Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 102]
| |
[pagina 103]
| |
En vrouw en kind 't stomme vee,
't Bracht al niet wei - nig zor-gen mee.
Nu werd, na 't al was afgepaald,
Er 's mans notaris bijgehaald.
Daar heb je, sprak hij, schaap en koe,
Tel ieder trouw het zijne toe;
Zorg dat de scheiding juist geschied',} bis.
En man..... vergeet je zelven niet!} bis.
Ze werkten samen, en terdeeg;
En dronken menig glaasje leeg,
En merkten 't een na 't ander vat,
En proefden nu eens dit, - dan dat,
En vingen toen 't was afgedaan,} bis.
Opnieuw met d'inventaris aan.} bis.
Toen nu de deeling was gedaan
En Noach 't op papier zag staan,
Vroeg hem de man, voor 't recht bezield,
Maar die ook van een glaasje hield,
'Wie, heer cliënt! zal met uw wijn} bis.
Als erfgenaam bevoorrecht zijn?'} bis.
'Dat is een zaak,' was 't antwoord, 'man,
Die ik hier slecht bepraten kan;
Wij moeten in den kelder gaan
En zien hoe daar de affaires staan;
Dus hebt ge lust, komaan, terstond;} bis.
't Is donker hier, tast goed in 't rond.'} bis.
En Noach schertste met zijn vrind,
En dacht niet meer aan vrouw en kind,
'Amice!' sprak hij, 'weet je wat?
Schrijf goed en leesbaar op je blad:
Dat van den schat van al mijn wijn} bis.
De wereld erfgenaam zal zijn.'} bis.
'Mijn doodsklok zij een bekerklank,
Mijn requiëm een blij gezang,
Mijn monument een monstervat,
Gevuld met heerlijk druivennat,
Schrijf, heer notaris, 'k blijf er bij,} bis.
'k Wil dat er niets vergeten zij.'} bis.
Toen bond hij aan dien laatsten wil
Het hiernavolgend codicil:
'Ik legateer nog op dit pas
Aan hem mijn allerfijnst gewas,
Die aan een schraal voorzienen disch} bis.
Nogtans met water vroolijk is.'} bis.
|
|