De dief
Madelief is haar fiets kwijt. Ze heeft overal gezocht. Echt waar. Ze
is het hele huizenblok rond geweest. Maar de fiets is nergens te vinden.
Dat is heel naar. Wat moet je zonder fiets? Niks. Helemaal niks. Als
ze Roos ziet heeft ze geen zin om te spelen. Ze wil alleen maar fietsen.
‘Kom maar,’ zegt Roos, ‘ik help je zoeken.’
Ze lopen samen het blok rond. Maar ze vinden hem niet.
‘Waar heb je hem dan gelaten?’ vraagt Roos.
Ja, als ze dát wist! Gewoon, op de stoep heeft ze hem gelaten.
Ze staan voor een groot huis met een garage ernaast. De garagedeur
staat wijd open. Roos kijkt per ongeluk naar binnen. Ze schrikt.
‘Hé,’ zegt ze. ‘Daar staat ie.’
Madelief kijkt ook. En ja hoor, daar staat haar fiets. In die
garage. Roos maakt het tuinhek open, maar Madelief pakt haar bij de arm.
‘Voorzichtig,’ fluistert ze. ‘Daar woont een dief.’
‘Echt?’ vraagt Roos angstig.
‘Tuurlijk,’ zegt Madelief. ‘Hoe komt mijn fiets daar anders?’
Dat kon je inderdaad niet begrijpen. Hoe komt een fiets in een
garage als je hem gewoon op de stoep hebt laten liggen?