| |
| |
| |
De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters.
| |
[Aa. (H. van der)]
AA. (H. van der) Door dezen meester is eene titelplaat, te vinden voor Het leven van Gustaaf Adolf, Koning van Zweden, enz., te Leyden, bij Boudewyn van der Aa, 1698, geteekend en gegraveerd, doch de platen in het Werk-zelf zijn door j. van aveelen gemaakt; alsmede eene zeer goede plaat in folio voor de opdragt van een Werk over de Kloosters en Kasteelen in Brabant. - Zie over dit Werk op ERTINGHER. (Franciscus) - Nog kennen wij als zijn werk den Titel voor A. Pars, Index Batavicus. Leiden, 1701, naar de teekening van willem van mieris. Wanneer men op prenten vindt h.v. aa, dan wordt dezelfde meester bedoeld, daar deze, en meest allen van dien naam, schreven: vander aa, en alzoo geeft dit slechts twee letters V.A.
| |
[Aa, de Jonge, (Jacob van der)]
AA, de Jonge, (Jacob van der) was uit 's Gravenhage van geboorte, waar hij op de lijst der Confrerie-kamer als meester staat vermeld in het jaar 1769, en, in de kracht van zijn leven, ten jare 1776, is overleden, zoo als Pieter Terwesten Ms. berigt, als ook, dat hij de kunst bij zijn oom, waarschijnlijk dirk van der aa, heeft geleerd; voorts heeft hij Italië bezocht, om zijne kunststudie voort te zetten, waar hij twee jaren vertoefde, om zich vervolgens als portretschilder enz. in zijne geboorteplaats te vestigen. Hij heeft geen grooten opgang gemaakt, en ook geen Italiaanschen stijl in zijne kunst getoond.
| |
[Aartman. (A.)]
AARTMAN. (A.) Twee Rhyngezigten, gestoffeerd met Beeldjes, Gebouwen, Geboomte en diverse Vaartuigen; uitvoerig met O.I. inkt, door a. aartman, vind ik vermeld op eene Verkooping van kunst, nagelaten door T. van Duysel, te 's Hage, en, in 1784, te Amsterdam verkocht, onder Nr. 397 van den Catalogus. - Voorts: De vier stonden van den dagh, door huislyke bezigheden vertoond, met verschillende stoffagie; uitvoerig met sapverwen geteekend, door denzelfden, op eene dergelijke Verkooping van Mr. Pieter Hasselaar, mede te Amsterdam; 1797. Catal. bl. 32, Nr. 51.
| |
[Aartman, Matthijsz. (Nicolaas)]
AARTMAN, Matthijsz. (Nicolaas) Waarom, gelijk Immerzeel deed, slechts met een paar doode regelen over dezen meester te spreken, zonder den aard van zijne kunst te vermelden, als er toch van zijne werken bekend zijn? - In den Kunst-Catalog van R. Weigel wordt, onder Nr. 1173, eene teekening gevonden, zijnde
| |
| |
Prachtige gebouwen met figuren; - en in het Conversations-Lexicon für bildende Kunsten, wordt in zijn levensberigt gemeld, dat hij een aantal teekeningen heeft vervaardigd, waaronder eene voortreflijke, zijnde eene Kermis, die door schaude in koper is gebragt.
| |
[Aartsens (Pieter)]
AARTSENS (Pieter) heeft met goed gevolg het glasschilderen beoefend, zoo als M. Fokkens, Beschryving van Amsterdam, bladz. 191, in de uitgave van 1662, in 12o, mededeelt: ‘In de Kerk (de Oude) ziet men ook ten Noorden nog eenige heel oude geschilderde glazen, met haar schoone doorschijnende verwen, waarin de groetenis van den Engel aan de H. Maagd Maria, de blijde boodschap der Engelen aan de herders op het veld, en de komst van dezelve tot Bethlehem; ook in een ander glas het sterfbed van Maria, daar zij sterft, en dit is heerlijk en overkunstig geschilderd van lange pier, die ook in deze kerk begraven ligt.’ - Het oude Grafschrift luidde:
Den konstigen schilder Lange Pier
Met bey zijn Zoonen leggen hier.
Toen het in 1675 genoegzaam was uitgesleten, werd er een vernieuwd op geplaatst. Zie verder Dapper, Beschr. van Amsterdam, ibid. 1663, bl. 378, en Wagenaar, idem, idem, II. bl. 101. in folio. Bij den laatstgenoemde komt, in deel III, bl. 207, zijn naam voor als voornaam burger dier stad, te weten pieter arnoudsz., in de wandeling genaamd Lange Pier. Jacobus Kok, Vaderlandsch Woordenboek, geeft hem op onder de Regeringspersonen, als genaamd pieter arnoudszoon, die in de XVI. eeuw de schilderkunst beoefende. Zie Koks Bijvoegsel op cornelis antoniszoon. Daar zijne werken zelden voorkomen, zoo laat ik hier de beschrijving volgen van een historisch stuk, vermeld in den Catalogus van Pieter Locquet, Amsterdam, 1783, onder Nr. 191: Dit is eene Bybelsche ordonnantie vol gewoel van beelden, en vertoont de Aanbidding van het opgerigte beeld door bevel van Nebucadnesar; verder ziet men de drie jongelingen in den gloeyenden oven; alles is krachtig en meesterlyk geschilderd. h. 44, br. 33 duim. Dit stuk kon toen slechts ƒ8,50 opbrengen. - Er gaat eene prent uit in fol. langwerpig formaat, in mijn bezit, voorstellende eene Markt, alwaar vele verkoopers van groenten, vruchten, potten, enz. aanwezig zijn, door j. maetham gesneden en uitgegeven, naar zijne schilderij. - Guicciardijn, Beschrijving der Ned., Arnhem, 1617, blz. 126, van hem sprekende, zegt: ‘peeter aertsen, anderszins langhe peeter van Amsterdam, een seer vermaert ende weerdich meester, die de overschoone grote Tafel met heur bytafelen (altaarstuk met deuren, Triptychon,) in onser Vrouwen kercke t' Amsterdam ghemaeckt heeft, welcke schildery met het cieraet omtrent twee duysent croonen gecost heeft.’ - Zie bij mij op ARNOUDSZOON, (Pieter) want hij is, hoewel met eenig verschil in de naamspelling, één en dezelfde persoon.
| |
[Abbé. (H.)]
ABBÉ. (H.) Een portret van petrus van bredael, die als kunstenaar voorkomt in Het gulde Kabinet van Cornelis de Bie, is fraai door hem geteekend en door c. lauwers gegraveerd, zoodat men aldaar van zijn werk kan zien. Bryan zegt, op grond der berigten van M. Christ, dat hij te Antwerpen is geboren, alwaar eenige prenten door hem, in den jare 1670, uitgegeven zijn. Hij wordt ook bij M. Heineken vermeld, die alleen gewag van hem maakt, als hebbende eenige teekeningen vervaardigd voor de Metamorphosen van Ovidius, door Barrier uitgegeven.
| |
[Abeele. (Jodocus Sebastiaan)]
ABEELE. (Jodocus Sebastiaan) Deze hoogst bekwame Gentenaar, reeds bij Immerzeel geboekt, is, in Maart 1855, in het krankzinnigenhuis overleden. ‘Sedert eenigen tijd waren zijne geestvermogens aangetast, en verloor hij het schoon talent, waarmede de hemel hem had begaafd. Zijne zoo heerlijk gerezen kunstster werd, zoo wij zagen, te vroeg met nevelen overdekt, en ging in den laatsten tijd
| |
| |
bijna geheel en al schuil, ja, eindelijk, onder. De eens zoo gelukkige, geniale Gentenaar bezweek onder rampen, in zijnen ouderdom. Hij laat eene weduwe en verscheiden onderjarige kinderen achter. Zijne werken zijn zeer geacht; een zijner tafereelen, een Landschap uit Italië voorstellende, viel, ten gevolge eener kunstverloting, aan Koning Leopold ten deel. Die voorstelling beviel wijle de Koningin Louise zóó zeer, dat zij haren vorstelijken gemaal verzocht, er hare slaapkamer mede te tooijen. In het kabinet van den Ridder De Coninck is het fraaije stuk, de Samenkomst bij de fontein, aanwezig, hetwelk de vrucht was van zijne Italiaansche studiën, en het eerst, wat hij bij zijne terugkomst te Gent vervaardigd heeft.’ - Zie Astrea, IV. bl. 467.
| |
[Abeele. (Pieter van)]
ABEELE. (Pieter van) Bij het berigt van Immerzeel, die eenige medaljes opgeeft, door dezen verdienstelijken stempelsnijder vervaardigd, voeg ik, dat die, welke hij voor de stad Amsterdam heeft uitgevoerd, in afbeelding voorkomen in Bizot, Medalische Historie der Republiek van Holland, enz. in 4o. bl. 35. Zie, overigens, Astrea, IV. bl. 66.
| |
[Abeets. -(A.F.)]
