Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 94 [52].
| |||||||||
Gepubliceerd in:
| |||||||||
Korte inhoud:Vergelijking van de bouw van eikenhout en grenenhout, dat in de winter en in de zomer gekapt is, tevens betreffende het verschil tussen zulk hout gegroeid in verschillende landen. Enige opmerkingen omtrent essenhout in deze opzichten. Beschouwingen over de deugdzaamheid van deze houtsoorten. Opmerking over de Steur-Krabbe. | |||||||||
Figuren:In de Hollandse en Latijnse uitgaven is figuur 1 tweemaal afgedrukt. Fig. 3 bij het handschrift is verloren gegaan. | |||||||||
Opmerkingen:Deze brief werd eerst zeer laat in de Phil. Trans. gepubliceerd, maar wel dadelijk na ontvangst in de vergadering van de R.S. gelezen. Zie aant. 1-4. | |||||||||
Letter No. 94[52].
| |||||||||
Published in:
| |||||||||
Summary:Comparison of the structure of the wood of oak and pine, felled in winter and in summer, also concerning the difference of such wood grown in varying countries. Some remarks on the wood of ash. Considerations upon the durability of such woods. A short remark on the Prawn. | |||||||||
Figures:In the Dutch and Latin editions fig. 1 has been printed twice. Fig. 3 of the manuscript has been lost. | |||||||||
Remarks:This letter was published at a very late date in the Phil. Trans., but was read immediately after receipt in the R.S.. See note 1-4. | |||||||||
Delft in Holland den 10en Julij 1686.
Hoogh Edele Heeren.
Mijn laatsten alderonderdanigste aan Hare Hoogh Edelen is geweest den 10en Junij laatstledenGa naar voetnoot1); waar inne ik onder andere kome te seggen, dat ik Haar Hoogh Edelen, seer aangenamen vanden 15/25 MeijGa naar voetnoot2), benevens het BoekGa naar voetnoot3) wel hebbe ontfangen. Sedert welken tijd ik, met verlangen, de beloofde antwoordGa naar voetnoot4) op mijn twee voorgaande Missiven hebbe tege moet gesien. Hier nevens gaan mijne geringe observatien ende consideratienGa naar voetnoot5) over de deugtsaamheijtGa naar voetnoot6) ende de ondeugtsaamheijt van het Hout: die ik wil hoopen dat Hare Hoogh Edelen sullen behagen. 1.Ga naar voetnoot7) Seeker voornaam Heer heeft van mij versogt te weten: Het onderscheijd datter tusschen het Eijken-Hout is, dat geduirende de Soomer, ende het geene dat geduirende de Winter gehouwen is. De redenen van het Hout, het welke een schielijke verrottinge in sig heeft, sonder dat door eenige voorsorge van buijtenen kan weg genomen werdenGa naar voetnoot8). | |||||||||
Delft in Holland, July 10th 1686.
Very Noble Sirs,
My last humble missive to you, Honoured Sirs, was of the 10th of June lastGa naar voetnoot1), in which I said, amongst other things, that I duly received Your Honours' esteemed and very agreeable letter of the 15th/25th of MayGa naar voetnoot2), together with the BookGa naar voetnoot3). Since which time I have eagerly looked forward to the promised replyGa naar voetnoot4) to my previous two Missives. I now send you my modest observations and considerations concerning the soundness and unsoundness of Wood, which I do hope will please Your Honours. 1.Ga naar voetnoot5) A certain prominent Gentleman has requested me to let him know: The difference there is between Oak-wood that has been hewn during the Summer, and that hewn during the Winter. The reasons for the Wood having a swift decay in itself, without it being possible to prevent this by any precaution from outsideGa naar voetnoot6). | |||||||||
Het onderscheijd tusschen het goede ende quade Hout te konnen sien. Op dese voorstellingenGa naar voetnoot9) heb ik doen ter tijd, na mijn vermogen, eenigh antwoort toe laten komen; maar wat ik daar ontrent van geseijd hebbe dat is mij ontgaan, ende alsoo ik tsedert die tijd mijne SpeculatienGa naar voetnoot10) daar ontrent menigmaal hebbe laten gaan, soo sal ik soo veel in mij is, de deugtsaamheijt van het Hout seggenGa naar voetnoot11). Ga naar margenoot+2. Wat belangt het Hout, dat inde Winter of Soomer gehouwen word, daar van is het gemeene seggenGa naar voetnoot12) in ons Land: het Hout dat inde Winter gehouwen word, dat is geslooten, en veel vaster, dan het Hout dat inde Soomer gehouwen word. Dog alsoo dit tegen mijn opinie is, heb ik mij vervoegt bij verscheijde Luijden, die ik oordeelde dat de beste kennisse van het Hout hadden; als dieGa naar voetnoot13) het selfs continueel bewerkende, ende ook wel houwende waren. Onder verscheijde vond ik 'er maar een, die mij seijde, datGa naar voetnoot14) veel maal ondervonden hadde, dat het Hout dat inde Soomer gehouwen wierde meer de worm onderworpen was, dan het geene dat inde winter gehouwen wierd; dog hij en konde niet seggen, dat het Hout inde Soomer gehouwen meerder verrottinge onderworpen, of onstarker was, dan het geene dat inde winter gehouwen wierd. Ga naar margenoot+3. Maar als wij insien de redenen, die de gemene man meijnt te hebben, dat het Hout losser en brooser is inde Soomer als inde winter, soo en konnen wij het haar niet qualijk afnemen; want alsmen het Hout inde Soomer hakt, soo sal de bast sig veel ligter van het Hout laten separeren dan inde winter; om dat het Hout dat alle jaren op nieuw gemaakt werd, altijts aande bast is, ende bij gevolg dan werd de bast alle jaren van het Hout, dat des jaars daar te voren gemaakt is, weg gestooten, en het nieuw gemaakte Hout, word tusschen de bast en het oude of laatst gemaakte Hout gemaaktGa naar voetnoot15). Dese Pijpjens of vaaten waar uijt alle het Hout bestaat, die daaglijks, soo lang als daar wasdom in den boom is, | |||||||||
How to be able to tell the difference between good and bad Wood. To these propositionsGa naar voetnoot7) I sent some reply at the time, so far as I was able; but what I did say about it has slipped my memory, and as I have often, since then, let my SpeculationsGa naar voetnoot8) go over this matter, I will now say as much as is in me about the soundness of the WoodGa naar voetnoot9). Ga naar margenoot+2. As regards the Wood that is hewn in Winter or in Summer, of this, the common sayingGa naar voetnoot10) in our Country is: Wood that is hewn in the Winter is close, and much firmer than Wood that is hewn in the Summer. But as this was contrary to my opinion, I have approached several Persons whom I judged to have the best knowledge of Wood; that is, those who were either continually working with it or, maybe, hewing it. Among several I found only one who told me that he had many times experienced that Wood which had been hewn in Summer was more liable to the worm than that which was hewn in winter; but he could not say that Wood hewn in Summer was more subject to decay, or less strong, than that hewn in Winter. Ga naar margenoot+3. If we look into the reasons which the common man appears to hold, why the Wood is looser and more brittle in Summer than in winter, we cannot take it amiss of him; for when the Wood is hewn in Summer, the bark will be much more easily separated from the Wood than in winter, because the Wood that is made anew each year is always near the bark; and therefore the bark was pushed away each year from the Wood that was formed the year before, and the newly-made Wood is made between the bark and the old, or last-made, WoodGa naar voetnoot11). These Tubules or vessels of which all Wood consists, and which are grown daily, so long as there is any growth in the tree, do not, during their | |||||||||
gemaakt werden, bestaan in haar grootwerdingeGa naar voetnoot16) uijt geen vaste of stijve deelen, maar die sijn seer sagt, en om dese oorsaak laat sig de bast seer ligt van het Hout dat eerst gemaakt werd separeren. En wanneer sulken Hout dat des Soomers gehakt is, komt te leggen daar eenige wormen sijn, die haar voetsel uijt het Hout halen, soo konnen sodanige wormen, om dat de buijtenste pijpjens van het Hout seer sagt sijn, gemakkelijker als anders tot in het Hout inboorenGa naar voetnoot17). 4. Men wil ons redenen geven, dat als wij in een Olm-boom komen te hakken, als hij staat en wastGa naar voetnoot18), dat daar door wormen inden boom komen; Maar ik stel vast dat de oorsaak alleen hierGa naar margenoot+ in bestaat: de buijtenschors van sodanigen boom is dood, en daarom seer hard; dese wormen, en voornamentlijk als die seer kleijn sijn, en konnen dese harde schors niet doorknagen; Dog wanneer sij aantreffen een plaats, daar de bast doorhouwen is, soo konnen sij seer ligt tot inden boom indringen, en uijt dese oorsaak komen de meeste wormen inde boomen. 5. Hier bij moeten wij nog doen, dat alle de wormen, die het Hout door knagen, terwijl het staat en wast, tot sodanigen groote sijndeGa naar voetnoot19) gekomen dat sij in tonnekensGa naar voetnoot20) sullen veranderen, soo begeven sij haarGa naar voetnoot21) gemenelijk aande buijtenste holligheijt, die sij in 't Hout gemaakt hebben; ende daar na in vliegende schepselen verandert sijnde, vliegen deselve uijt hare holligheden en versamelenGa naar voetnoot22), en leggen hare eijeren buijten opde schors vanden boom of tak; indien nu alle dese kleijne eerst uijtkomende wormen, | |||||||||
