[Johan de Witt]
Witt, Johan de -, geb. 1625 te Dordrecht, 1653 raadpensionaris van Holland, 1672 met zijn broeder Cornelis te Den Haag vermoord. Hij was in 1655 getrouwd met Wendela Bicker, burgermeestersdochter van Amsterdam; Vondel maakte het bruiloftsdicht.
Als staatsman werd De Witt beschimpt door de Oranjeklant Jan Zoet als ‘de derde Sint-Jan.’
Hij werd verheerlijkt door Oudaen, o.a. in Staats-zorg, toen in 1665 na de Slag bij Lowestoff De Witt toonde, welk een staatsman hij was. Door Oudaen 1672 verdedigd in zijn gedicht De Lasterkladde, dat de moord niet meer verhinderen kon. Na de moord een tweede gedicht: De Lasterkladde met bloed begoten. En zijn treurspel Haagsche Broedermoord, waarin de handelende personen met name genoemd werden; dit spel van 1673 werd echter eerst na zijn dood uitgegeven.
Jan de Witt geprezen in Spot en Moet der Batavieren van Adriaan Paats, 1666, en vooral in zijn Vreede en Vryheyd, 1667, als de man
Die al zyn tijd, zyn arbeid en zyn gaven,
De wondren van een wonderlijk verstant,
Alleen besteet tot glory van het Land.
De Zeetocht van De Witt, 1666, bezongen in een groot gedicht van Jan Vos.
Op De Witt een schimpdicht bij het begin van de Derde Engelse Oorlog, na de aanslag op zijn leven door Jacob van der Graeff; navolging van het schotschrift op Willem II:
Zo nog veel andere schotschriften. Daartegenover het puntdicht van Geraerdt Brandt bij De Witt's portret:
Dees Print verbeeldt den Man,
daar God den Staat door sterckt,
dat ontelbre Wondren werckt.
Na de moord werd een grote verzameling gedichten uitgegeven als 't Zwart Toneelgordyn. Daarbij van J. Bidloo Uitvaart van de Deugd. Vondel schreef:
Zo leeft De Witt in 't hart
van alle oprechte harten,
De mond der vrijheid en der Staten
Zijn dood, al te onverdiend.
zal Holland eeuwig smarten:
Hij stierf voor 't vaderland,
Onder de tegenstanders Jan Zoet met zijn stuk D'IJdele Vlugt, en L. v.d. Bos, die in 1675 ook een werk in 4 delen uitgaf: Tooneel des oorlogs.
Tot degenen, die de eer, het recht, de naam en de deugd der De Witten verdedigden, behoorden K. Lescailje, C. Boon, Sylvius, K. Brandt en G. Bidloo. In 1745 schreef Frederik Duym zijn treurspel De Broedermoord. Zie ook de Wittenoorlog. Van Petronella Moens in 1791 een gedicht De Gebroeders De Witten; van A. Loosjes een dramatische schets; van Loots een gedicht De Volkswoede, 1802, en een ander Aan de nagedachtenis, ook van 1802. Held van een D. treurspel van A.S.C. Wallis, 1875; de schrijfster geeft aan Willem III de schuld van de moord. Zijn ondergang romantisch verklaard uit de wraak van Eene Poortersdochter, roman van J.M.L. Dercksen, 1871.