ABEETS. -(A.F.) Deze Vlaminger is een zeer vermaard beeldhouwer geweest, die te Brussel woonde, en, in den jare 1762 den fraaijen lessenaar voor het groote koor in de kerk la Chapelle, aldaar, heeft vervaardigd. Deze is zaamgesteld uit een groep van twee kinderen, die een globe omvatten, waarop een arend met uitgestrekte vleugelen, die het blad van den lessenaar draagt. De twee kindertjes of genietjes zijn bevallig en wèlgevormd; het een houdt een muzijkboek en het ander een cartouche, waarop in 't midden de allegorie van den pelikaan, rond beiden zijn muzijkinstrumenten aangebragt. Zie Splendeur de l'art en Belgique, etc. bl. 211.
| |
[Abts (Wouter)]
ABTS (Wouter) was een kunstschilder, die weinig bekend is, als alleen daardoor, dat hij, als meester in de kunst, adriaan de bie tot leerling heeft gehad, zoodat hij in het begin der XVII. eeuw, waarschijnlijk te Lier, in België, bloeide.
| |
[Abtshoven of Abshoven. Zie Apshoven. (Ferdinand van)]
ABTSHOVEN of ABSHOVEN. Zie APSHOVEN. (Ferdinand van)
| |
[Abtshoven. (Theodorus? van)]
ABTSHOVEN. (Theodorus? van) Bryan meldt, dat deze Antwerpsche kunstenaar in 1648 is geboren, en overleden in 1690; hij voegt daar tevens bij, dat zijn doopnaam, die niet bekend scheen te zijn, Theodorus is geweest, en dat zijne kunst, die in den stijl van teniers en brekelenkamp valt, bij de Vlaamsche liefhebbers in hooge achting wordt gehouden. - Zie op APSHOVEN. (Ferdinand van) - Zoo. Bryan-Stanley den naam van Theodorus, - gelijk als ik dien van Ferdinand, - goed heeft gelezen, dan is dit een blijvend Artikel; anders zal men één en denzelfden persoon daarvoor moeten houden; alhoewel hij bij f. van apshoven denzelfden naam weder voert, zoo als ik dien heb opgegeven. Zie aldaar.
| |
[Accama (Bernardus)]
ACCAMA (Bernardus) is met zijnen broeder matthijs reeds door Immerzeel beschreven, en ik voeg daarbij, dat zijn Portret, door hem-zelven geschilderd, hoog 19½ d. br. 15¼ duim, in de beroemde kunst-nalatenschap was van Van der Marck, te Leyden, in 1773 te Amsterdam verkocht, en onder Nr. 394 van den Catalogus vermeld.
| |
[Achtschelling. (Lucas)]
ACHTSCHELLING. (Lucas) Bryan zegt, dat hij om den jare 1570 te Brussel geboren, en in 1631 overleden is; verder, dat in de St. Gudule-kerk, aldaar, drie groote Landschappen aanwezig zijn, die door hem voortreflijk werden geschilderd. Zijn werk bekleedt eene eerste plaats in de verzamelingen der liefhebbers. Hij zou de kunst geleerd hebben bij lodewijk de vadder, een beroemd meester van dien tijd, die slechts 10 jaren ouder was dan hij, en onder wiens leiding hij een der bekwaamste kunstenaars geworden is.
| |
[Ack. (Jan) Zie Haeck. (Jean)]
ACK. (Jan) Zie HAECK. (Jean) Guicciardini noemt hem jan ack, met weglating van de H, gelijk hij bij vele namen doet. Hij was een Italiaan, en bijna
| |
| |
alle vreemde Auteurs gaan aan dergelijke feilen mank; vandaar ook de vele moeijelijkheden in dat opzigt bij Vasari, die zoo noodige bron voor de Kunstgeschiedenis.
| |
[Adams. (C...)]
ADAMS. (C...) Brulliot zegt, dat deze graveur, naar alle waarschijnlijkheid, in Holland heeft gearbeid. Men vindt zijne naamletters C.A. dooreengevlochten, op eene prent, voorstellende een Portret van den Generaal Coehorn (Menno Coehoorn), ten halven lijve te zien, in een ovaal; hij heeft eene groote paruik op het hoofd en een harnas aan. Hij is naar de regterzijde gewend, alwaar men, in het verschiet, het beleg eener vesting ziet. Boven in het ovaal leest men: dederant incendia lucem. Metam. Ovid., en van onderen: Der Bomben Schlag, des Feuers Macht, hat Dem den schönsten Glanz gebracht. Aan den kant vindt men den naam en de titels van den Generaal, en geheel van onder de genoemde letters van den graveur. - Het is ook mogelijk, dat het c. apens aanduidt, een graveur van Groningen, die in 1670 arbeidde en portretten heeft gegraveerd. - Verder zegt hij, dat hij het niet kan verzekeren, wie van beiden de maker is van het gemelde Portret, daar zij beiden c.a. hebben geteekend, dewijl hij geen ander dan dit werk heeft gezien, om daaruit meer beslissend te kunnen oordeelen. Voor het overige heeft dit Portret weinig bijzonders voor de kunst. Ofschoon het vrij wel met het burin werd behandeld, is de manier droog en hard.
| |
[Adams. (Pieter of Petrus)]
ADAMS. (Pieter of Petrus) Deze bouwmeester werd te Utrecht geboren, en heeft zich in zijne jeugd beijverd, om tot die vereerende roeping in de maatschappij, door zijne onvermoeide vlijt en volharding, te geraken, zoo als hij dan ook daardoor met zijne bekwaamheden op een standpunt is gekomen, dat hem tot roem verstrekte. Reeds in 1816, werd hij Correspondent van het Kon. Ned. Instituut, 4. Klasse, en, daar hij zich die theoriën der bouwkunde had eigen gemaakt, die tot de leer der constructiën noodig zijn, zoo maakte men van zijne bekwaamheden aan de Militaire School, te Delft gebruik, en werd hij vandaar beroepen als Architect der stad Rotterdam. Vele zijner werken hebben een goed uiterlijk en iets grootsch en stevigs, doch de verbeeldingskracht, zoo noodig bij een bouwmeester, die alles moet vóórzien en niet nazien - want dan toch is het te laat! - was niet altijd zijne leidsvrouw, zooals het Stadhuis te Rotterdam ons bewijst. Hoewel niet alles naar zijn plan zijnde, zoo is echter de gevel aan de zijde der Kaasmarkt zijn werk, en dáár ziet men kolossaal, op eene schrikbarende hoogte, ontworpen, wat men au rez-de-chaussée moest aantreffen: het ondoelmatige daarvan is genoegzaam hierdoor bewezen, dat de hoofdingang nimmer wordt gebruikt. - Het laatste van zijne werken was, toen hij reeds de vermelde betrekking had verlaten, het Koopmans-winkelhuis van A. Sinkel, bij de Waag, te Utrecht, welks geheel, op zich-zelf beschouwd, van eene goede architectuur is; doch, Cariatiden, die een gevel dragen, is onzin. Die verbasterde smaak der XVI. eeuw werd reeds lang verworpen; ook is het geheele aanzien niet dat van een Manufactuurwinkel. Hij is in Junij 1846 overleden.
| |
[Adams (R...).]
ADAMS (R...). Een kunstenaar, dien ik nergens vermeld vind, dan in den Catalogus van prenten van den Grave Von Fries, te Weenen, verkocht te Amsterdam, 1824, op bl. 136, Nr. 23: ‘Zes stuks Landschappen, door r. adams,’ en deze zijn aldaar, zooals ik moet aannemen, met kennis van zaken, onder de Etswerken der Nederlandsche meesters gerangschikt. Er wordt gemeend, dat hij in de tweede helft der XVII. eeuw bloeide. De genoemde landschappen zijn geheel in de Hollandsche manier, fraai geëtst, doch de stoffaadje is zeer grof en op eene zonderlinge wijze, in evenredigheid van het landschap-zelf uitgevallen. Ze zijn oblong. Ik moet hier bijvoegen, dat Bryan-Stanley zekeren p. adam noemt, als een
| |
| |
Engelsch graveur, die omstreeks het jaar 1620 bloeide, en zegt: ‘wij bezitten van hem enkele geëtste Landschappen, in een armoedigen smaak en stijl geordonnanceerd. In een er van is eene figuur, op een bank gezeten, gegraveerd in de manier van mellan, zonder eenige kruisstrepen. Zijn gewoon merk is P.A.’ Verder vindt men zekeren peter adam, een Duitsch graveur, die omstreeks den jare 1730 bloeide. Heineken maakt gewag van zes stuks Landschappen van een meester van dien naam, waarschijnlijk dezelfde. Er wordt voorondersteld, dat hij eenige schilderijen heeft gemaakt, die hetzelfde Monogram voeren. - Nu vraag ik, of r. adams niet dezelfde als de laatstgemelde kan wezen, omdat, in zijn Monogram, p. en a. dooreengovlochten zijn, en alsdan ligt een p. voor een r. kan worden aangezien, zoo als ik-zelf bij het naauwkeurig beschouwen der zes genoemde landschappen dit niet duidelijk heb kunnen opmaken, maar toch tot de r. zou overhellen. Ook is zjjn naam adam.
| |
[Admiraal, (B.)]
