‘Nee, nee,’ roept Madelief. ‘Ze kosten een gulden mevrouw.’
Dat had die mevrouw niet gedacht. Ze kijkt beteuterd naar de
bloemen.
‘Zo,’ zegt ze. ‘Dan hoef ik ze niet.’
Ze duwt Roos de bloemen in de handen en doet snel de deur dicht.
Dat is nog niet zo gemakkelijk, bloemen verkopen.
‘We hebben het verkeerd gezégd,’ zegt Madelief. ‘We moeten erbij
zeggen dat we de bloemenman helpen.’
Ze bellen aan bij de volgende deur. Er doet een kind open. Een
kleintje nog, een peuter. ‘Is je moeder thuis?’ vraagt Madelief.
‘Weet niet,’ zegt het peutertje.
‘Ga dan maar es kijken,’ zegt Roos.
Maar het kind blijft staan. Wat moeten ze nu doen? Madelief belt nog
een keer. Maar er komt niemand. ‘Joehoe,’ schreeuwt Madelief de gang in. ‘Is
daar iemand?’
Het kleintje schrikt. Het begint te huilen. Het rent de gang in.
Daar gaat een deur open. Een mevrouw komt aangerend. ‘Wat moet dat, wat moet
dat?’ roept ze boos. Ze gooit de deur met een klap dicht.
Alweer niks verkocht. Ze hebben wel pech. Ze kijken naar de
overkant. De bloemenman is al vijf huizen verder.
Ze bellen bij de derde deur. Het duurt lang, maar