[Lucas de Heere]
Heere, Lucas de -, 1534-'84, uit Gent, psalmdichter, 1565, op de wijzen van Marot. Van zijn vak was hij schilder; de leermeester van Karel van Mander, zelf leerling van Frans Floris. Zijn eerste bundel gedichten, ook van 1565, is Den Hof en Boomgaerd der Poësiën; daarin zijn minnedichten aan Eleonora Carboniers, dochter van de burgemeester van Vere. Opgedragen aan heer Adolf van Bourgondië.
De Heere komt op voor zuiver Nederlands in zijn Renaissance-poëzie: oden, epigrammen, sonnetten in de trant van Marot. Daarnaast echter nog ouderwetse refereinen. De Heere was toen nog Katholiek; zijn 37 psalmen zijn kerkelijk goedgekeurd. Maar toen Alva in het land kwam, week hij naar Londen uit. Tot 1577 werkte hij als schilder in Engeland; toen keerde hij naar Gent terug, werd griffier der Rekenkamer en pensionaris van de Prins. Na de moord op Prins Willem week hij uit naar Parijs, waar hij is overleden. Hij was in Gent lid v.d. Kamer Jesus metter Balsembloeme. Tijdens zijn ballingschap, 1567-'77, schreef de Heere over Engeland. Deze Beschrijving der Britsche Eilanden werd naar het hs. uitgegeven door Dr. Th.M. Chotzen en Dr. A.M.E. Draak.
Als anagram van zijn eigen naam koos hij Schade leer u.