ADMIRAAL, (B.) een Nederlandsch kunstenaar, die in den jare 1662 bloeide, zoo als uit eene schilderij, door hem vervaardigd, is gebleken, waarop deze naamen jaarteekening voorkomen, voorstellende de Ingang eener stad, met een aantal figuren, waaronder velen in oostersche kleederdragt. De schildering is in den stijl van weeninx en thomas wyck, doch zijn werk is minder delicaat van penseel-behandeling, dan dat van de twee laatstgenoemden. Dit is volgens de opgave van Bryan-Stanley. Hij kan alzoo wel van hetzelfde geslacht zijn als de bekende gebroeders jan en jacob l'admiral: deze geringe naamsverandering toch kan men ligtelijk aannemen, als bij vreemde auteurs menigmaal plaats vindende.
| |
[Adriaans (Jan)]
ADRIAANS (Jan) is waarschijnlijk een Hollander, die in het begin der XVI. eeuw heef't gebloeid. Ik vind in een ten jare 1599 gepasseerd Testament Ms. van Mr. Jacob Buyck, van Amsterdam, zijnde toen Kanonik van St. Maertens-kerk, te Emmerik, het volgende legaat: - ‘Item legateer den susteren van sinte Ceciliën in 't cleyne convent tot Calcar, vijf en twintig engelsche rosenobels, en 't Beelde van 't Crucefix door jan adriaans geschildert.’ - Zie verder over dit Testament op van leuven quintin.
| |
[Adriaansen. (Alexander)]
ADRIAANSEN. (Alexander) Deze Vlaamsche kunstenaar, omtrent het jaar 1625, te Antwerpen, geboren, staat reeds bij Immerzeel vermeld. Voeg hierbij, dat hij aldaar overleden is in 1685. Opgave van Félix Bogaerts, Esquisse d'une Histoire des Arts en Belgique, depuis 1640 jusqu'à 1840. Tom. I. Anvers, 1841; kl. 8o. bl. 100.
| |
[Adrians. (Luc)]
ADRIANS. (Luc) In de rekeningen der Hertogen van Bourgogne, die in de Archives te Rijssel worden bewaard, vindt men op den 16. April des jaars 1467 aangeteekend: - ‘A Luc Adrians, paié, pour X jours à XII S... VI L.’ Zie over deze werkzaamheden, mede door hem als schilder verrigt, voor het groote feest van het Gulden Vlies, te Brugge, op DARET (Jaques.)
| |
[Adrien, le peintre.]
ADRIEN, le peintre. In de gemeente-archiven van Oudenaarde vindt men, in de Registers der Rekeningen over de XV. Eeuw: ‘Ao. 1496 en 97, adrien, le peintre, peint des bannières, des blasons, etc. pour une grande solennité.’ - Deze is eenmaal genoemd adrien van peghem. - Zie le Comte de Laborde, les ducs de Bourgogne, etc. Paris 1851, in 8o. Tome II, pag. 398.
| |
[Aelberts. (Gerrit) Zie bij mij op Alberts. (Gerrit)]
AELBERTS. (Gerrit) Zie bij mij op ALBERTS. (Gerrit)
| |
[Aelbrechtsz (M.)]
AELBRECHTSZ (M.) was een bekwaam bouwmeester, die, in het midden der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide. Zoo vindt men in de Kameraars-rekening van 1557 het volgende: ‘Betaeld aan Mr. m. aelbrechtsz 25 L. van dienste deser stadt gedaen, in 't maecken van verscheiden patronen ende concepten, waernae dese stadt tot hoer versekerheydt ende sterckte soude moghen doen maken die nye poorte,
| |
| |
geordineert, omme te leggen op 't bequaemste tusschen beyde die Tholsteghe poorten, misgaders v.d. nye brugge over 't water.’ Het is de laatst gesloopte poort, waarvoor thans een open ingang en nieuwe brug is gelegd, doch de brug, waarmede men de oude gracht kon invaren, voor zoo verre die nog bestaat, heeft bij het genoemde ontwerp behoord. De poort-zelve was in den trant van simon de vries bouwstijl, met halve kolommen, buitengemeen rustiek met blokken en banden, zeer arsenaalachtig, aan de beide voorgevels versierd.
| |
[Aelgoot. (Bartholemée)]
AELGOOT. (Bartholemée) In de Rekeningen Ms. van het O.L.V. Hospitaal te Oudenaarde vindt men aangeteekend op het jaar, 1477-78: bartholemée aelgoot sculpte deux basreliefs, et nicolas le peintre exécute plusieurs travaux de peinture. Zie over deze Rekeningen op HOEN (Jacob.)
| |
[Aels.]
AELS. Bryan meldt, dat de naam van dezen graveur voorkomt op eene prent, voorstellende St. Joseph, die het kind Jezus bij de hand leidt; de achtergrond is een landschap. Het is wel waarschijnlijk, dat deze prent het werk is van nicolaes van aelst, dewijl ik onderscheiden prenten bezit, door hem in Italië gesneden, waar de naam n. aels op voorkomt, die echter n. van aelst moet zijn. Vreemde lettergraveurs hebben gruwelijk tegen de naamspellingen gezondigd, en daardoor den navorschers der geschiedenis niet weinig moeijelijkheden veroorzaakt. Ik ben alzoo, dien ten gevolge, in mijne meening gesterkt, dat destijds de meesten dezer graveurs, die alleen voor dit werk werden gebezigd, noch lezen, noch schrijven konden: want op tien prenten, die tegelijk zijn uitgegeven, en door hen met letterschrift waren voorzien, kan men bijna zeker stellen, dat - Holland hiervan uitgezonderd - bij den vreemde er de helft met verschillende namen, die echter dezelfde moeten zijn, zullen voorkomen.
| |
[Aelst. (Everhard van) Zie bij Immerzeel op Aelst. (Evert van)]
AELST. (Everhard van) Zie bij Immerzeel op AELST. (Evert van)
| |
[Aelst, (Nicolaas van)]
AELST, (Nicolaas van) dien ik den Oude moet noemen, is reeds bij Immerzeel vermeld, doch die wel zijne geboorte, in 1526, maar niet zijn sterftijd opgeeft; trouwens deze is niet juist bekend, maar er staat vermeld, dat hij van het jaar 1550 tot 1600 als graveur en, vooral, als uitgever werkzaam was. Bryan zegt, 1612. Na zijnen dood, is zijn verbazend groot kunstmagazijn van gegraveerde platen in handen gekomen van de Thomassin en Johan de Rubeis de Jonge. Zie Ch. le Blanc, die tevens de volgende werken van hem beschrijft, als: De aanbidding der Herders. - Ruiterstandbeeld van Hendrik II. naar daniel ricciarelli. - Landschappen in den ontrek van Rome. - De Fontein Felice, te Rome. - Ik ben in het bezit van de laatst-genoemde prenten, doch ze zijn in kunstverdienste verre beneden het middelmatige.
| |
[Aelst, de Jonge. (Nicolaas van)]
AELST, de Jonge. (Nicolaas van) Onder dezen naam bestaat er graveerwerk, hetgeen van veel later tijd dagteekent, dan dat het van dien van denzelfden naam zou kunnen zijn, bij Immerzeel vermeld, als geboren 1526, en die, volgens Brulliot en Heller, in 1590 nog leefde; want voor een folio-werk: Perspective dat is: de Doorsichtige van Samuel Marolois enz. in de Nederlandsche Taal overgeset, enz. te Amsterdam, by Jan Jansson, 1638, staat eene fraaije titelplaat in folio, op die kunst zinspelende, door hem vervaardigd: n. van aelst fecit, en tot de goede boekprenten van dien tijd behoorende. Deze plaat en onderscheidene van dien graveur, bij Immerzeel genoemd, en in mijn bezit, hebben geen zweem van eenige overeenkomst, en zouden als dan ook in 1630 niet door hem kunnen zijn vervaardigd, daar hij in 1526, is geboren, zoodat ik vermeend heb, dezen voor een zoon te kunnen houden, en hem alzoo nicolaas van aelst den Jonge te mogen noemen, ter onderscheiding van den hierboven vermelde, hetgeen voor velen eene meerdere duidelijkheid zal geven, om het werk van twee gelijknamige kunstenaars in zulk een ruim tijdvak te huis
| |
| |
te brengen, daar het anders, zonder de gegeven voorlichting, onmogelijk moet schijnen, dienaangaande tot eenige zekerheid te geraken.
| |
[Aeneae. (P.)]