growth, comprise any firm or rigid parts, but are very soft, and for this reason the bark can be very easily separated from the Wood that was formed just before. And when such Wood, which is felled in Summer, is allowed to lie where there are some worms that get their food from the Wood, then such worms - because the outermost tubules of the Wood are very soft - can bore right into the wood more easily than otherwiseGa naar voetnoot12). 4. Some try to explain to us that, when we cut into an Elm-treeGa naar margenoot+ when it stands and growsGa naar voetnoot13), this causes worms to come into the tree; But I assert that the cause is only this: the outer bark of such a tree is dead, and therefore very hard; these worms - and especially when they are very small - cannot gnaw through this hard rind; yet when they come across a place where the bark has been chopped through, they can quite easily penetrate right into the tree, and it is for this reason that most worms get into the trees. 5. We have to add to this that when all the worms which gnaw through the wood while it stands and growsGa naar voetnoot13), have come to such a size that they will change into pupaeGa naar voetnoot14), they commonly proceed to the outermost cavity that they have made in the Wood; and there, after having changed into flying creatures, the same fly out of their cavities and mate, and lay their eggs outside on the bark of the tree or branch; now if all those small worms that | |||||||||
de harde schors konnen doorknagen, het wassende Hout soude veel meer gebrekGa naar voetnoot23) van wormen hebben als het nu doet. Ga naar margenoot+6. Dat nu het Hout des Winters vaster geslooten is, als inde Soomer, dat schijnt mij onmogelijk (aan een sijde gestelt sijnde dat Hout dat van die Soomer gemaakt werd) vastgesteld sijndeGa naar voetnoot24), dat alle het Hout uijt geen ander maaksel en bestaat als uijt t'samen gestelde pijpjens of vaten, die gemaakt sijn doen den boom een jaar out was; ende dat ook die geene die alle jaren daar aangemaakt werden haar figuir en groote behouden, sonder dat die eenige de minste veranderinge (als verstervinge ofte verrottinge) onderworpen sijn; schoon den boom hondert en meer jaren out wordGa naar voetnoot25). 7. Dese Pijpjens, die soo wel des soomers als des wintersGa naar voetnoot26) met vloeijbaar Sap vervult sijn, en konnen immers des winters niet kleijnder nog des Soomers niet grooter werden, nog ook des winters niet starker sijn als des Soomers: want het Sap dat door deselve opgesonden word is des winters en des Soomers een ende het selve Sap; maar soo het nu mogelijk waar, dat de boomen des winters meer geslooten, ende des Soomers spongieuser waren, soo soude moeten volgen, dat de verstorven harde schors, die om den boom is, inde winter van het Hout soude moeten afscheuren: en soo nu inde Soomer, of als daar wasdom in het Hout komt, den boom spongieuser of dikker wierd, soo soude de bast vanden | |||||||||
are first hatched could gnaw through the hard rind, the growing wood should suffer far more damageGa naar voetnoot15) from worms than it does in fact. Ga naar margenoot+6. Now it seems to me impossible that Wood should be firmer and closer in Winter than in Summer (apart from that Wood which was formed that same Summer) it having been proved that all Wood consists of no other formation than composite tubules or vessels, which were made when the tree was one year old; and that also those which were made there every year keep their shape and size without being subject to the slightest change (such as death or decay), even if the tree lives to be a hundred or more years oldGa naar voetnoot16). 7. These tubules, which in summer and winter alike are filled with a liquid Sap, surely could not become smaller in winter, nor larger in Summer, nor be stronger in winter than in Summer; for the Sap that is sent up through the same is one and the same Sap in winter and in Summer; but if it were possible for the trees to be closer in winter and more spongy in summer, then it would follow that the dead, hard rind that is around the tree should tear away from the wood in the winter; and if, in Summer or when growth begins in the wood, the tree became thicker or more spongy, then | |||||||||
boom in groote scheuren van een moeten scheurenGa naar voetnoot27). Dewijl wij dan, nog het een nog het ander gewaar werden, moeten wij seggen: het Hout is sooGa naar voetnoot28) stark, dat inde Soomer als inde winter gehakt werd. En die geene die genegen is om te sien, met wat voor kleijne scheurtgens de basten van een scheuren, als de boomen inde Soomer in dikte toenemen, die heeft sijn oog maar te laten gaan opde basten, sullende niet gewaar werden, dat de boomen schielijk; maar seer langsaam in dikte toenemen. 8. Wat nu de schielijke verrottinge belangt, die eenig Hout onderworpen isGa naar voetnoot29); sonder dat het selve door eenige voorsorge van buijtenen kan weggenomen werden; dat beeld ik mij vast in, dat nergens anders van daan komt, als dat sodanigen Hout lange jarenGa naar margenoot+ op de stam van binnen heeft staan sterven: want alle boomen uijtgesondert diegeene, die geen toevalGa naar voetnoot30), t'sij door breeken van takken, of iets anders krijgen, waardoor het regenwater van binnen inden boom sijpelt, en daar door een verstervinge veroorsaakt) beginnen eerst int midden vanden boom, onder aande wortel te stervenGa naar voetnoot30a), alsGa naar voetnoot31) in mijn Missive vanden 12e januarij 1680Ga naar voetnoot32) breeder hebbe geseijd. Dese verstervinge gaat dan voort, en klimt metter tijd hooger op; en dus word het beste van het hout, dat aanden boom is, eerst bedurven: want een boom kan niet alleen 50. maar wel 100 jaar van binnen staan sterven, en nogtans continueel in dikte toenemen: want soo lang als daar eenige wasdom | |||||||||
the bark of the tree would have to split in large cracksGa naar voetnoot17). And since we have observed neither the one nor the other, we have to say: Wood felled in Summer is just as strong as that felled in winter. And he who has a mind to observe the very tiny cracks in which the barks split when the trees increase in thickness in the Summer, has only to cast a glance at the bark, and it will be apparent that trees do not grow quickly in thickness, but very slowlyGa naar voetnoot17a). Ga naar margenoot+ 8. Now as regards the rapid decay to which Wood is sometimes subject, without it being possible to prevent that by outside precautions, I firmly believe that this has no other cause than that such Wood while still standing on the trunk, has for many years been dying; for all trees (except those which never receive any injury, whether by branches breaking off or through any other circumstance; thus letting rainwater percolate into the inside of the tree, and there causing decay and death) first begin to dieGa naar voetnoot17b) in the centre of the tree, at the bottom near the root, as I said in greater detail in my Missive of the 12th of January 1680Ga naar voetnoot18). This process of dying then continues, and climbs up higher as time goes on; and so, the best part of the wood that is on the tree, is spoilt first; for a tree may exist, dying inside, for not only 50, but as many as 100 years, and none the less increase continuously in thickness; for as long as there is some growth left in the tree, so long does it | |||||||||
inden boom is, soo lang neemt deselve in dikte toeGa naar voetnoot33). Dit verstorven Hout geven onse Hout Coopers, en anderen den naam van rooden olm en witten olmGa naar voetnoot34). En wanneer wij sodanigen Hout, boomen of balken sien, die ontrent de wortel eenige holligheden hebben, soo moeten wij ons vanGa naar voetnoot35) sodanigen Hout wagten: want schoon wij al het Hout, dat in sodanigen boom quaataardig of verganckelijk is, verwerpenGa naar voetnoot36), soo kan egterGa naar voetnoot37) het Hout dat wij nog goet keuren, wel eenige jaren hebben staan sterven; van welk Hout geen goet is te verwagten, maar eerlang eenige verganckelijkheijt onderworpen.Ga naar voetnoot38) 9. Omme nu het aldervastste, starkste en durabelste Hout, uijt het openste, onstarkste ende minst durabelste Hout te kennen, soo is het gemene gevoelen (gelijk het mijne ook over eenige jarenGa naar voetnoot39) is geweest) dat het Hout, het geene in een goede grond,Ga naar margenoot+ en seer langsaam wast, het starkste, vastste, en durabelste Hout was; en hoeveel Hout arbeijders ik daar van hebbe gevraagt, sij getuijgden alle (als niet beter wetende) dat het Hout, dat in weijnig jaren dik wierd seer broos hout was, en bij gevolg gemakkelijk om te bearbeijden. Dog wanneer ik eenige weijnige vande HoutwerkersGa naar voetnoot40), die ik oordeelde dat de bequaamheijt hadden, omme haar van hare dwalingen te laten onderrigten, mijne gedagten dienaangaande hadde voorgestelt, stonden sij verstelt, ende mosten mij toestaanGa naar voetnoot41), dat meest alle Hout dat schielijk | |||||||||
