Een flashback is, begrijpen we, een flitsend terugkomen op wat je al verteld hebt in andere woorden, desnoods grijp je terug met dezelfde woorden.
Weinig mensen beseffen dat een boek ook z'n flashforwards heeft, aankondigers van wat er nog komt. In de muziek zijn daarvan vele en fantastische voorbeelden te beluisteren, in de literatuur zijn ze minder goed waar te nemen, maar ze zijn er altijd en effectief zijn ze ook: anders zou je niet doorlezen.
Er zijn twee varianten van de ‘flash’ die de slechte romanschrijver kenmerken:
(1) | de lange flashback. De schrijver is halverwege, hij heeft de eerste helft van zijn boek ‘af’, en dan ontdekt hij dat hij iets vergeten heeft te vertellen. Hij vertelt het nú, om eenvoudige reden dat hij nú pas op het idee komt. (Een goeie flashback is niet langer dan twee of drie regels.) |
(2) | de flashforward die gevolgd wordt door zijn bevestiging. Kenmerkt de echte beginner: ‘... vatte hij het plan op naar Rome te gaan en daar zijn aandelen te verkopen’. En dan, een paar bladzijden verder, aangekomen in Rome, verkoopt hij zijn aandelen inderdaad. Aanwijzing voor een beginnend auteur: gebruik zulke flashforwards en maak van de gelegenheid gebruik deze even later te ontkennen. |
Een goede schrijver gebruikt weinig flashbacks en zeker niet om vage en onbegrepen gedeelten uit zijn roman, de nesten waarin hij zich heeft gewerkt, te verklaren, dat moet je nooit doen. Laat die nesten zichzelf verklaren. Laat elk nest een verklaring zijn van de omgeving waarin het gebouwd is. Laat elke regel, zonder omgeving, onbegrijpelijk zijn.
En nu weten we ook wat 's schrijvers drift inhoudt, elke keer als hij zijn pen op papier brengt: de regel te schrijven waarmee het hele boek wordt verklaard, of samengevat. Dat doet ie elke dag opnieuw. Het wordt steeds moeilijker natuurlijk, steeds overbodiger en op een dag is hij klaar.