AENEAE. (P.) Een bij ons onvermeld graveur in mezzotinto, alleen bij Heineken genoemd, die zegt, dat hij een Duitscher (?) was, doch alleen werk opgeeft, dat Juist in Nederland, en wel in Franeker, is vervaardigd en uitgegeven, als: het Portret van Nicolaus Blancardus M.D. p. aenae fecit et excudit. Deze was Professor aan de Academie, te Franeker, en toen 67 jaren oud. Nog voeg ik hierbij, als mede in mijn bezit, het Portret van een zelfden Hoogleeraar aldaar, Hermanus Alexander Roell, met eenzelfde adres en naam beteekend. Het laatst-genoemde is minder goed bewerkt, dan het eerste en zijne wedergâ. Welligt zijn er nog meer van die Professoren door hem vervaardigd. Hij zal alzoo van 1650 tot 1700 hebben gebloeid. Later vind ik nog de volgende door hem vervaardigde Portretten vermeld, als dat van L.W. Graaf, - H. Huber, - J. Rhenferdius, - Henricus Casimirus, Nass. Princeps. H. 402, Br. 327 strep. Dezelfde kleiner. - Amelia Anhaltina, Nass. Princeps. - Dezelfde kleiner; beiden wedergâ der twee voorgaande. - D. Wilhelmus van Haren. - Bryan, die het bovengenoemde van Heineken aanvoert, heeft er p. aeneas voorgeschreven.
| |
[Aerendts (Ghyselbrecht)]
AERENDTS (Ghyselbrecht) was beeldhouwer en lijstenmaker, die in de eerste helft der XVII. eeuw te Oudenaarde bloeide. In de Archiven van het O.L. Vrouwe Gasthuis aldaar vindt men in de rekeningen op den jare 1635 vermeld: ‘Item aen ghyselbrecht aerendts, voor 't maecken van een tabernackele ende poortaal jcviij lib. par. - Item aen den voorn. ghyselbrecht aerendts, van eene aultaeretafele van onse L. Vrouwe iijcxxxvi lib. - Item van twee inghelen... xviij lib. par. - Item an ghijselbrecht aerendts, van het schrywerk ghemaekt in de capelle ende moluren van schilderyen... iiijciiijxx xvi lib. par.’ Hij is den 14. Mei van het jaar 1641 overleden. - Zie over dit berigt de aangehaalde bron aan het slot van Pierard Delehaye.
| |
[Aerts. (J.)]
AERTS. (J.) Volgens. Le Blanc, een kunstgraveur, die om den jare 1700 te Antwerpen werkzaam was.
| |
[Aerts. (Roch)]
AERTS. (Roch) Deze wordt door Felix Bogaerts opgegeven onder de Belgische beeldhouwers, die in het laatst der XVII. eeuw bloeide en in den jare 1721, overleden is.
| |
[Agnen. (Hieronymus) Zie Bos. (Jeronymus)]
AGNEN. (Hieronymus) Zie BOS. (Jeronymus)
| |
[Aken, (Jan van)]
AKEN, (Jan van) reeds bij Immerzeel vermeld. Voeg daarbij, dat Bryan zijn geboortejaar in 1614 stelt. - Het is hier de plaats, om op te doen merken, dat een kunstenaar van gelijken naam, bij Van Mander beschreven, niet met onzen jan moet verward worden, want die was een Keulenaar, reeds in 1556 geboren, en schreef zich johann von achen, bij Van Mander als hans van aken geboekt, weshalve hij in onze kunstschool niet wordt opgenomen.
| |
[Aken. (T. van)]
AKEN. (T. van) Bryan noemt dezen als een bloem- en vruchtenschilder, gelijk ook van stillevens, enz. Geene bijzonderheden zijn van hem bekend, doch zijne stukken voeren den naam van t. van aken, of zijn monogram.
| |
[Akersloot. (J.)]
AKERSLOOT. (J.) In den Catalogus van Gerrit Muller, Verkooping van April 1827, te Amsterdam, komt voor, op bl. 21, No. 45: een Landschapje, door j. akersloot. - Daar deze teekening zich onder die der oude meesters in deze kostbare verzameling bevindt, zoo heb ik vermeend, haar hier te moeten vermelden.
| |
[Akersloot. (Willem)]
AKERSLOOT. (Willem) Een zeer verward artikel werd door Immerzeel overgenomen uit Van Eynden en Van der Willigen, met weglating van eenige jaartallen, doch niet van zaken, die evenwel tot anachronismen leiden. De bloeitijd van akersloot wordt door Van der Willigen uit de jaarmerken 1608 tot 1626 duidelijk
| |
| |
op de - door hem - vermelde prenten gevonden, en hij beweert daarmede, dat akersloot, volgens Basan, in zijn Dictionnaire des Graveurs, niet in 1624 zou geboren wezen. Maar, ter zake. Het jaartal 1608 staat duidelijk op de prent, Amalia van Solms met hare beide dochters tenvoeten uit. Bij Verstolk van Soelen was deze prent, in den Catalogus, op No. 254, doch daar wordt Frederik Hendrik er bijstaande opgegeven. Is dit nu weêr een andere prent? Dit kan ik niet beslissen. Bij ons wordt in de geschiedenis geene andere Amalia van Solms vermeld, dan die bekend is als de gemalin van Prins Frederik Hendrik van Nassau, geboren 1602, gehuwd in 1625, zoodat zij met hare beide dochters, als kinderen, zich eerst omstreeks 1634 heeft kunnen doen afbeelden, of welligt veel later, daar de leeftijd der dochters niet wordt vermeld, zoodat òf deze voorstelling niet waar is, òf het jaarmerk fout. - Wat de prent, de verloochening van Petrus aangaat, die het jaar 1626 voert, en naar pieter molijn is gesneden, zoo is de vraag, naar welken molijn, den vader of den zoon? Naar den eerste zeker niet: want deze was een landschapschilder, en tevens een bekwaam etser; dus naar den zoon, die het historievak beoefende; zoodat Basan, welligt teregt, een willem akersloot als in 1634 geboren opgeeft, doch welke laatste veel vroeger moet vallen. Intusschen mag men hieruit toch besluiten, dat er en vader en zoon van dien naam zijn geweest. De door Ampzing, in zijne Beschryving van Haarlem, 1. druk, 1628, opgegevene, is alzoo de vader, die ook eenige prenten in het gezegde Werk heeft gegraveerd, en reeds in het laatst der XVI. eeuw zal zijn geboren. - Men ziet, als werk van dien naam, een titel in folio voor het Werk van Samuel Marolois, Opera mathematica, etc. Amsterdam, by Jan Janssen, 1662, hetgeen tot bewijs kan strekken voor het bestaan van twee gelijknamige graveurs.
| |
[Alaert, (Claes)]
ALAERT, (Claes) van Utrecht, is een bekwaam kunstgraveur geweest, die in de eerste helft der XVI. eeuw bloeide. Hij kopieerde, naar lucas van leyden, Hans Sebald Beham, en heeft eene prent naar andrea montegna gesneden. Op eenige zijner prenten staat nevens zijn monogram Vtrich, de vermoedelijke woonplaats van dezen kunstenaar, te lezen; ook is er nog eene prent bekend, die het jaar 1562 voert, zegt Rathgeber, die verder eene beschrijving geeft van al de bekende prenten, door hem gesneden, meestal mythologische en gewijde geschiedenis voorstellende, en tot de beste werken van zijnen tijd behoorende, zoo als de kundige Heller (L.) zulks verklaart. Men moet dezen kunstenaar niet verwisselen met aart claaszoon, ook wel aartgen van Leyden genaamd, die gelijktijdig bloeide; want deze is niet als graveur bekend, en wordt door Brulliot ook niet genoemd. Naar mijn inzien, is deze claes alaert dezelfde persoon, van wien Van Mander spreekt, als bij wien pieter aartsens, anders lange pier genaamd, in de leer werd besteld. Hij was, zegt hij, ‘ten dien tijde een der beste schilders te Amsterdam;’ daar kon hij zich later ook wel hebben gevestigd. - In eene Noot, door De Jongh op Van Mander daar bijgevoegd, bevestigt hij, dat deze tevens een kunstgraveur was, en haalt daar eene prent aan, waar de Moorman door Philippus gedoopt wordt. Hij noemt zijn monogram, zijnde eene gothische A met eene kleine c er tusschen in, en het jaarmerk 1524, op deze prent beteekend. Het is dezelfde prent, die in de opgave bij Rathgeber, voorkomt. - Zijn Portret is op plaat V, No. 1, in de 8o. uitgave van Van Mander, te zien.
| |
[Albert Simonsz.]