increase in thicknessGa naar voetnoot19). To this dead wood our Wood Merchants and others give the name of red elm and white elmGa naar voetnoot20). And when we see such Wood, either as trees or sawn timber, having cavities towards the root, then we have to beware of such Wood; for although we may reject all the Wood that, in such a tree, is malignant or unreliable, the Wood that we still approve of may well have been dying away for some years; from which Wood no good is to be expected, for it will soon perish. 9. Now in order to distinguish the very firmest, strongest andGa naar margenoot+ most durable Wood from the loosest, weakest and least durable Wood, the general opinion (as my own was a few years agoGa naar voetnoot21)) is that Wood which grows in a good soil, and very slowly, is the strongest, firmest and most durable Wood; and however many Carpenters I asked about this, they all testified (not knowing any better) that the Wood which grew thick in a very few years is very brittle wood, and therefore easy to work up. But when I had put my ideas about this to some few of the Carpenters who, in my judgement, had the ability to learn from their mistakes, they were amazed, and had to admit to me that nearly all Wood which | |||||||||
in dikte toeneemt, het vastste durabelste en starkste Hout is, en dit overtuijgdeGa naar voetnoot42) ik haar nog meer, als sij een Olmboom, die in onse Stad is gewassen, en die kenbaar wasGa naar voetnoot43), dat ontrent 80 jaar hadde gestaan gekogt hadden, en ook haar aanwees uijt den boom derselver ouderdom. Desen boom was gekogt soo als hij inde aarde stond voor 75 gulden, de stam was op sijn dikste in sijn circumferentie 11. voet, en het dikste gedeelte vande stam dat 22 voet lang was, is verkogt voor 148 gulden. Het verdere gedeelte vande stam, dat 14 voet lang was, ende de dikste takken, estimeerden sij op 60 gulden; ende het verdere Hout en takken, rekende sij, soo voor arbeijtsloon als andersGa naar voetnoot44). Dese Luijden verclaarden mij dat sij nog noijt vaster, nog taijer hout en hadden verarbeijt als die takken waren. Soomen nu een seeker Lantstreek beplante met sodanige boomen, en men gaff ieder boom 8. roeden Land, en men planten tusschen dese boomen, voorde eerste 25. à 30 jaren Essenhout, dat men om de 6. à 8 jaren kan hakken, wat een schat soude na verloop van 80. à 100 jaren, soo een Land konnen op brengen, en voornamentlijk in dese Landen, daar het Hout in soo een groote waarde isGa naar voetnoot45). Ga naar margenoot+10. Omme nu het eijken-hout, dat schielijk is groot geworden te kennen, moetmen een boom, wanneer die gehouwen, en doorgesaagt is, op sijn eijnde besien, alwaar men dan met het bloote oog, seer distinct sal konnen bekennen irreguliere circulronde streepen of afscheijdingen, en ieder van dese circulronde afscheijdingen is een jaar wasdom: want soo meenigen circul, als wij daar in komen te sien, soo veel jaren is den boom out; en | |||||||||
increases rapidly in thickness is the firmest, most durable, and strongest Wood; and I convinced them still more of this when they had bought an Elm-tree that had grown in our City, and of which it was known that it had stood about 80 years, and when I pointed out to them how one could see at the tree how old it was. This tree had been bought, just as it stood in the ground for 75 guilders; the trunk was, at its thickest, 11 feet in circumference, and the thickest part of the trunk, which was 22 feet long, was sold for 148 guilders. The remaining part of the trunk, which was 14 feet long, and the thickest branches, was estimated at 60 guilders; and the rest of the Wood, and branches they reckoned as their wages and other expensesGa naar voetnoot22). These men declared to me that they had never yet worked up any firmer or tougher timber than those branches. Now if some land were to be planted with such trees, and every tree was given 8 rood of Ground, and if, for the first 25 or 30 years, Ash - which can be cut (coppiced) every 6-8 years - were planted between those trees, what a treasure such Land would yield after about 80-100 years; and especially in these Countries, where Timber is of such great valueGa naar voetnoot23). Ga naar margenoot+10. Now in order to recognize oak that has grown rapidly, one should inspect a tree that has been felled and sawn through, at its end; where the naked eye will then very distinctly recognize irregular circular stripes or boundary lines, and each of these circular boundaries is one year's growth: for as many circles as we shall see there, so many years the tree is old; and the wider | |||||||||
hoe wijder dat de circulronde afscheijdingen int Hout van een staan, hoe wasbaarderGa naar voetnoot46) Hout, en hoe deugtsaamer dat het isGa naar voetnoot47). 11. Dit wasselijkGa naar voetnoot46) en deugtsaam hout, en moeten wij nietGa naar margenoot+ soeken in Landen, die noordelijker leggen of kout sijn, maar wij moeten dat uijt warme Landen tragten te bekomen; en het beste eijkenhout, dat in ons Land in gebruijk is, dat krijgen wij den Rhijn af, en dat noemtmen Wesels HoutGa naar voetnoot48). Dese streek Lands, komt seer na met de Noorderbreette van onse Landstreeke over een. Ga naar margenoot+12. Wat nu belangt het eijkenhout, dat tot ons gebragt werd van Riga, Coningsbergen en Dantsik, dat is seer onstark en spontieus; alleen uijt die oorsaak, om dat sodanig Hout in een kouder Climaat wast, ende dat hetGa naar voetnoot49) alle jaren veel minder in wasdom toeneemt, dan het Rhijns Hout; maar dit Hout agt men bequaamst te wesen om bier vaten van te maken, alleen om dat dit onstarke Hout geen quade of onaangename Smaak aan het Bier geeft, dat alleen beeld ik mij in, komt, om dat in sodanige koude Landen, soo een scharp sout in het eijken hout niet wert opgestoten, | |||||||||
apart the circular boundaries in the Wood are from each other, the better the Wood will grow, and the sounder it will beGa naar voetnoot24). Ga naar margenoot+11. We should not look for this sound, prosperously growing wood in Countries which lie further north or are cold, but we should endeavour to acquire it from warm Countries; and the best oak used in our Country comes to us down the Rhine, and that is called Wesels WoodGa naar voetnoot25). That region corresponds quite closely to the Northern latitude of our Country. 12. Now with regard to the oak that was brought to us from Riga, Koenigsberg or Danzig: this is very frail and spongy; only because such wood grows in a colder climate, and so it increasesGa naar margenoot+ much less in growth each year than the Rhenish timber does; but this timber is supposed to be the most suitable to make beer-barrels of, merely because this frail wood does not impart a bad or disagreeable taste to the beer; which, so I imagine, is only due to the fact that in these Cold Countries not such a sharp salt was forced up into the oak-wood, as in those countries where it is | |||||||||
als wel in die Landen daar het warmer isGa naar voetnoot50); Maar ik gelooff, dat alsmen het Rhijns Hout eerst aan duijgen kloofden, ende die duijgen eenigen tijd int water leijde, dat het scharpe Sout daar wel soude uijttrekken, ende dat sodanige vaten in starkte niet te vergelijken soude wesen, tegen die van Riga's hout gemaakt werden. 13. Omme nu aan te wijsen hoemenGa naar voetnoot51) met het bloote oog, de circulronde afscheijdingen die het eijken hout heeft, ende die ieder een jaar wasdom in het selvige komen te maken, heb ik een kleijn stukje eijkenhout laten afteijkenen, soo als het selvige op sijn eijnde in het bloote oog sig quam te vertoonen, als het glat geschaaftGa naar margenoot+ was, als fig.: 1. AEFG. alwaar ik stel dat A het centrum vanden boom is, en AB. het eerste jaar wasdom is, en BC. het tweede, CD. het derde jaar, ende soo vervolgens, soo dat den halven diameter AF. dewelke 2⅙ duijm langte is, begrijpt in sig 12 jaren wasdom. Hier is ook aan te merken de verschillentheijt in grootte ontrentGa naar voetnoot52) de circulronde scheijdingen: Want hier is het jaar HI. sijnde het negende jaar, wel tweemaal soo wasselijk geweest, als het tweede jaar BC. en dit kan uijt verscheijde oorsaken geschieden: Ten eersten om dat het eene jaar verre in vrugtbaarheijt buijten het andere uijtsteekt; ten tweeden, kan een harde wind, de boomen, ten tijden als deselve in haar volle bladeren staan,Ga naar margenoot+ soo slingeren, dat hare wortelen inde aarde een groote beweginge hebben, waar door dan veele kleijne wortelen afgebrooken of inde aarde los werden; dat dan geen kleijne verhindering inden wasdom kan te weeg brengen. Ook kan den boom opde eene plaats veel meer in dikte toenemen; uijt oorsaak dat de schors of bast opde eene plaats (int begin vanden wasdom) sig veel eer van | |||||||||
