Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Wijnlied. Onlangs kwam een ou-de pruik, Met een bril voor de oo-gen; Die heeft mij van 't wijn-gebruik Heel wat voor-ge - lo - gen: 'Boeken' zei hij, 'en geen wijn, Zijn 't, die u ge - leerd doen zijn.' ''t Drinken maakt den men[s]ch maar stom, ''t Hindert in 't stu[de]eren, ''t Zal uit Pallas' heiligdom 'Eeuwiglijk u weren! 'Boeken, boeken en geen wijn, 'Zijn 't die u geleerd doen zijn!' Maar ik zei: 'Dat hebt gij mis, 'O gij oude mufferd! 'Gij dronkt nooit geen wijn, gewis! 'Gij onnoozle sufferd! ''t Is alleen 't gebruik van wijn, 'Dat geleerd en wijs doet zijn! 'Lees maar eens Anakreon, ''t Zal u wel vermaken: 'Denk eens wat hij niet al kon, 'Grieksche verzen maken. 'En dat ging dan wel zoo goed, 'Als gij 't ooit in 't Hollandsch doet. 'Dat was wat een andre vent 'Als gij met uw boeken; 'Wijsheid was hij steeds gewend 'In den wijn te zoeken. 'Drinkt maar,' zegt hij, 'drinkt maar wijn! 'Dra zult gij verstandig zijn!' De Aarde drinkt en Zon en Maan, Al wat leeft, moet drinken; En ik zou daar nuchter staan, Niet eens helder klinken! Neen, mijn Vrienden! neen, o neen! Dra was dan mijn leven heen. Vrienden, water maakt maar stom! Leert dit van de visschen; Maar met wijn keert dit zich om, Zeker 't kan niet missen. Drinkt maar, drinkt maar vlijtig wijn, Dan zult gij welsprekend zijn! Vorige Volgende