ALBERT Simonsz. Dat, zoo als Immerzeel zegt, deze Haarlemsche historieschilder, geboren 1523, een leerling van jan mosterd was, is juist. Ik kom dáárom hierop terug, dewijl deze schilder bij de meeste auteurs voor een discipel van albert van ouwater wordt opgegeven zoo als voornamelijk door Sandrart, die eene grove dwaling heeft begaan met te zeggen, dat onze albert in den
| |
| |
1504, zijn leermeester van ouwater, toen een zestigjarigen, achtenswaardigen man, heeft bezocht. In de meeste beschrijvingen van die personen wordt dit berigt, als eene tijdszaak, die over den leeftijd van ouwater en ook van onzen albert inlichting geeft, dus verkeerdelijk toegepast. Zie bij mij de geheele teregtwijzing op OUWATER. (Albert van)
| |
[Alberts, (Gerrit)]
ALBERTS, (Gerrit) en niet AELBERTS, zoo als door Immerzeel verkeerd wordt gemeld. Wij zagen van hem een levensgroot geschilderd Vrouwenportret, en met groote letters den eerstgemelden naam, en het jaartal 1706, daarop geplaatst. Het is helder en fijn van kleur, en behoort tot de goede kunst van dien tijd.
| |
[Albrecht. (Claes)]
ALBRECHT. (Claes) Le Blanc noemt hem een liefhebber, die de graveerkunst omtrent het einde der XVIII. eeuw in Holland beoefende, en meldt drie prenten van zijn werk: - Gesigt aen de Glip buyten Haerlem. - 'T Mallegat by Catwyk aen den Ryn, en een Landschap met eene Rivier en eene brug, 1765. Meer is mij op dezen naam nimmer voorgekomen, tenzij nog eene prent bij Brulliot; doch ik betwijfel of dit wel rigtig is, te meer daar de bij hem hierop volgende h. van alde, schilder en graveur, die omstreeks den jare 1750, te Amsterdam, werkzaam was, mijn vermoeden versterkt, dat de bedoelde persoon moet zijn h. tan aldewereld, die eene eeuw vroeger als zoodanig werkzaam is geweest en door mij beschreven wordt. Zie hieronder. - De aanleiding tot dit verschil bestaat daarin, dat hij zijnen naam schreef h. van alde en dan eene geteekende wereld er naast stelde, hetgeen door velen niet wordt opgemerkt. Brulliot noemt ook zekeren nicolas albrecht, welke naam hem is voorgekomen op eene geëtste prent naar adriaen van ostade, voorstellende Boeren met eenige kinderen voor een huis, luisterende naar een op eene clarinet spelenden muzijkant; in 4o in de breedte; links van onder, leest men aan den kant a.v. ostade, del. en aan de regter zijde N.A. Fec. Verder zegt hij: ’wij hebben geene andere werken van hem gezien, om tot meerdere inlichting te kunnen dienen. Naar zijnen naam te oordeelen, is hij van oorsprong een Duitscher geweest, die op het einde der XVIII. eeuw kan hebben gewerkt.’ - Dit laatste zal toch wel niet aannemelijk zijn. want ook in ons land hebben legio albrechten bestaan, en die er nog in overvloed zijn. Daar al het bekende werk, hier bovengenoemd, zoo geheel Hollandsch is, zie ik geene reden, om, zonder verdere verbetering, de opgave van Le Blanc zelfs zwaarder te doen wegen dan die van Brulliot, welke laatste, zoo hij de eerstbedoelde prenten had gekend, zijne reeds in de schaal gelegde gissing misschien tot die van Le Blanc zou hebben doen overhellen. Hier moet ik nog bijvoegen, dat er een portret van nic. albrecht bestaat, borstbeeld regts, geteekend met rood krijt, door p. louw, in 8o., onder No. 72 van den Catalogus van Portretten van F. Muller voorkomende, die daar bijvoegt: ‘Haagsch Boekhandelaar en Schilder’ (1735), hetgeen niet weinig daarvoor pleit, dat hij wel bij ons kan te huis behooren.
| |
[Alde, (H. van)]
ALDE, (H. van) door Bryan en Le Blanc aldus verkeerd gesteld, moet zijn aldewereld). - Zie aldaar en op ALBRECHT. (Claes)
| |
[Aldewereld. (H. van)]
ALDEWERELD. (H. van) Vreemdis het, dat noch de naam, noch de werken van dezen bekwamen kunstenaar staan geboekt. Hij heeft zeer fraaije portretten geschilderd, waarvan wij-zelven er twee in orde hebben gebragt, namelijk, dat van Gerard Kock en vrouwe Geertruid van Schuilenburg, in 1639 gehuwd, en op dien tijd zeker geschilderd, welke afbeeldingen thans in bezit zijn van Jonkheer J.J.F. Alewijn, te Utrecht, tot wiens voorgeslacht deze personen behooren. Het schijnt, dat hij uit hefhebberij de kunst heeft beoefend, en welligt tot den aanzienlijken stand behoorde, daar hij dergelijke personen heeft geschilderd, en er van zijne werken zoo zeldzaam
| |
| |
voorkomen. Wij bezitten van hem een Portret, zijnde Casparus de Carpentier, waarschijnlijk een zoon van den Gouverneur-Generaal van Neêrlandsch Oost-Indië, Pieter Carpentier (1623-1627), door jan brouwer gegraveerd, waar de naam, half in letters en half in figuur, op staat, als: h. van alde en een geteekende wereld. Zoo merkte hij ook zijne schilderijen. Nog is mij van hem voorgekomen: - een Soldaat zittende voor eene tent zijne pijp aan te steken, met verder bijwerk. Men vindt slechts ééne schilderij in de Catalogussen van Hoet en Terwesten, voorstellende de geboorte Christi door alderwereld. - Ook heeft hij het Portret van Jan Evertsen, M.H. Tromp en van M. Adriaansz. de Ruyter, of geschilderd of geteekend, datdoor michiel mouzijn is gegraveerd, zoo als No. 485 van den Prent-Catalogus van Verstolk van Soelen, - te Amsterdam, in 1847, verschenen - aanwijst: ‘mouzijn. (....) Le portrait de M. Adriaansz. de Ruyter; forme ovale, avec un trophée d'armes, d'après alderwereld,’ en met ƒ35, - betaald. - Bryan noemt hem, in het voorbijgaan, doch slechts bij den naam van h. van alde: het wereldje is hem ontsnapt; zoo ook bij Le Blanc, en bij anderen.
| |
[Alemans. (N.)]
ALEMANS. (N.) Bryan-Stanley vermeldt dezen als een miniatuurschilder van Portretten en Beesten, die zijne kunst meestal te Brussel heeft uitgeoefend, doch noemt geen tijd, wanneer zulks plaats had.
| |
[Alen (Jan van)]
ALEN (Jan van) is reeds bij Immerzeel beschreven als een kopiïst van m. de hondekoeter, doch Bryan merkt te regt op, dat hij ook de werken van andere meesters van dit tijdvak zoo bedrieglijk nabootste, dat die stukken voor originelen doorgaan. Ook meldt hij, dat jan van olis of van olen bij vele auteurs voor denzelfden persoon als jan van alen doorgaat, waarmede ik mij echter niet vereenig. Zie op OLIS (Jan) en OLEN. (Jan van)
| |
[Alemania, (Johannes de)]
ALEMANIA, (Johannes de) een Nederlandsch kunstenaar, die op de helft der XV. eeuw bloeide, en in Italië, gelijk alle Nederlanders, of Fiamingo, of de Alemania in het algemeen, werd genoemd, gelijk ook justus van gend als justus de alemania staat beschreven. Trouwens, de naam des meesters was, naar het gebruik van dien tijd, alleen de doopnaam, met bijvoeging van dien des vaders: zoo, bijvoorbeeld werd iemand jan gerritszoon of joan janszoon genaamd, hetgeen 't zeer moeijelijk maakte, om hem te onderscheiden, en bijgevolg werd de naam van stad of land er dan bijgevoegd, zoo als die auteurs vermeenden, dat de grenspalen waren; doch zij hebben dikwijls daar in gedwaald. Ook bij ons was destijds veelal het gebruik, vreemdelingen naar hun land aan te duiden. - Nopens dezen johannes de alemania nu vind ik aangeteekend, dat hij, gemeenschaplijk met antonio vivarino van murano, heeft gearbeid aan eene schilderij te Venetië, in de kerk van S. Georgio-Maggiore aanwezig, voorstellende den H. Sebastiaan, en den H. Stephanus, met het volgende onderschrift: 1445, johannes de alemania et antonius de murano, P. Meer is mij van zijne werken niet voorgekomen, en het ligt buiten twijfel, dat deze naam in verband staat met den een of anderen jan, die onder de bekende kunstenaars zal hebben bestaan, en alzoo welligt later eene meer juiste aanduiding nog kan bekomen, zoo zulks eenmaal mogt worden ontdekt. Daar eenige auteurs, op grond van den genoemden naam alemania, hem voor een Duitscher boeken, zoo hebik dien-zelfden als meester johannes de flamingo aangeteekend gevonden, en om die reden hem hier eene plaats verleend, totdat betere bescheiden dit oordeel zullen bevestigen, of wijzigen.
| |
[Alewijn (Dirk)]
ALEWIJN (Dirk) was een zoon van den bij Immerzeel vermelden w. alewijn, die, hoewel hij zich aan de studie der Regten had gewijd, echter de Kunst voor uitspanning beoefende. Bij wijle den Heer Van Barneveld van Est en Opijnen, te Utrecht, die een zijner vrienden was, zagen wij een Landschap met stoffagie,
| |
| |
door hem, in 1834, zeer verdienstelijk geschilderd en eene plaats in diens kunstverzameling overwaardig. Hij was geboortig van Amsterdam, waar hij, omstreeks 1842, in den ouderdom van nagenoeg 42 jaren, is overleden. Tijdens zijne Akademische studiën te Utrecht, in 1820-1825, heeft hij het eerste kunstonderwijs van mij genoten. - Sedert het schrijven van het bovenstaande is de genoemde verzamelaar mede overleden, en diens nagelaten kunst bij zijnen broeder, den Heer Van Barneveld van Meteren, op het Huis Meteren, onder Geldermalsen, geplaatst.
| |
[Alexander. (W.)]