warmerGa naar voetnoot26); But I believe that if the Rhenish Timber was first cleft into staves, and these staves were kept in water for some time, the sharp salt would probably be extracted from them, and that such barrels would then not stand comparison with those made of Riga wood. 13. Now in order to indicate how one may observe with the naked eye the circular boundaries of the oak-wood, each of which represent one year's growth in the same, I had a drawing made of a small piece of oak, as the same, on its end, presented itselfGa naar margenoot+ to the naked eye after being planed smooth; as fig.: 1. AEFG., in which I assert that a is the centre of the tree, AB. the first year of growth, BC. the second, CD. the third year, and so on, so that the half diameter AF, which is 2⅙ inches in length, comprises in itself 12 years of growth. What should also be noted here is the difference in size of the circular boundaries: For here, the year HI, being the ninth year, shows about twice the growth of the second year BC., and this may be due to different causes:Ga naar margenoot+ First, because one year may greatly exceed another year in fertility; secondly, a brisk wind may swing the trees, while they are in full leaf, so strongly as to impart great motion to the roots that are in the earth, causing many small roots to break off or become loose in the soil, a thing which may cause no small obstruction to growth. It is also possible for the tree to increase in thickness much more in one place because the rind or bark in one place (in the beginning of growth) may be separated from the Wood much | |||||||||
het Hout laat scheijden, en daar de bast eerst separeert, daar neemt voor dat jaar, de boom meerder toeGa naar voetnoot53). 14. Soo wij ons een stuk eijken hout vertoonen, dat ontrent Riga gewassen is, soo sullen veele vande eijkeboomen, eer die tot sodanigen dikte sijn toegenomen wel 30. andere wel 40. en meer jaaren van nooden hebben. Ik heb essen-hout geexamineert dat in Noorwegen gewassen was, en gesien, dat sodanig Hout, selfs van sijn eerste wasdom, 44 jaren hadde staan wassen, eer dat sijn halven diameter een duijm lang was, daar in tegendeel Essen-hout, dat om onse stad gewassen was, de halve diameter (tot verscheijde jaren agter een) een duijm in dikte was toegenomenGa naar voetnoot54). 15. Het eijken, Essen-hout enz maken alle jaren, int begin vanden wasdomGa naar voetnoot55), groote vaaten, ende de rest sijn, veel kleijnder vaten, en bij gevolg dan in het Hout, dat een goeden wasdom heeft, en alle jaren ½. ⅓. of ¼ van een duijm inden halven diameter in dikte toeneemt, werden in die spatie maar eens groote vaten gemaakt; daarGa naar voetnoot56) in tegendeel in het Hout dat langsaam wast, in plaats van in die spatie van ½. ⅓. of ¼. duijmGa naar voetnoot57) inden ½ dia- | |||||||||
sooner; and wherever the bark is first separated the tree, for that year, will increase more in thicknessGa naar voetnoot27). 14. If we examine a piece of oak-wood which has grown around Riga, we shall find that many of the oak-trees may require 30, others as many as 40 years or more before having increased to that thickness. I have examined ash grown in Norway, and seen that such Wood had been standing and growing, right from its first period of growth, for 44 years before its half diameter was one inch long; whereas ash grown near our City, had increased its half diameter by an inch in thickness several years in successionGa naar voetnoot28). 15. Oak, Ash, etc. make large vessels, each year in the beginning of their annual period of growth; the rest are much smaller vessels; as a result, in Wood that grows vigorously and each year increases its half-diameter by ½, ⅓ or ¼ inch in thickness, large vessels were made only once in that space; in slow-growing Wood, on the contrary, large vessels were made some 22, 14 or 11 times in | |||||||||
meter wel 22. 14. of 11. maal groote vaten gemaakt werdenGa naar voetnoot58). Dese menigvuldige groote vaten, en dat in sodanigen spatie, moeten nootsakelijk het Hout, niet alleen open, onstark, maar ook seer vergankkelijk maken; ende wel voornamentlijk als het geplaatst werd, daar het vogtig is, sonder datter lugt bijkomt. 16. Dit dan soo sijnde, namentlijk dat het eijken-hout in warme Landen wassende seer durabel en stark is, boven het geene datter wast in die Landen daar het kout is, soo hebben wij ons niet meer te verwonderen, waarom de Schepen die in Vrankrijk en in Engeland van het Hout dat daar te Lande valtGa naar voetnoot59) gebout worden, langer konnen in wesenGa naar voetnoot60) blijven, en bevaren werden, als de Schepen die hier te Lande gebout werden; en nog meer als wij daar bij doen, dat de Schepen als sij stil leggen, op verre naGa naar voetnoot61) in versche of brakkeGa naar voetnoot62) wateren, soo lang konnen goet blijven, als die scheepen die doorgaans in Soute wateren leggen. Ja ik beeld mij in, dat wanneermen hier sodanig eijken-hout hadde als in Vrankrijk wast, dat onse Scheepmakers soo vaardigGa naar voetnoot63) met het Hout te hakken, en te bearbeijden niet souden toegaanGa naar voetnoot64) als sij nu wel doen; en datGa naar voetnoot65) nu meer vorderen in twee dagen, dan als sij, sodanig Hout bearbeijdende in drie dagen souden doen; en dit mijn oordeel is alleen uijtGa naar voetnoot66) de duijgen vande | |||||||||
that space of ½, ⅓ or ¼Ga naar voetnoot29) inch in the half-diameterGa naar voetnoot30). These numerous large vessels - and that within such a space - must needs make the Wood not only loose and frail, but also very liable to perish, especially when it is kept in moist places where air has no access to it. 16. This, then, being so, namely that oak growing in warm Countries is very durable and strong, more than that which grows in those Countries where it is cold, we need not be surprised any longer that the Ships built in France and in England from the Wood that is native there, can remain in good condition and be kept afloat for a longer time than the Ships that are built in this Country; the more so if we add to this that the Ships, when at anchor, cannot remain in such good condition in fresh or brackish water, as those Ships which are in Salt water most of the time. Nay, I imagine that if we had such oak here as that which grows in France, our Shipbuilders would not set about cutting and working up the Timbers as quickly as they now do; and that they now get on as fast in two days as they would in three days if they were working with such wood; and this judgement of mine is based | |||||||||
fransche Wijnvaten, die door de bankGa naar voetnoot67) soo deugtsaam van Hout sijn, dat ons Vaarwerks duijgen, daar niet bij te noemen sijnGa naar voetnoot68). Ga naar margenoot+17. Om nu een wasselijkGa naar voetnoot46) eijken-hout aan te wijsen, refereer ik mij, tot het afgeteijkende stukje eijken-hout, als in mijn missive van den 12en januarij 1680Ga naar voetnoot69), welk hout seer na een sesdedeel van een duijm langte sijn ½ diameter hadde toegenomenGa naar voetnoot70), als aldaar met fig: 2. van AB. of CD. werd aangewesen. In welk stukje eijkenhout, in het begin van het jaar wasdom, een soort van uijtnemende groote vaten, die alle jaren op nieuw gemaakt werden sijn aangewesen. Omme nu het verschil van het eijkenhout, dat uijt de OosterscheGa naar margenoot+ LandenGa naar voetnoot71), van Coningsbergen en Riga herwaarts overgevoert werd, aan te wijsen, heb ik een stukje van dat hout laten afteijkenen. 18. Fig: 2. ABCDEF. vertoont een stukje eijkenhout overdwars gesneden, door een Microscope geteijkent, datmen claphoutGa naar voetnoot72) noemt, dat aldaar geklooft werd, om tot vaatwerk gebruijkt te werden, de lengte van ABC. of DEF. begrijpt seer na de lengte van een vijftiende deel van een duijm; en sodanigen lengte of dikte heeft den boom sijn halven diameter in twee jaren toegenomen; soo dat AB. de lengte off dikte is, die den boom in een jaar heeft toegenomen, sijnde seer na 1/30 van een duijm | |||||||||
