lawine zoals Duitsland heeft gekend, dan moeten zij snel handelen om op de kortst mogelijke tijd tastbare resultaten te behalen.
Daarom vertrekt de eerste regering van Zeeland met het nodige vuurwerk. Ten eerste wordt zij bijzonder snel gevormd, op nauwelijks een week tijd; ten tweede wordt een aantal nieuwe, jonge tenoren tot minister aangesteld. De gemiddelde leeftijd in het nieuw kabinet is veel lager dan men dit totnogtoe ooit in België heeft beleefd.
De eerste-minister is zich trouwens zo sterk van de zending van zijn kabinet bewust, dat hij de volledige inzet eist van alle meerderheidspartijen. Hij wil niet alleen steunen op een meerderheid in het parlement, hij wil ook de meerderheid hebben in elke van de drie partijen, die tot de regering zijn toegetreden.
De totnogtoe gevolgde ekonomische politiek wordt meteen opgegeven; de Belgische frank wordt met 28 % gedevalueerd. Verder wordt van staatswege een aantal initiatieven genomen, die het begin zijn van wat men later een gemengde ekonomie zal noemen, een kombinatie van privé-initiatief en staatsinterventie. Met de