ALEXANDER. (W.) Deze is waarschijnlijk een Nederlander: want van hem zagen wij een Volksdans op Java, gegraveerd door renier vinkeles, een werk dat niet zonder verdienste is.
| |
[Alkmaar (Zacharias van)]
ALKMAAR (Zacharias van) wordt door Van Mander als een leerling van kornelis korneliszen van haarlem opgegeven, die zijn kunstbedrijf waarschijnlijk - buitenslands heeft voortgezet, zoodat hij op het laatst der XVI. eeuw bedoeld onderwijs heeft genoten.
| |
[Alkok. (...)]
ALKOK. (...) Dezen naam vind ik vermeld in den Catalogus van schilderijen van D. Vrydag, Amsterdam, 1825, onder No. 67: - Een Mansportret door alkok. Verder is mij deze naam nog nimmer voorgekomen, en ik betwijfel de juistheid daarvan in bedoelden Catalogus.
| |
[Allar, (F.)]
ALLAR, (F.) een weinig bekend teekenaar of graveur, die, naar het karakter zijner werken, te weten een aantal boekprenten, te oordeelen, in geenen deele van verdienste ontbloot was, en, daar hij zelden zijnen naam op dergelijk werk plaatste - hetgeen de onbekendheid van dezen meester heeft veroorzaakt - zoo vond ik dien echter voluit, hoewel bijna onmerkbaar, op eene prent in de hoogst-zeldzame uitgave van D.R. Camphuyzen Stichtelyke Rymen, enz. te Amsterdam, bij Jacob Colom, 1647, in groot-4o. oblong-formaat. Hierin vindt men vele zinnebeeldige voorstellingen, die verdienstelijk zijn gegraveerd en geordonnanceerd.
| |
[Allard, (Abraham)]
ALLARD, (Abraham) reeds door Immerzeel genoemd, heeft ook de schilderkunst beoefend, zoo als gemeld wordt, dat in Die Dessauer-von-Hill'sche Sammlung voorkomt een Gezigt aan een Meer, waar eenige vaartuigen op te zien zijn; aan de regter zijde hooge rotsen, waarop gebouwen; op den voorgrond eenige visschers, die hunne visschers op het strand te koop hebben gelegd. Onder zijne graveerwerken komen voor Caricaturen van Boeren en Boerinnen: carl. allard exc.
| |
[Allard. (Antoine)]
ALLARD. (Antoine) Le Blanc geeft, onder al de allard's, ook dezen nog op, die bij ons niet bekend is, en, zegt, dat hij, ongetwijfeld, een Hollander was, die omstreeks den jare 1693 werkte en vele gezigten van Vriesche steden heeft gegraveerd. Ik bezit eene prent in fo. gelijk aan den titel voor een Bijbel, waarop vijftien vakken met voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Verbond, en in 't midden het opschrift: Balans des Ouden en Nieuwen Testaments, of de Twee Zuilen van de algemeene Kerk, enz.; a. allard, waaronder nog een vierregelig vers, mede geteekend a.a.. Alles is in den stijl van jan luiken bewerkt, vrij goed uitgevoerd, en schijnt mij toe, ook door hem geordonnanceerd en geteekend te zijn. Of deze prent nu van hem of van abraham allard is, durf ik niet beslissen.
| |
[Allard. (Carel)]
ALLARD. (Carel) Deze verdienstelijke kunstenaar wordt terloops, met abraham en hugo allard, als graveur en uitgever bij Immerzeel genoemd, zonder meer. Wanneer alleen hooge kunstwaarde moet vermeld worden, dan zijn de grenzen spoedig genoeg bepaald; - doch, de Kunst heeft nog uitgestrekter grondgebied, waarop mede merkpalen staan voor hare geschiedenis bij alle volkeren, en dit zoowel ten aanzien van het verledene als van de toekomst. Daartoe heeft ook carel allard
| |
| |
het zijne bijgedragen door een - Hollands lustpark besluitende zyn Brittanische Majesteits Hofgebouw tot Honslaardyk met al deszelfs prachtige byzonder heden. Naar het wezen afgebeeld in 't licht gegeven door carel allard, tot Amsterdam, enz. in groot-fo. en het is dit werk, hetwelk wij oordeelen, niet onverdienstelijk te wezen; terwijl dergelijke zaken, wanneer zij getrouw afgebeeld en goed uitgevoerd zijn, al mogen ze dan ook geene Kunstvermaardheid hebben, die dan toch wel voor de Geschiedenis kunnen verkrijgen, gelijk met het Kasteel Hondsholredijk het geval is geworden, en om die reden bij mij dus wordt bewaard. - Ook heeft hij in zwarte kunst gegraveerd, en wordt door de liefhebbers van prentkunst het Portret van de Hertogin van Cleverland, naar p. lely - en de Kwakers-vereeniging, naar zijnen tijdgenoot egbert heemskerk voor goede kunst gehouden en bewaard. - Bij Le Blanc vind men nog de volgende gravuren vermeld, als: Gevecht tusschen een Hollandsch en Fransch Admiraalschip, naar stork. - Een Fransch Admiraalschip van den Eersten rang. - Een Hollandsch Admiraalschip van 96 stukken, naar a. stork. - Een Engelsch Admiraalschip van 104 stukken. - Portretten van Her Highness the Lady Ann. naar p. lely. - Sophia Bulkeley. - Carolus Hispaniarum Rex. - Catharina, reine d'Angleterre. - Madame Davis, naar lely. - Madame Ellen Gwinn. - Louis, Dauphin. - Ludovicus XIV.- Louise Dutchess of Portsmouth, naar p. lely. Volgens genoemden auteur was hij omstreeks 1750, te Amsterdam, werkzaam.
| |
[Allard (Hugo)]
ALLARD (Hugo) wordt bij Immerzeel genoemd, doch er moet nog bijgevoegd worden, dat hij, volgens Brulliot, teekenaar, graveur en uitgever was, die omstreeks het midden der XVII. eenw, te Leyden, bloeide. Men vindt zijne naamletters h.a.l. zaamgevoegd op prenten, door pieter nolpe gegraveerd, onder anderen, voorstellende Gezigten in Holland en de Blolkhuizen voor Amsterdam, - daar staat: et des blocus devant Amsterdam. - Fussli spreekt ook in zijn Allgem-Künstler-Lexikon van een stel van acht Jacht-stukjes, die de letters h.a. inv. voeren. Van Eijnden en Van der Willigen, enz. deel I. bl. 66, zeggen nog het volgende: ‘Zijn naam vindt men op onderscheiden prenten, onder anderen, op verbeeldingen van paarden naar p. potter, die door hem uitgegeven en misschien ook gegraveerd zijn.’ Daar gaan, volgens berigt van Bryan-Stanley, eenige Portretten uit, door hem gegraveerd, zoo als dat van David Gloxin, I.V.D.; en dat van Adrianus Paw, Legat. Holland., beiden met zijnen naam beteekend. - De laatste is Adriaen Pauw, Heer van Heemstede, een der Nederlandsche vrede-onderhandelaars van 1648, te Munster. Nog vindt men de volgende, door hem gegraveerde prenten vermeld, als: Aemilia, Hollands Admiraalschip, naar w. van de velde. br. 532, h. 390 streep, plaat No. 1. ‘Wij hebben,’ zegt le Blanc, ‘de volgende van deze uitgave niet gezien: - Floraes Gecks-kap, of afbeeldinge van 't wonderlycke jaer van 1637; br. 529, h. 355 streep. - Deze prent vindt men ook gevoegd bij die van den beruchten Actie-Handel enz. in fo., onder den titel van: Het groote tafereel der dwaasheid. enz. Gedrukt tot waerschouwinge voor de nakomelingen, in 't noodlottig jaar, voor veel zotte en wyze, 1720, doch met den naam van den maker weggenomen, en met eenige opschriften, als bijvoegselen, in de prent aangebragt, om hier in deze uitgave, die ruim eene eeuw later verscheen, weder te gebruiken, - even als de daarin voorkomende groote prent Bellona, zegenpraalende voor de Bondgenooten, ofte deszelfs vasten-avonds-triomf, over de vyandelyke gedwonge vasten. et baCCho et Mart I festa parare vide (1707), beteekend Apud Carolum Allard, cum Priv., eerst, tijdens de oorspronklijke uitgave, daarna in 1707 en voorts weder in 1720 heeft gediend, doch met den naam als ook de inschriften weggenomen, en daaronder in plaats gesteld: strijd tuszen de smullende Bubbel-Heeren, en de aanstaande armoede, welke dubbele prenten in mijn exemplaar,
| |
| |
hier boven genoemd, voorkomen. Verder nog vindt men de volgende Portretten vermeld, als: Karel Gustave, kon. v. Sweede. - Karel XI., k.v. Sweede. - Christina, koningin v. Sweede. - Carolus Gustavus Wrangel.