only on the staves of the French Wine casks, which are generally so sound of wood that the staves of our own Barrels are not worth mentioning in the same breathGa naar voetnoot31). 17. Now to point to a well-grown piece of oak-wood, I referGa naar margenoot+ to the piece of oak which I had drawn, and mentioned in my missive of the 12th of January 1680Ga naar voetnoot32), which wood had increased its half-diameter by very nearly one-sixth of an inch, as shown there by fig: 2 of AB. or CD.. In this piece of oak-wood a kind of exceedingly large vessels, which are made at the beginning of the annual period of growth, each year anew, have been indicated. In order to show the difference in the oak brought hither from the Baltic Countries, from Koenigsberg and Riga, I have had a piece of that wood drawn. 18. Fig: 2. ABCDEF. shows a piece of oak-wood, in cross-section, drawn (as seen) through the Microscope, which is calledGa naar margenoot+ ‘clapwood’Ga naar voetnoot33), which was cleft there to be used for casks; the length of ABC. or DEF. extends very nearly to the length of one-fifteenth of an inch; and the half diameter of the tree increased by this length or thickness in two years, so that AB. is the length or thickness by which the tree has increased in one year, being very nearly 1/30 of an inch long; and BC. or ED. is the length | |||||||||
lang, ende BC. ofte ED. de lengte van het volgende jaar wasdom. ABC. ende FED. is een soort van horisontale vaten, die seer veel bij den anderenGa naar voetnoot73) leggen, ende H.H.H.H. met bruijneGa naar voetnoot74) streepen getrokken, is een tweede soort van Horisontale vaten, die seer weijnig in getal bij den anderen leggen; welke twee soorten van Horisontale vaaten ik in mijn geseijde missive vanden 12en januarij 1680 hebbe afgeteijkent, soo als die overdwars waren doorsneden. 19. Alle dese driederleij ronde geteijkende deelen, die in dat kleijne deel, dat een dertigste deel van een duijm lang is, sijn, sijnGa naar voetnoot75) niet anders dan driederleij soort van opgaande vaaten: en hier uijt konnen wij nu wel begrijpen het Maaksel van het eijken hout, namentlijk: dat het uijt geen andere deelen en bestaat als uijt vaten; ende dat sodanig hout, het welke in sijn halve diameter dikte een duijm, of in sijn diameter twee duijm (dat is in dertig jaren) heeft toegenomen, dat in sodanigen spatie dan dertigmaal groote vaaten moeten gemaakt werden; waar uijt dan volgen moet, dat meest alle Hout, dat soo langsaam wast, als hier boven is geseijd, seer open, onstark, en seer vergankkelijk moet wesen; en voornamentlijk als het in vogtige plaatsen gebruijkt werd, daar niet veel verandering van lugt bij komtGa naar voetnoot76); en als wij daarentegen gaan overwegen, dat het Hout, het welk in soo een warm climaat wast, dat desselfs halve diameter een halven duijm lang, of den helen diameter een duijm lang, in dikte, in een jaar kan toenemen, in welke lengte dan, maar een rije groote vaten gemaakt werden, wat een stark, vast, en durabel Hout, sodanig Hout moet wesen: Want laten wij seggen, dat het hiervoren verbeeldeGa naar voetnoot77) stukje Hout, dat in dese Landen is gewassen,Ga naar margenoot+ als Fig: 1. AEFG. desselfs halven diameter 2⅙ duijm lang is,Ga naar margenoot+ ende dat dese dikte in 12 jaren is gemaakt, om dat sodanig hout bestaat uijt 12 kringen van groote vaten. Soo wij nu een stuk eijken-hout dat ontrent Riga of Coningsbergen gewassen is, examineren, wij sullen bevinden, dat sulken Hout wel 30. en meer jaren van doen heeft eer dat derselver eerste jaren wasdom, tot soo een | |||||||||
of the following year's growth. ABC. and FED. are a kind of horizontal vessels, which are to be seen lying together in large numbers, and H.H.H.H. drawn in dark lines, are a second kind of Horizontal vessels, of which only very few occur; these two kinds of Horizontal vessels I have drawn in my said missive of the 12th of January 1680, showing them in cross-section. 19. All these three kinds of circular drawn parts which are in that small portion which is one-thirtieth part of an inch long, are nothing but three different kinds of ascending vessels; and from this we can now understand the Structure of oak, namely; that it consists of no other parts but vessels; and that (in) such wood which, in the thickness of its half diameter, has increased by one inch, or in its diameter by two inches (in thirty years, that is), that in this space large vessels must be made thirty times; from which it must follow that, as a rule, all wood that grows so slowly -as stated above - must be very loose, frail, and very liable to perish: especially when it is used in moist places where there is little change of airGa naar voetnoot34); and if we proceed to consider, on the contrary, that the Wood which grows in such a warm climate can increase its half-diameter by half an inch long, or its entire diameter by one inch long, in thickness, in one year, in which length only one row of large vessels are formed, (we shall see) what a strong, firm and durable kind of Wood such Wood must be: For let us say that the piece of Wood pictured heretofore, which has grownGa naar margenoot+ in these Countries, as in Fig. 1. AEFG. that its half diameter is 2⅙ inch long, and that this thickness has been formed in 12 years, because this wood consists of 12 circles with large vessels. Now when we examine a piece of oak that has grown near Riga or Koenigsberg, we shall find that such Wood requires fully 30 or more years before the growth of its first years has increased to such | |||||||||
dikte is toegenomen; en soo wij dat selfde hout, wat verder uijt het centrum, daarGa naar voetnoot78) den boom sijn halven diameter vijff of ses duijm in dikte is toegenomen, examineren, soo sullen wij bevinden dat daar den boom in meer dan 60 of 70 jaren geen 2⅙ duijm in dikte is toegenomen. Soo wij het eijkenhout dat in Noorwegen is gewassen mede ondersoeken, wij sullen bevinden, dat de wasdom daar nog minder is. 20. Laat nu een boom, die welGa naar voetnoot79) wast, in een jaar ¼ van een duijm in dikte toenemen soo wert in soo een spatie een kring van groote vaaten gemaakt; en laat nu een anderen boom, die in kouder Landen wast in 8 à 10 jaren, ¼ van een duijm in dikte toenemen, soo sal inde spatie van 1/9Ga naar voetnoot80) duijm 8 à 10 kringen van groote vaten gemaakt werden; waar uijt nootsakelijk moet volgen, dat het een onstark en verganckelijk eijkenhout moet sijn, dat in koude Landen wast; en moetenGa naar voetnoot81) seggen dat het hout, dat hier te Lande wast, beeter is dan hetgeene dat inde Landen wast die noordelijker van ons afleggen, en weder het eijkenhout, dat in Brabant en Vlaanderen wast beter dan ons Hout, en hetgeene dat in Vrankrijk wast is beter dan het geene in Brabant groeijdGa naar voetnoot82). | |||||||||
a thickness; and if we examine that same wood a little further from the centre, whereGa naar voetnoot35) the half diameter of the tree has increased by five or six inches in thickness, we shall find that the tree has increased there in thickness by less than 2⅙ inches in 60 or 70 years. If we also examine oak grown in Norway, we shall find that its growth there is still less. 20. Now let a tree that is growing well, increase in thickness by ¼ of an inch in one year, then one circle of large vessels has been made in this space; and let another tree, which grows in colder Countries, increase in thickness by ¼ of an inch in 8-10 years, then 8-10 circles of large vessels will be made in the space of 1/9Ga naar voetnoot36) of an inch; from which it must necessarily follow that it must be a frail and perishable kind of oak that grows in cold Countries; and we must say that the wood which grows in this Country is better than that which grows in the Countries which lie northward of us, and again, the oak which grows in Brabant and Flanders is better than our Wood, and that which grows in France is better than that which grows in BrabantGa naar voetnoot37). | |||||||||
