Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Liedeken, Stemme: Object d'ont les charmes si doux. PHyllis die met u soet gelaet Elck een tot liefde kondt verwecken, Ick vindt my in een slechte staet VVanneer ick van u moet vertrecken; En al net gheen dat ick begin, En heeft geen val, soo langh, en heeft gheen val, soo langh, Ick mis u weder-min. 2.[regelnummer] Ghy zijt mijn levens onderhoudt, VVant sonder u kan ick niet leven; Op u is al mijn hoop ghebouwt, [pagina 116] [p. 116] Ey wilt my troost en hulpe geven: En toont, ô soete Harderin, Dat mijn gheluck bestaet, dat mijn gheluck bestaet In uwe weder-min. 3.[regelnummer] Bevrijt my van dien swaren strijdt Die ick soo langh heb moeten lyden, Verwerpt die gheen die my benijdt; En laet my nae veel droeve tyden Eens smaecken die gewenschte vreught Die ick langh heb verwacht, die ick langh heb verwacht, O bloeme van de jeught. 4.[regelnummer] Soo sal ick aen mijn droef gheklagh Nae desen niet eens meer ghedencken, [pagina 117] [p. 117] Maer roemen steedts dien blyden dagh Op welck ghy my u gunst quaemt schencken; En seggen met een bly gemoedt, Dat ghy alleenlijck zijt, dat ghy alleenlijck zijt, Mijn alderwaerdste goedt: 5.[regelnummer] En datter niemandt leeft op aerd Verçiert met soo veel aerdigheden, Soo vriendelijck en soet van aert, En soo volmaeckt van lijf en leden: Iae geen soo treflijck van verstandt, Vermits ghy overtreft, vermits ghy overtreft, De beste van het Landt. 6.[regelnummer] VVel aen dan vroetvrouw van mijn hert [pagina 118] [p. 118] VVilt my met uwe gunst bekroonen, Soo sal ick vry van alle smert In u Paleys met vrede woonen; En my verheughen t'aller tijdt Dat ghy nae veel verdriet, dat ghy nae veel verdriet, Mijn deel geworden zijt. Vorige Volgende