| |
[Allen. (Folbert van)]
ALLEN. (Folbert van) Op het stedelijk Archief en Verzameling van Oudheden, hoofdzakelijk betrekking hebbende op de stad Utrecht, bevindt zich eene schilderij, in den jare 1849 ten geschenke gegeven, voorstellende een Gezigt door de Kortenieuwstraat naar het Munsterkerkhof en Domtoren en Kerk te zien, beteekend f. van allen, Pinx., en door den kunstenaar genomen van af de gewezen Paulus'poort, waarboven eene kamer was, daar hij op zijn gemak zulks kon verrigten. De bedoelde poort heeft gestaan aan het einde der genoemde straat, met den eenen gevel in de lijn der Romer- of Hamburgerstraat, aansluitende bij het aldaar staande hoekhuis, en de verdere gebouwen die in dezelfde lijn, thans het hek, bestaan hebben, doch alle, zoowel als de gezegde poort, zijn gesloopt, bij den bouw van het paleis van Justitie, door mij op de oude grondslagen der Paulus-Abdij ontworpen en volvoerd. Het geheel van deze schilderij is in eene goede manier behandeld, doch draagt meer de sporen van het werk van een bekwaam liefhebber, dan van een geoefend schilder, te meer, daar de stoffagie zeer goed is, en door eene andere hand dan van van allen schijnt te zijn geschilderd, en wel in den trant van die van droogsloot, doch fijner van kleur. Het is voor dat Museum eene belangrijke bijdrage, om daarin de gedaante der huizen enz. van dien tijd zoo juist afgebeeld te kunnen zien. De meester moet dit tafereel geschilderd hebben vóór het jaar 1674, daar de Domkerk, nog in haar geheel bij den toren aansluitende, er op is voorgesteld. Het stuk is op doek en circa hoog 7, breed 9 palmen. Tot nog toe was mij deze naam onder de oude kunstenaars nimmer voorgekomen, doch welligt worden er meer van zijne werken ontdekt, die alsdan mijne meening zullen bevestigen, dat hij waarschijnlijk een Utrechtenaar is geweest. - Het een en ander is mij later gebleken, zeer gegrond te zijn, door een hoogst zeldzaam Portret, thans in mijn bezit, zijnde de afbeelding van Justus van der Nypoort, - zie aldaar - door hem in zwarte prentkunst fraai bewerkt in kl. fo. - waaruit, door het onderschrift, blijkt, dat zij beiden vrienden en stadgenooten waren: - Nobili et insigni viro d. folbert ab ouden allen Ultrajectensi belgae, Sacae. Caesae, Maitis, camerae Pictori &c. hanc suam Effigiem dicat dedicatque Justus van der Nypoort. Hieruit blijkt, dat hij een zeer bekwaam figuurschilder moet zijn geweest, door zijne betrekking als hofschilder van den keizer van Oostenrijk, en zou bijgevolg mijne hierboven gemaakte bedenking vervallen, namelijk, aangaande de figuren op de schilderij in het genoemde Archief, en hij dit tafereel buiten zijn vak vervaardigd hebben, waardoor de zaak nu anders-om moet worden beschouwd. - Zijn gewoon merk op zijne kunstwerken zal hij, gelijk zoovele anderen deden, verkort, f. van allen, gesteld, en het woord Ouden alsdan weggelaten hebben. Bryan noemt een floppart van allen, een Duitsch teekenaar en kunstgraveur, die omstreeks den jare 1636 bloeide, en de teekeningen heeft gemaakt, Gezigten op de stad Weenen voorstellende, welke muller in 1686 heeft gegraveerd; en dat hij zelfs eene groote plaat heeft gesneden, zijnde een Gezigt op de stad Praag, van weinig verdienste, met eenige figuren, en met zijnen naam, van allen, beteekend. Hoeveel overeenkomst deze namen hebben, zoo kan ik als nog niet toestemmen, dat mijn van allen een-en dezelfde zou kunnen zijn, tenzij hij zich later in Duitschland hebbe gevestigd, hetgeen niets vreemds is en welligt de oorzaak kan zijn geweest, dat zijne kunst bij ons zeer schaars voorkomt. Doch, dit is zeker, dat hij noch bij Brulliot, noch bij Heller wordt gevondon.
| |
| |
| |
[Allet, (J.C.)]
ALLET, (J.C.) Wij zagen eene folio-titel-plaat met groote beelden, - Sacrum Theatrum Bibliorum - die geheel de Vlaamsche school kenmerkt, door dezen meester gegraveerd en zeer goed gesneden. Daar ik hem nergens vermeld vind, zoo boek ik hem onder de Nederlanders, totdat betere bescheiden dit of tegenspreken of bevestigen.
| |
[Almeloveen, (Jan)]
ALMELOVEEN, (Jan) bij Immerzeel vermeld. Nopens dezen kunstenaar moet ik hier nog bijvoegen, dat, daar het bekend is, dat hij als portret- en landschapschilder geboekt staat en alleen landschappen fraai heeft geëtst, hij ook het Portret van Paus Clemens X. en van Gysbertus Voet in 't koper heeft gebragt, waarvan op de verkooping van Verstolk van Soelen vier exemplaren waren, en wel drie onderscheiden drukken en uiterst zeldzaam, die met ƒ13, 70 zijn betaald. Ook heeft hij in zwarte kunst gegraveerd, blijkens een Portret, zijn eigen afbeelding, door hem vervaardigd, die zeer zelden voorkomt. Heller (L.) zegt, doch zonder grond, dat hij te Gouda is geboren. Ik vind op de regeringslijsten van Utrecht, als raad vermeld: Cornelis van almeloveen, overleden 1658, zoodat hij wel in 't Sticht kan te huis behooren. Le Blanc geeft ook op, dat er Portretten, door hem gesneden, uitgaan, als - Clemens X en Gisbert Voet, beteekend j.j. almeloveen, Inv. et fec. zeldzaam. - In den Catalogus van Portretten door F. Muller komt voor, onder No. 83: ‘j. ab. almeloveen, Hervormd Predikant, te Mydrecht. ob. 1678, aet. 62. Borstbeeld van voren, met 4 regels vers (op dit portret in Ms.): Die door het levend woord, enz., zwarte kunst, door zijn zoon j. almeloveen in 4o. Proefdruk vóór het vers.’ Hieruit zou men kunnen afleiden, dat deze Leeraar bestendig te Mydrecht heeft gestaan, en alzoo zijn zoon - het geen, naar allen schijn, zeer aannemelijk is, - dààr wel kon zijn geboren. Verder vindt men nog van zijne graveerwerken vermeld: Twaalf stuks Hollandsche landschappen, naar herm. saftleven, h. 70-72, br. 52 streep, zijnde, Capel, Jaarsveld, Langerack, Krimpen, de Hoek van Klein-Ammers, Lopick, Thienhoven by Ameyde, Groot-Ammers, Schoonhoven, Lekkerkerck, Lecxmond en Streefkerk. - De vier Jaargetyden, naar herm. saftleven: ruitvormig (losanges) br. 106, h. 93 streep. - Zes stuks landschappen, br. 151, h. 91 streep. De eerste vijf dezer afdrukken zijn ingevoegd in den Spiegel der Natuur. Amsterdam (1790?) in 8o. doch waarvan de letters weggenomen zijn. - Eene groote rivier, in het midden van het landschap, op den voorgrond, regts, een man met een pak op den rug, in gesprek zijnde met een ander man, die voor hem staat. - Eene rivier tusschen bergachtige oevers, in het midden daarvan een huis, waarvoor verscheiden figuren zijn. - Eene rivier, waarop drie vaartuigen, die aan de regterzijde in beweging zijn; aan den oever, een boom bij een huis. - Eene breede rivier, die den regter oever bestrijkt; op de linkerzijde verscheiden menschen bij eene herberg. - Eene breede rivier regts; in het midden is een eiland met eene hooge rots, waarvoor links een boom, bij eene herberg; zonder naam. - Een vaterval, op de linkerzijde bij de rotsen; in het midden vooraan zijn vier mannen met elkaêr in onderhoud; zonder naam. - Vier stuks landschappen, br. 154, h. 103 str. 1. Eene kleine rivier, met eene schuit, die door een man wordt getrokken. 2. Eene kronkelende rivier, de linkerzijde uitloopende onder eene brug met drie bogen. 3. Een idem in het midden, aan den voet van een heuvel, regts eene stad, op den voorgrond twee mannen, die in gesprek zijn. 4. Eene rivier, in twee stroomen gescheiden; die aan de regter zijde loopt onder eene brug, waarbij men een dorp ziet. - Vier stuks riviergezigten naara herm. saftleven, br. 155-162, h. 140 str. van onder regts genommerd. - Zes stuks landschappen, br. 188-192, h. 138-142 str. - Van deze prenten zijn de koperen platen te Weenen nog voorhanden.
| |
| |
| |
[Aloyer. (Jehan)]
ALOYER. (Jehan) In de rekeningen der Hertogen van Bourgogne, die in de Archiven te Rijssel worden bewaard, vindt men, op den 16. April, 1467, aangeteekend: ‘A jehan aloyer, paié pour VI Jours qu'il a ouvré, au pris de V.S. III d. par jour. XXXII S.’ Zie over deze werkzaamheden, mede door hem als schilder (?) verrigt, voor het groote feest van het Guldenvlies, te Brugge, op REGNAULT. (Arnaud)
| |
[Alost.]
