Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
6
| |
II.Heylig God! dien de schaarGa naar margenoot9-16
10[regelnummer]
Aller Eng'len over-klaarGa naar margenoot9-16Ga naar margenoot10
Niet en kunnen sien in het heerlijck Ligt/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot11-12
Dan met overdeckten aangesigt:Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot11-12
Toon u/ toon u ons in 't genaden-ligt/Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot13
Wy sullen in ons pligtGa naar margenoot9-16Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Singen met dien rey/ Heylig! Heylig! Heylig Heer!Ga naar margenoot9-16Ga naar margenoot15
En geven U alleen alle eer.Ga naar margenoot9-16
| |
III.Magtig Heer! dien wat leeftGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot17
Onderdanig buygt en beeft:Ga naar margenoot17-24
Siet ons herten hier/ neemtse willig aanGa naar margenoot17-24Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
In 't genaden-rijck u onderdaan.Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot20
Leev! o Koning leev! (swijgt mijn togten stil!)Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot21
Heerscht over lust/ over wil:Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot22
Leev! o Koning leev! neemt de Heyd'nen tot u erf/Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot23
En Satans duyster rijck verderf.Ga naar margenoot17-24Ga naar margenoot24
| |
[pagina 62]
| |
IV.25[regelnummer]
Wijse Godt! uw Wil goedGa naar margenoot25-32
Billijck maar geschieden moet.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot26
Salig is het ons/ dat wy onsen willGa naar margenoot25-32
Buygen onder d' Uw/ en swijgen still.Ga naar margenoot25-32
In den Hemel (Heer) voert uw wijs BesluytGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
En hier op aarden uyt.Ga naar margenoot25-32
Self in tegenheyd/ is 't ons wat uw Wijsheyd doetGa naar margenoot25-32Ga naar margenoot31-32
Te loven met uw Englen goed.Ga naar margenoot25-32Ga naar margenoot31-32
| |
[pagina 63]
| |
V.Rijcke Godt! Vader! die 'tGa naar margenoot33-40
Alles hebt in uw gebied.Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Arme kinderen/ in haar wisse noodGa naar margenoot33-40Ga naar margenoot35
Komen by uw Rijckdom om haar brood.Ga naar margenoot33-40
Sorge gy voor ons! geev' ons spijs en kleed/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot37
Huysing/ gesontheyd/ vreed:Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot38
Sorge gy voor ons! al ons werck beklijven doe/Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
En geeft uw gunst; en segen toe.Ga naar margenoot33-40Ga naar margenoot40
| |
VI.Goedig Heer! die het leetGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot41
U misdaan/ vergeeft/ vergeet.Ga naar margenoot41-48
Schaamroot komen wy/ als uw goedigheydGa naar margenoot41-48Ga naar margenoot43
Stralen geeft op ons' ondanckbaarheyd.Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot44
45[regelnummer]
Om ons Jesus wil/ die den Hemel liet/Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot45
Denckt onse schulden niet/Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot46
Om ons Jesus wil: als wy oock om sijnen 't wil/Ga naar margenoot41-48Ga naar margenoot47
(Mis doet ons ymand) swijgen stil.Ga naar margenoot41-48
| |
VII.Wakend' Oog! Son en Schilt/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Die ons hoeden kond en wilt.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot50
Siet uw swacke duyf/ siet het loos geweldGa naar margenoot49-56Ga naar margenoot51
Dat sig tegen ons uw kindren stelt:Ga naar margenoot49-56
Hoed ons voor den val/ val in 't sonden net/Ga naar margenoot49-56
Die ons U beeld besmet;Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot54
55[regelnummer]
't Beeld ons Hemelsch erv: sterckt ons hert maar door 't geloof/Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot55
En 't is voor al 't bekoren doof.Ga naar margenoot49-56Ga naar margenoot56
| |
[pagina 64]
| |
't Gebed des Heeren (naar Lukas). L.'s tweede bewerking van het Onze Vader, ditmaal naar Lukas 11 en derhalve zonder de lofverheffing. We herkennen weer diverse noties uit de Heidelbergse Catechismus, Zondag 45-52, alsook punten van overeenkomst met tekst 5, soms in echt Lodensteiniaanse stijl, bijv. over lijdzaamheid in tegenspoed, tekst 5, r. 29-32 en tekst 6, r. 31-32. De vormgeving is evenwel geheel verschillend. De gekozen strofevorm bood L. veel meer mogelijkheden voor de uitdrukking van zijn gelovige emoties dan in tekst 5. Van Es wijst op de ‘onregelmatige, gebroken versstructuren, telkens veranderend van omvang en wisselend van maat, trochaeisch en jambisch (...), vormen waarin zich eerbiedige aanbidding paart met dringend gebed’. Het metrische patroon laat allerlei korte uitroepen en herhalingen toe. De aansprekingen van God in de aanhef der strofen, gevarieerd naar de aard van de bede die aan de orde komt, geven het lied een hechte structuur. Binnen de strofen zorgen herhalingen (r. 21 en 23, 37 en 39, 45 en 47) voor versterking zowel van het gebeds- als van het liedkarakter. Zo is dit lied in allerlei opzichten superieur aan het vorige. De strofevorm is gecompliceerd. De eerste regel omvat ogenschijnlijk twee anapesten, maar wordt beter gekenschetst als een dubbele amphimacer (- v -). De rest van de strofe heeft trocheeën, op de jambische regels 6 en 8 na. De regels 3, 5 en 7 vallen net als r. 1 in tweeën uiteen: - v - v - // - v - v - (v -). Achteraf zou men daarom ook in r. 1 van trocheeën kunnen spreken. Wel verre van onbeholpen te zijn, is deze vorm uitermate kunstig, en L. blijkt die volkomen te beheersen. Zo ergens, dan heeft men voorheen bij liederen als dit de dichter L. miskend, doordat men in klassicistische bevooroordeeldheid de metrische wisselingen niet begreep en dus ook voorbijzag aan de eenheid van tekst en melodie, m.a.w. aan het liedkarakter van de tekst. Conclusie: tekst 6 is een bewijs van L.'s ontwikkeld gevoel voor muzikale en literaire ritmiek. Deze bewerking van het Onze vader is ook opgenomen in L.'s Gedichten en gezangen over het H. Evangelium van Lukas, Delft 1721, 64-66.
Lit.: Van Es, 349; Trimp (1), 32-33, 145. |
|