Ga naar margenoot+21. Wij moeten ook weten, dat doorgaans de swaarste eijkeboomen, op verre na soo deugtsaam niet en sijn, als het hout vanGa naar voetnoot83) Middelbare dikte, soo die beijde van goet en wasselijk Hout, en geen bedervinge onderworpen, sijnGa naar voetnoot84): om redenen, dat schoon de sware boomen in haar eerste 30. 40 of 50. jaren, seer groot of dik sijn geworden, en seer deugtsaam Hout maken; soo maken sodanige boomen, als die 100. en 130 en meer jaren out werden seer kleijne kringen, of nemen seer weijnigh jaarlijks in dikte toeGa naar voetnoot85); en dus dan komen de groote vaten int Hout seer digt bij een te staan, waar door dan de buijtenste planken of het buijtenste Hout van een seer dikken boom, seer onstark is, bij vergelijkinge van die planken of Hout, die midden uijt het Hout gesaagt werden. 22. En al hoewel ik hier kome te seggen, dat een eijkenplank int midden veel starker is, dan aan beijde de sijden van deselve, om dat int midden vaster van Hout is; en voornamentlijk als die uijt het midden van een boom of balk gesaagt is, soo weten nogtans onse Scheepstimmerluijden te seggen, datGa naar voetnoot86) veel maal gewaar werden, dat een eijkeplank aan een Schip of Schuijt verwrogtGa naar voetnoot87) int midden eerst bederft off vergaat, en aande sijden, daar ik seg dat die onstarkst sijn, nog goet blijft; dog ik stel vastGa naar voetnoot88), dat als wij soo een int midden bedervende plank ontmoeten, dat soo een boom, waar vande plank gekomen is, al eenige jaren op sijn stam heeft staan sterven; schoon wij met onse oogen geen bedervinge aande plank en hebben konnen sien, ten tijden als die verwerkt is gewordenGa naar voetnoot89). | |||||||||
Ga naar margenoot+21. We should also know that the heaviest oaktrees, as a rule, are not nearly so sound as wood of medium thickness, if they have both good and well-grown wood, and are not subject to decay: for this reason, that although the heavy trees have become very large or thick in their first 30, 40, or 50 years and have made very sound wood, such trees, when they are 100, 130 and more years old, make very small rings, or increase yearly very little in thicknessGa naar voetnoot38) and then, therefore, the large vessels come to be very close together, so that the outer planks or the outer Wood of a very thick tree are very frail in comparison with planks or Wood sawn from the middle of the Wood. 22. And although I here come to say that an oak plank is much stronger in the middle than at either side of it, because the Wood in the middle is closer, and especially when it has been sawn from the centre of a tree or beam, none the less our Shipwrights declare that they very often notice that an oak plank fitted on a Ship or Boat first decays or perishes in the middle, and still remains sound at the sides, which I say are frailest; but I definitely assert, that when we come across such a plank that is decaying in the middle, then the tree from which the plank has come has been standing and dying on its trunk for some years already; although we could not observe with our eyes any decay in the plank, while it was being worked upGa naar voetnoot39). | |||||||||
Ga naar margenoot+23. Om dat veele niet en konnen begrijpen, hoe de vaten, die van eijkenhout gemaakt werden, nog nat konnen houdenGa naar voetnoot90), doordien het hout uijt geen andere deelen en bestaat, dan uijt te samengevoegde pijpjens, soo kan ik niet nalaten aan te wijsen, hoe, en op wat manier men het eijken-hout handeltGa naar voetnoot91) daarmen Ton off Vaatwerk van maakt; Te weten: Men klooft een boom in sijn lengte aan twee vier of aan ses stukken, al na dat de boomen dik sijn, sodanig nogtans, dat de clovinge geschied vande circumferentie na het centrum van denselven boom; dog wanneer een boom in tween geklooft werd, gelijk ik gesien heb dat veel Hout gedaan werd, dat van Riga komt, soo werdGa naar voetnoot92) op beijde de sijden van sodanigen halven boom weder stukken afgeklooft, waar door het als vier sijdige stukken sijn; en wanneer men sware boomen, diemen dus geklooft heeft, tot plancken begeert te sagen, soo klooft men een gedeelte van het geene dat het midden vanden boom geweest is, weg, ende men maakt dus in plaats van een driesijdig een viersijdig stuk houtGa naar voetnoot93); door welk klooven de opgaande ende horisontale vaaten op pijpjens beijde in haar lengte van malkanderen geklooft werden, waar door de opgaande vaaten off pijpjensGa naar voetnoot94) van sodanigen plank off duijg inde lengte van het Hout leggen, ende de horisontale vaaten off pijpjens leggen inde breette vande plank of duijg; soo dat het Nat dat in een ton van het verhaalt geklooft Houtwerk is, doorgaans komt te staan tegen de vaaten of pijpjens, die in haar lengte vanden anderen sijn geklooft, en dit is dan de redenenGa naar voetnoot95) waarom dat het Vaatwerk, dat van eijken-Hout gemaakt is (schoon het | |||||||||
Ga naar margenoot+23. Because many cannot understand how barrels made of oak can contain liquids, since the wood consists of no other parts than of the tubules that are joined together, I cannot refrain from pointing out how, and in what manner, oak is worked from which Barrels and Casks are made; This is: A tree is cleft in its length into four or six pieces, all according to the thickness of the tree, but in such a way that the cleaving is done from the circumference to the centre of the said tree; but when the tree was cleft in two, as I have seen that is done with much Wood that comes from Riga, then again pieces are chopped off on both sides of such a half tree, so that they are, as it were, foursided pieces; and when it is desired to saw heavy trees, that have thus been cleft, into planks, then part of that which was the centre of the tree is cut away, and in this way a four-sided piece of wood is made out of a three-sided oneGa naar voetnoot40); and through this cleavage both the horizontal and the ascending vessels or tubules are separated from each other in their length, so that the ascending vessels or tubules of such a plank or stave lie along the length of the Wood, and the horizontal vessels or tubules lie across the width of the plank or stave; so that the Liquid that is in a barrel, made of Wood, cleft as described above, touches none except the vessels or tubules that have been cut away in their length from the others, and this, then, is the reason why Casks made of Oak (although it consists of no other | |||||||||
uijt geen andere deelen en bestaat als uijt Pijpjens) digt isGa naar voetnoot96);Ga naar margenoot+ als bij exempel: LatenGa naar voetnoot97) wij ons inbeelden dat fig: 1. AEFG. is een stuk van een eijkenboom, die overlangs in ses stukken is geklooft, en met sijn eene eijnde dat afgesaagt en glad geschaaft is, tegen ons gesigt aan leijt; Soo wij nu het Hout sodanig komen te klooven dat AE. AF. ofte ABCDHIG. de breette vande duijg is soo moeten wij nootsakelijk alle de opgaande ende de Horisontale vaaten of Pijpjens, die uijt het centrum A. tot inde circumferentie vanden boom EFG. loopen, (ende die aldaar met 17 dubbelde getrokken LinienGa naar voetnoot98) werden aangewesen) in haar lengte van malkanderen klooven: want soo men het Hout contrarie quam te klooven, te weten van E. naar G. soo soude men alle de horisontale vaten, die in dit verbeelde stuk Hout sijn, over dwars of in haar lengte komen te breeken, waar door dan de lengte vande Horisontale vaten of pijpjens, souden komen te leggen inde dikte vande plank of duijg; en dus soude door de Horisontale vaatgens of pijpjens (die met haar eene opening soude komen tot inde holligheijt vande ton, ende met derselver andere opening eijndigen int buijtenste van deselve) het nat door komen sijpelen. En dit is dan de oorsaak, dat als geheele eijkeboomen aan plancken gesaagt werden, dat alleGa naar voetnoot99) de plancken, uitgesondert die uijt het midden vanden boom gesaagt werden, het nat doordringt, en voornamentlijk als daar groote perssinge van water tegen aan staatGa naar voetnoot100). Dit dan soo sijnde, soo en hebben wij ons niet te verwonderen, dat in | |||||||||
parts than Tubules) are quite tightGa naar voetnoot41); for example: Let us imagine that fig: 1. AEFG. is a piece of an oaktree that has been cleft lengthwise into six pieces, and with one side, sawn off and planed smooth, faces us; Now if we split the Wood in suchGa naar margenoot+ a way that AE. AF. or ABCDHIG. is the width of the stave, then we must necessarily cleave apart from each other, in their length, all the ascending and Horizontal vessels or Tubules that run from the centre A. to the circumference EFG. of the tree (and that are shown there as 17 doubly-drawn LinesGa naar voetnoot42)); for if one were to divide the Wood contrariwise - to wit, from E. to G., then one would cut all the horizontal vessels that are in this imaginary piece of Wood, either crosswise or lengthwise, with the result that the length of the Horizontal vessels or tubules would come to lie in the thickness of the plank or stave; and the liquid would therefore ooze through the Horizontal vessels or tubules (of which one open end would be in the interior of the barrel, and the other open end to the outside of the same). And this, then, is the reason why, if whole oaktrees are sawn into planks, the liquid seeps through all the planks, with the exception of those sawn from the middle of the tree; and especially when there is a strong pressure of water against themGa naar voetnoot43). This being so, we need not be surprised that, in a newly-built ship, | |||||||||
