1661
50 J.W. Pieneman 1779-1853
De zelfopoffering van predikant Hambroeck op Formosa
Doek, 102 × 114 cm
Gesigneerd en gedateerd: J.W. Pieneman 1810
Tentoonstellingen: Den Haag 1811, nr. 76, ‘Een historisch tafereel, verbeeldende het bekende moedige gedrag van den Hollandschen gezant op het eiland Formosa 1662’; Amsterdam 1813, nr. 104, ‘Hambroek, zijn woord getrouw, tot den vijand terug keerende’
Reproduktieprenten: H.J. Backer, Atlas fm, nr. 2178a;
J.B. Steuerwald, Atlas fm, nr. 2178b
Amsterdam, Rijksmuseum
Pieneman koos tot onderwerp van zijn schilderij het voorbeeldig optreden van de predikant en zendeling Hambroeck op Formosa, op het moment dat hij afscheid nam van zijn dochters en naar Coxinga terugkeerde.
De voc had sedert 1624 haar gezag op Formosa gevestigd. Onder haar hoede werkten zendelingen aan de kerstening van de inheemse bevolking: één van hen was ds. Antonius Hambroeck, Op 30 april 1661 voerde de Chinese mandarijn Kok seng yâ (Coxinga) een invasie uit op het eiland. Vele Hollanders, waaronder Hambroeck, zijn vrouw en enkele van zijn kinderen vielen in Chinese handen. Het fort Zeelandia bleef echter weerstand bieden. Coxinga besloot nu Hambroeck af te vaardigen om de commandant van het fort, Coyett, over te halen zich over te geven. Op 24 mei 1661 verscheen de deputatie voor de wallen van het kasteel. In plaats van overgave te eisen, spoorde Hambroeck echter Coyett en de zijnen aan te volharden in de strijd. Bovendien nam hij het moedige besluit om ondanks de smeekbeden van twee van zijn dochters, die in het fort verbleven, en in de stellige wetenschap dat hij wegens het mislukken van zijn missie de dood tegemoet kon zien, naar Coxinga terug te keren. Hij werd inderdaad, zij het enige maanden later, met andere Hollanders op Formosa onthoofd. In 1662 kwam er met de val van het fort Zeelandia definitief een einde aan de heerschappij van de voc over Formosa.
De oudste berichten omtrent de gebeurtenissen op Formosa maken nog geen melding van Hambroeck's edele houding (Atlas fm, nr. 2175 en 2176). Het verhaal van zijn voorbeeldig gedrag is echter reeds te vinden in 't Verwaerloosd Formosa (1675), dat mogelijk door Coyett zelf is geschreven. Valentijns/versie in zijn Oud en Nieuw Oost-Indië (1726) is vrijwel gelijkluidend; hij is echter de eerste die Hambroeck op één lijn stelt met Regulus, de Romein, die eveneens na het volbrengen van een mislukte missie in Carthaagsc krijgsgevangenschap terugkeerde. Pieneman beeldt dan ook niet zozeer een bepaalde historische gebeurtenis af als wel een situatie van exemplarisch gedrag.
De opbouw van de compositie in met zorg geënsceneerde groepen doet inspiratie door het contemporaine toneel vermoeden. Eens te meer ligt deze veronderstelling voor de hand, omdat een toneelstuk over Hambroeck door J. Nomsz. (1775) zeer populair was. Pieneman verried echter door een foutief jaartal, 1662 in plaats van 1661, de keuze van zijn bron: ook Valentijn maakte deze fout in de chronologie. Mogelijk heeft Pieneman zich de kritiek aangetrokken, die J. Scheltema op 14 december 1808 in een feestrede voor de Maatschappij Felix Meritis op hem had geuit. Naar aanleiding van Pienemans doek Jacob Simonsz. de Rijk voor Requesens (afb. 5), waarvan het thema was ontleend aan het toneelstuk van Lucretia van Merken, merkt Scheltema op dat schilders geen dichtstukken dienen te raadplegen, maar ‘echte gedenkschriften’ op straffe van ‘aan sieraadjes ten koste der waarheid plaats te geven’.
Het stuk werd door de tijdgenoot verschillend beoordeeld. Geprezen werd in 1811 de compositie en de weergave der hartstochten ‘de eenvoudige doch schitterende grootheid in het hoofd van Hambroek, de gevoeligheid zijner dochteren [...] vooral het schoone hoofd van een neger, die aangedaan door het meest gevoel en de bitterste droefheid zijn Meester ziet afscheid nemen’. De criticus van 1813 uitte zijn misnoegen over het kostuum van Hambroeck en gaf de voorkeur aan een genre tafereel van de meester. Jeronimo de Vries prees de houding van ‘dezen Hollandschen Regulus’ als ‘regt edel’, roemde de fraaie ordonnantie, maar uitte kritiek op het ivoorachtige coloriet van de in zwijm gevallen dochter.