het woorddeel ‘vacht’ - men denkt aan drift en zinnelijkheid - geneutraliseerd wordt: het gaat om niet meer dan een muts.
De lang vermeden ontmoeting, de kans op verliefdheid, is uitgelopen op een korte tocht op de ‘noordervijvers’. Krijgt het schaatsen tegen het eind iets fanatieks, alsof de verliefdheid tegen beter voelen in losgereden moet worden? De schaatsen zijn als ‘vlijt'ge drijvers’. Maar het verhoopte breekt niet door.
De laatste regel van Vestdijks gedicht vind ik heel mooi. Misschien dat de ambiguïteit ervan daar debet aan is. Er gaat iets peilloos schuil achter, of eerder nog onder, deze woorden. ‘[E]en verliefdheid die niet door wil breken’: zij lijkt in dat opzicht op de zon, die wij wit en koud, als achter een schijf van albast, aan de hemel zagen staan. Maar ik ontkom er niet aan, bij dat ‘doorbreken’ ook aan de onderkant van het ijs te denken, de dreigende duistere diepte van het water onder de voeten van wie daar schaatsen op hun ‘drijvers’ (ook dat woord wordt plotseling dubbelzinnig). Verliefdheid is: gebroken ijs. Dus ook: gevaar!
De in evenwicht gehouden tegenstellingen waarop Vestdijk zijn gedicht gebaseerd lijkt te hebben, komen uit de sfeer van kou en warmte, verraderlijk water en dragend ijs, afstand en toenadering, drift en beteugeling, Apollo en Dionysus. Zou dat mijn reserve veroorzaken? Het feit dat de regels van ‘IJstocht’ ‘bestoven lijnen’ zijn, bedekte krassen, bestorven vonken? Ik denk dat het anders ligt, dat mijn voorbehoud inmiddels wat preciezer te omschrijven valt en niet meer het hele gedicht betreft. Het gedicht is op tamelijk zwijgzame wijze veelzeggend, en dat bekoort mij wel. Maar ‘mooi’ vind ik het in zijn geheel nog niet. In de eerste strofe voel ik mij door Vestdijk na een blik over weidse velden plotseling met mijn neus op het ijs gedrukt, om naar de krassen op het ijs te kijken. Die koude kunstgreep is mij wat gortig. En wat een lelijk woord is ‘ijzersneden’.
Dit alles neemt niet weg dat het gedicht mij wel degelijk is gaan bekoren. Misschien komt er zelfs een moment waarop ik het mooi vind. Verliefdheid kan daar voor zorgen. Als zij door wil breken, wordt ze misschien zelfs ooit extreem. Ik sluit niets uit.
‘IJskoude liefde, die niet sterven wil’, schreef Achterberg in zijn ‘Schaatsenrijder’. Is dat mijn perspectief, als het om Vestdijks dichtwerk gaat?