een nieuw gemaakt schip het water door het Hout of Plancken komt: want soo een ende deselve horisontale vaaten of pijpjens vant Hout, haar mondekens aan beijde de breede sijden vande plank uijtkomen, en niet gestopt sijn, door Teer, Pek, of Vet, soo moet daar water door sijpelen. Veele souden mij te gemoet konnen voeren, nademaal ik soo veele kome te spreeken vande deugtsaamheijt van het eijkenhout, dat in warme Landen wast; wat redenen datter sijn, dat de Schepen, en voornamentlijk die van Oorlog, die in Denemarken en Sweeden van dat Hout dat daar te Lande wast, gemaakt werden,Ga naar margenoot+ soo lang konnen goet blijven; dog laten sodanige maar eens overdenken, dat het Hout van een Schip, varende na de heete Landen als Oostindien, in een reijs van twee jaren, in dat heet Climaat, en voornamentlijk dat Hout dat tusschen de plankken van het schip insit, en altijts vogtig en nat is, sonder datter verandering van Lugt bij kont, meer sal bederven, als het verwerkt HoutGa naar voetnoot101) van een schip, dat inde verhaalde koude Landen alleen gebruijkt word, in ses jaren; welke bedervinge men hier noemt, een versmagte, verbroeije of verstikken van het HoutGa naar voetnoot102). Wanneermen nu het hier voren geseijde gekloofde Hout aan plancken komt te sagen, soo werden sodanige plancken WageschotGa naar voetnoot103) genoemt; enwanneermen door de Schaaff deGa naar voetnoot104) horisontale vaten of Pijpjens (die onse Kuijpers off Houtarbeijders den draatGa naar voetnoot105) van het Hout noemen) veele te gelijk, en voornamentlijk in lengte komen af te schaven, soo maken dese horisontale vaten of pijpjens blinckende figuiren, het welke dan bij haar een mooij gebeeldGa naar voetnoot106) wageschot genoemt word. De reden van sodanigen glants in het eijkenhout, bestaat alleen hier in, dat de | |||||||||
water comes through the Wood or Timbers: for when the mouths of the very same horizontal vessels or tubules of the Wood debouch on both the broad sides of the planks, and are not stopped up by Tar, Pitch or Grease, then water must ooze through. Many persons might argue, as I have said so much about the soundness of the oak that grows in warm Countries, what might be the reasons why Ships - and especially ships of War - that are built in Denmark and Sweden from Wood that grows in those Countries, can remain good for so long; but let such persons reflect that the Timbers of a Ship sailing to hotGa naar margenoot+ Countries like the East Indies, on a two-year voyage - in that hot Climate, and especially that Wood which is between the timbers of the Ship and is continuously moist and wet, without fresh air having access to it - is sure to deteriorate more than Wood worked into a ship that is used only in the said cold Countries, does in six years; which deterioration is called here the pining away, overheating, or choking of the WoodGa naar voetnoot44). Now when the above-mentioned cleft Wood is sawn into planks, such planks are called ‘Wainscot’Ga naar voetnoot45); and when, by means of the Plane, many horizontal vessels or Tubules (what our Coopers or Carpenters call the ‘grain’Ga naar voetnoot46) of the Wood) are simultaneously, and mainly in the length, pared off, these horizontal vessels or tubules will make glittering figures, forming what they call a finely marked wainscot. The cause of this gloss in oak-wood is merely, | |||||||||
horisontale vaaten of pijpjens veel kleijnder sijn, dan de opgaandeGa naar margenoot+ vaaten off pijpjens; welke kleijne pijpjens een vaster hout maken; en bij gevolg hoe vaster hout, hoe meerder glantsGa naar voetnoot107). Veele Heeren in ons Land, die de Equipagie van Schepen aanbevolenGa naar voetnoot108) is, laten de catrol schijven in haar bloksGa naar voetnoot109), vanGa naar margenoot+ Pokhout maken, om dat dit Hout ongemeen hard is, en veel olij in sig heeft, waar door het sijn selven alsGa naar voetnoot110) komt te smeeren en weijnig slijting onderworpen is; maar soo deugtsaam als dit Pokhout is soo ondeugtsaam is weder het Hout, daar sij ordinair haar bloks (waar in dese Pok houte schijven arbeijden) van laten maken: want dat is Essenhout, dat in Noorwegen gewassen is, welk seer langsaam is gegroeijt, en seer open, broos of onstark is, en groote slijtinge onderworpen is; en ook niet te noemen is, bij de deugtsaamheijt van het Essenhout, dat hier te Lande in een goede grond is gewassenGa naar voetnoot111). | |||||||||
Ga naar margenoot+that the horizontal vessels or tubules are much smaller than the ascending vessels or tubules, which small tubules make a firmer wood, and therefore, the firmer the wood, the more brillianceGa naar voetnoot47). Many Gentlemen in our Country, to whom is entrusted the Fitting-out of Ships, have the pulley- sheaves of their blocks madeGa naar margenoot+ of Pockwood (lignum-vitae), because this wood is uncommonly hard and contains much oil, whereby, as it were, it lubricates itselfGa naar voetnoot48), and is subjected to only little wear and tear; but, sound as this Pockwood is, so unsound, again, is the Wood of which they ordinarily have their blocks made (in which these Pockwood sheaves operate); for that is Ash, that has grown in Norway, and which has grown very slowly, and is very loose, brittle or frail, and is subject to great wear and tear; and neither can it be compared in soundness to Ash grown in this Country in good soilGa naar voetnoot49). | |||||||||
Ik heb veele Essen-boomen beschouwen, die in Noorwegen gewassen sijn ende gesien dat die in 20. 30. ja in 40 jaren soo dik in wasdom niet en waren toegenomen, als het essen-hout, dat ontrent dese stad was gewassen in een jaar was toegenomen, als hier voren nog eenmaal geseijd is. En alhoewel ik hier voren seer hoog heb verheven het eijken en essen-hout dat in warme landen wast, buijten het geene dat in koude landen groeijt; soo moetmen evenwel weten, dat ditGa naar margenoot+ in alle hout geen plaats en heeft: want soo deugtsaam als het eijken, Essen en diergelijke Hout is, dat in warme Landen wast, soo deugtsaam is weder het Greijnen HoutGa naar voetnoot112) dat in koude Landen wast, twelk ter contrarie van minder deugt is, als dat selve hout in warme Landen wast, daar het schielijk in groote toeneemt. Om reden dat het greijnen Hout om soo te spreeken, geen seer groote opgaande vaten of pijpjens en maakt; en schoon wij soo nu als dan in dat hout al een groot vat off pijpje komen te sien, soo kan dat weijnig hinderinge toebrengenGa naar voetnoot113). In dit greijnen Hout werden alle jaren int begin van derselver wasdom, een ende deselvige vaten off pijpjens, wel tweemaal soo wijt gemaakt dan die sijn als het Hout in dat selfde jaar sijn wasdom komt te verminderen off aff te nemen, welke laatstgemaakte pijpjens of vaten seer dik van Hout sijnGa naar voetnoot114), en gantsch kleijne holligheden hebben; welke pijpjens een seer vast, stark, en durabel Hout uijtmaken: en hoe dit Hout dan jaarlijks minder in wasdom is toenemende, hoe dat de vaste pijpjens off vaten meerder sijn; en als wij sodanig Hout op sijn eijnde beschouwen, en sien dat de kringen (die ieder een jaar wasdom sijn) seer digt bij malkanderen staan, soo konnen wij wel besluijten, dat het een stark en taaij Hout is; en voornamentlijk als een groot gedeelte van ieder kring, een harsagtige off rosse kouleur heeftGa naar voetnoot115). | |||||||||
I have examined many Ash-trees that have grown in Norway, and noticed that they had not increased in thickness during 20, 30, nay, 40 years, as much as the ash that had grown near this city, had increased in one year - as I once said heretofore. And although I have spoken very highly heretofore of the oak and ash that grows in warm countries, above that which grows in cold countries, one should none the less know that this does not apply to all wood: for as sound as oak, Ash and suchlike Wood is that grows in warm Countries, as sound, again, is the PinewoodGa naar voetnoot50) that grows in cold Countries, which, contrariwise, is less sound when the same wood grows in warm Countries, whereGa naar margenoot+ the increase in girth is rapid. The reason for this is that Deal, does not, we may say, make any very big ascending vessels or tubules; and although we do now and then notice a bigger vessel or tubule in that wood, this can cause only little troubleGa naar voetnoot51). In the beginning of the growth of this Pine or Deal, the same vessels or tubules were each year made about twice as wide as those of the Wood which, in the same year, reduces or decreases its growth, the last-named tubules or vessels being very thick of woodGa naar voetnoot52), and having extremely narrow cavities; these tubules form a very firm, strong and durable Wood; and the less this Wood increases in growth each year, the greater the number of these firm tubules or vessels; and when we look at such Wood on its end, and observe that the rings (each of which is one year's growth) are very close together then we may well conclude that it must be a strong and tough Wood; and especially since a large part of each ring has a resin-like or reddish colourGa naar voetnoot53). | |||||||||
