Zeemansliedtjens
(1852)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
Krijn weet lustig op te snijen
Van het spook, dat hy verjoeg:
Piet, hoe wakker hy zich droeg
In het vechten als in 't vrijen:
Teeuwis prijst zijn jongste kind:
Nooit was meisje op aarde knapper;
Wijl Michiel een zevenklapper
Aan des zwartroks lamfer bindt.
En als Rochus, mooi bezopen,
Voor de honderdtiende maal
Met het eigenste verhaal
Weêr ons komt aan boord gekropen,
Fluks een strik dien saaien gast
Onverhoeds om 't lijf geslagen:
Eer hy hoe of wat kan vragen,
Hangt hy bunglend aan den mast.
Vrolijk is des zeemans leven:
Spoedig is de reis volbracht:
| |
[pagina 30]
| |
Wijl ons nieuw genot verwacht
Als wy ons aan wal begeven;
Maar hoe zoet de rust ook zij,
Ras verveelt zy ons matrozen; -
Daarom gaauw weêr zee gekozen,
Even onbezorgd en blij.
|
|