Ga naar margenoot+Omme nu het maaksel van het greijnen-hout aan te wijsen, heb ik goet gedagt een seer kleijn stukje Hout te laten afteijkenen, alleen omme te toonen het onderscheijd, datter is tusschen de opgaande vaate, die alle jaren in het voorjaar, ende de vaaten, die in dat selve jaar gemaakt werden, als de wasdom begint aftenemen. Ga naar margenoot+Fig: 3 ABCDDEFGG.Ga naar voetnoot116) vertoont een kleijn stukje Greijnen Hout, waar van ABC. of GFE. (seer na) de lengte is, van een vijftiende gedeelte van een duijm. ABFG. is een gedeelte van het Hout, dat des jaars daar te voren, in het afgaan vande wasdom, gemaakt is, soo dat de affscheijdinge, diemen hier komt te sien, en met BF. werd aangewesen, is het geene daar de wasdom gantsch heeft opgehouden. Ga naar margenoot+BCDDEF. is een gedeelte van het Greijnen Hout, dat het volgende jaar in het begin van de wasdom gemaakt word. Hier uijt blijkt nu het onderscheijd datter is tusschen de vaten, die in een ende het selve jaar, namentlijk die int begin, ende in het najaar gemaakt werden. Soo nu het Greijnen Hout inde lengte van ABC. (dat een vijftiende gedeelte vande lengte van een duijm is) twee jaren tijd van noden hadde, om den halven diameter vanden boom, tot sodanigen dikte te doen toenemen, soo soude moeten volgen, dat in de geseijde spatie, tweemaal vaste vaten (als die tusschen AB. sijn) soude gemaakt werden. En als wij daar dan bij doen, dat dit afgeteijkende stukje Hout een seer wasselijk Hout is geweest, ende dat het Hout, het geene op verre na soo veel jaarlijks in wasdom niet en heeft toegenomen, niet alleen soo veel sodanige groote vaaten sal maken; maar dat ook de groote of eerst gemaakte vaten ook soo groot niet sullen sijn, en wel voornamentlijk als het Hout in een kouder Land, en in een goede grond wastGa naar voetnoot117). In somma dan hoe de kringsgewijse deelen van het Greijnen hout, diemen op het eijnde komt te sien, digter bij een staan, hoe langsamer het is gewassen, en dat is meest doorgaans het starkste en durabelste Hout. | |||||||||
Now in order to demonstrate the structure of Pine, I haveGa naar margenoot+ thought fit to have a drawing made of a very small piece of Wood; only to show the difference that exists between the ascending vessels formed every year in the spring, and the vessels formed in the same year, but when growth begins to decrease. Fig: 3. ABCDDEFGGGa naar voetnoot54) shows a small piece of Pine, ofGa naar margenoot+ which ABC. or GFE. is (almost exactly) the length of one-fifteenth of an inch. ABFG. is that part of the Wood that was formed the year before, during the decline of growth, so that the borderline that is seen here, indicated by BF, shows where the growth completely ceased. BCDDEF. is that part of the Pine that was made in the beginning of the following year. Ga naar margenoot+This shows the difference which exists between the vessels formed in one and the same year, namely those made in the spring and those made in the autumn. Now if Pine required a period of two years, in the length of ABC (which is one-fifteenth of an inch), to cause the half diameter of the tree to increase to such a thickness, then it would follow that firm vessels (such as those between AB.) would be made twice in the said space. And if we add to this that the piece of Wood drawn here had grown very well, and that wood that grows much more slowly each year, will, first of all, not make so many large vessels, and secondly, that even the large, or first-made, vessels will not be so large - especially when the Wood grows in a colder Country, and in good soilGa naar voetnoot55). In short, the closer together the rings of Pine are that we see in cross-section, the more slowly it has grown; and this is generally the strongest and most durable Wood. | |||||||||
DD. en GGGa naar voetnoot116) sijn horisontale vaten, die in dit Hout seer weijnig bij den anderen leggen, soo dat die, wanneermen deselve overdwars komt te doorsnijden, niet wel en sijn te bekennen. 'T is weijnig weeken geleden, dat ik sag gereet maken, een Mast van een groot schip. Dese Mast op sijn eijnde siende, seijde ik tegen de Meester vande Arbeijders: dat Hout is in Noorwegen niet gewassen, het is een onstark Hout. Ende nog op een gedeelte van een andere Mast wijsende, seijde ik: dat Hout is nog ondeugtsamer. Dit mijn oordeel bevestigde ik alleenGa naar voetnoot118), om dat dit Hout sijn kringen wijt van een stonden, en bij gevolg den boom schielijk in groote was toegenomen, door dien ieder kring een jaar wasdom is. Hierop kreeg ik tot antwoord, dat de Masten van Hamborg waren gekomen. Dit sijn mijn geringe consideratien over de deugtsaamheijt, ende ondeugtsaamheijt van het Hout: en ten ware ik meerder kennisse ende ommegang met het hout hadde gehad, als ik nu hebbe, ik soude ampelderGa naar voetnoot119) daar van hebbe konnen spreeken. Ende sal onder des blijven.Ga naar voetnoot120)
Hoogh Edele Heeren.
Haar Hoogh Edelen alderonderdanigste Dienaar,
A: van Leeuwenhoek.
P.S.
In mijn laatst voorgaande missiveGa naar voetnoot121) kome ik onder anderen te seggen, dat ik uijt de eijeren ofte kuijt vande Garnaad, jongeGa naar margenoot+ ongebore Garnaaden hadde gehaalt, ik kan niet nalaten te seggen, dat ik sedert weijnige dagen heb bekomen eenige schulp, of schorsagtige visjens, van die grooteGa naar voetnoot122), en in ons bloote oog seer na | |||||||||
DD. and GGGa naar voetnoot54) are horizontal vessels which, in this wood, are very few and far between, so they cannot be clearly distinguished in cross-section. A few weeks ago I was watching a Mast of a large ship being got ready. On seeing this Mast at its end, I said to the Workmaster: that Wood did not grow in Norway, it is frail Wood. And pointing to part of another Mast, I said: that Wood is still more unsound. This my judgement I based only on the fact that the rings of this Wood were far apart, and that, therefore, the tree had fast increased in size, since each circle is one year's growth. To this I received the reply that the Masts had come from Hamburg. The above are my modest considerations concerning the soundness and the unsoundness of Wood: and providing I had more knowledge and practical experience of wood, than I have now, I could have discussed it at greater length and detail. Meanwhile, I remain,
Very Noble Sirs,
Your Honours' most humble Servant,
A: van Leeuwenhoek.
P.S.
In my latest preceding missiveGa naar voetnoot56) I said, among other things, that I had found, in the eggs or roe of a Shrimp, young unbornGa naar margenoot+ Shrimps; I cannot refrain from saying that I received a few days ago some small fish resembling crustaceans, of the same size as, and looking very much like shrimps to the naked eye; but when | |||||||||
gelijkende de garnaad; maar als wij dat selvige door het vergrootglas examineren, soo sien wij, dat nog het Hooft, pooten, of de schulpagtige deelen, met het maaksel vande Garnaad, nietGa naar voetnoot123) overeenkomen. Dit visje wert bij ons een Steur-krabbe genoemt, het selvige draagt sijn eijeren medeGa naar voetnoot124) tusschen sijn pooten, gelijk als de garnaad, ende kreeft doet. Dese eijeren heb ik ook geopent, ende daar uijt de ongebore Steur-krabbe gehaalt, ende nog distincter de vinnen aande staart, ende de pooten aan het Lighaam konnen bekennen, als ik aande ongebore Garnaad voor desen hadde gesien. | |||||||||
we examine the same through the microscope, we see that neither the Head, nor the legs or the shell-like parts resemble the structure of the Shrimp. This fish is here called a Prawn; the same carries its eggs with itGa naar voetnoot57) between its legs, just as the shrimp and the lobster do. I have also opened these eggs, and removed from them the unborn Prawn, and I was able to distinguish the fins at the tail, and the legs on the Body, still more clearly than I had seen them previously in the unborn Shrimp. |
|