ALOST. Zie JANSONIUS.
| |
[Alphen. (P.C. van)]
ALPHEN. (P.C. van) Deze jonkvrouwe, van den beroemden Hiëronymus van Alphen afstammende, heeft, in navolging van dien kindervriend, een bundel Kindergedichtjes uitgegeven, en zelve de teekeningjes voor de daarin geplaatste prentjes vervaardigd.
| |
[Alphen. (Willem van)]
ALPHEN. (Willem van) Deze wordt door Bryan-Stanley als een portret-schilder opgegeven, die in 1620 bloeide.
| |
[Alsloot (Daniel)]
ALSLOOT (Daniel) wordt door Bryan-Stanley vermeld als een landschapschilder, die te Brussel, in 1550, werd geboren, en in 1608 overleden is.
| |
[Alsloot (Denis van)]
ALSLOOT (Denis van) was een uitstekend landschap- en portretschilder, die, volgens Bryan-Stanley, omstreeks den jare 1612 bloeide. Hij kan dus wel de zoon zijn geweest van den Brusselschen landschapschilder daniel alsloot, hoewel de van in den naam verschilt.
| |
[Altena (Maas van)]
ALTENA (Maas van) is een teekenaar geweest, dien wij leerden kennen uit eene groote prent, door j.w. strunck gegraveerd, naar zijne teekening, voorstellende den Aanval op de stad Muiden door de Pruisische troepen enz. in 1787. - Meer is ons van hem niet ter kennisse gekomen.
| |
[Amberes. (Francesco de) Zie Antwerpen. (Frans van)]
AMBERES. (Francesco de) Zie ANTWERPEN. (Frans van)
| |
[Ambrosius.]
AMBROSIUS. Diens naam is als kunstenaar genoegzaam niet bekend voor het vak, in een Catalogus van schilderijen (1780) aldus beschreven: op een tafel staat een flesch met geele, roode en witte roozen, tulpen en andere bloemen, uitvoerig geschilderd, hoog 12, breed 9 duim. Het komt mij voor, dat zijne kunst goed moet zijn, daar dit stukje ƒ14 heeft opgebragt, terwijl er toen gelijktijdig voor een-zelfde stuk: van jan de heem ƒ20, en voor een idem van Pater segers slechts ƒ30 betaald werd. - Welligt is het de doopnaam van een liefhebber, die dezen alléén op zijne werken plaatste, zoo als in den geestelijken stand veelal het geval is, ook door een kloosternaam aan te nemen, en zich alzoo te schrijven: Pater of Frater Ambrosius; even als Pater Abraham van St. Clara dezen naam voor zijne geestige geschriften gesteld heeft, doch wiens namen echter Ulrich Megerle waren.
| |
[Amelsvoort (....)]
AMELSVOORT (....) vind ik in den Catalogus van J.A. van Kinschot, Delft, 1767, onder No. 84: - Een Pomona en Vertumnus door amelsvoort, h. 1 vt. 3 d. br. L vt. Deze is blijkbaar door de tijdsbepaling, hier vermeld, een ander, dan die bij Immerzeel wordt beschreven; en of deze nu degene is, die bij Van Mander, 1. deel, blz. 232 in 8o, evert van amersfoort wordt genoemd, - hoewel de spelling van den naam eenigzins anders is - durf ik niet beslissen. Zie op AMERSFOORT.
| |
[Amersfoort (Evert van)]
AMERSFOORT (Evert van) was, volgens het berigt van Van Mander, 1 deel, blz, 232, in 8o, een leerling van frans floris, die door hem onder de bekwame meesters wordt vermeld. Zie AMELSVOORT.
| |
[Amann. (Jan)]
AMANN. (Jan) Le Blanc geeft dezen op als een kunstgraveur, die in den jare 1623, te Amsterdam, werkzaam was, en noemt van zijn werk, de Passie, eene reeks van 64 prenten. Bryan spreekt van een jan amman, die mede de Passie in een netten en geestigen stijl in hout heeft gesneden, een werk, dat groote verdienste heeft, en te Amsterdam, in den jare 1623, met Latijnsche verzen er bij
| |
| |
gevoegd, is verschenen. Hij zegt tevens, dat hij een Duitsch graveur was, die, omstreeks den jare 1640, te Hanau, bloeide. - Brulliot noemt een van denzelfden laatstgemelden naam, doch schilder te Neuremberg, bekend door den toenaam van Pieter Leverworst, die omtrent denzelfden tijd, als bovengemeld, bloeide. In Duitschland zijn een jan, jeremie en josse amman als graveurs bekend, en dat nu jan zich te Amsterdam had gevestigd, zou ligtelijk het geval hebben kunnen zijn. Wat hiervan zij, al het duistere, dat verder over dezen kunstenaar bestaat, is nog wel het helderst te Amsterdam, en wij zullen hem dus dáár vooreerst maar laten werken, tot dat zijn ware vaderland nader bepaald aangewezen wordt.
| |
[Amstel. (Jan van)]
AMSTEL. (Jan van) Van dezen kunstenaar wordt gezegd, dat hij in het schilderen van landschap zeer heeft uitgemunt, hetgeen door hem met eene groote menigte figuren in den stijl van van eyck gestoffeerd werd. De tijd wanneer, noch de plaats waar hij werkzaam is geweest, wordt vermeld; doch meer dan waarschijnlijk was hij een Hollander, die in Italië zich heeft gevormd en daar gebleven is. Er wordt wel gezegd, dat een stuk van dezen schilder in het bezit van een Engelschman te Genua was, - zoo als Guarienti in de uitgave van zijn Orlandi bevestigt - voorstellende de Kruisiging, die nagenoeg met meer dan 200 uitmuntend geschilderde figuurtjes was verrijkt. Het is wel vermoedelijk, dat aan een meer bekend schilder, onder vermomming van dezen naam, die werken moeten worden toegekend. Zie Bryan-Stanley.
| |
[Amsterdam (Simon van)]
AMSTERDAM (Simon van) was een leerling van frans floris, zoo als Van Mander, 1. deel, bl. 231 in 8o, hem opgeeft onder de bekwame kunstenaars van zijnen tijd.
| |
[Ancker van zwoll (J....).]
ANCKER van zwoll (J....). Bryan noemt hem een oud Duitsch graveur, die omstreeks den jare 1500 bloeide. Men meent, dat hij een leerling van israel van meckenen is geweest, wiens graveerstijl hij heeft nagevolgd, doch daar verre beneden is gebleven. Zijne ordonnantiën zijn gedwongen en verward, en de figuren schraal en onregelmatig geteekend. Het werk van dezen ouden meester is thans zeer zeldzaam, en voor de verzamelaars dáárdoor eerder belangrijk, dan wel door de wezenlijke verdienste, welke het bezit. - Verder laat Stanley, Bryans Commentator, hierop volgen: ‘Wat aangaat het woord zwoll of zwott, daar zijne prenten meden geteekend zijn, dienaangaande blijft steeds een verschil van meening. Verscheiden auteurs evenwel zijn van gevoelen, dat het den naam zijner geboorte-of verblijfplaats aanduidt, terwijl anderen hem noemen j. ancker de zwot (niet zwoll), Il Maestro alla Navetta, en het woord zwott in oud-duitsche (gothische) letters schrijven. Nu ter zake. Wij zijn door Jácobus Koning, in zijne Bijdragen tot de geschiedenis der Boekdrukkunst, Haarlem, 1820, 2. stuk, bl. 162, volkomen voorgelicht, dat zwt, zwtt, zwolt, en zwott, alle van dezelfde beteekenis zijn en de stad Zwoll aanduiden, en dus bij gevolg door den graveur, bij verkorting van Zwollensis, zijne naamletters j.v.a. zwoll op zijne prenten geteekend zijn. Zie over al zijne gebruikte Monogrammen, Heller (L.), bl. 909 en Brulliot, I. deel, bl. 422. Het is meer dan waarschijnlijk, dat hij een bewoner van het Fraterhuis te Zwoll kan zijn geweest, hetwelk de vertaler van de Hoogduitsche uitgave in fo. van george rathgebers Annalen der Niederländischen Malerei u.s.w. Gotha, 1844, in zijne aanteekeningen op dit Werk, Amsterdam, bij Binger, I. deel in 8o. bl. 414, met goede gronden aanvoert. Behalve in Kist en Roijaards Kerkelyk Archief, d. II, bl. 278, vindt men ook veel over die Instelling in Delprat, Verhandeling over Geert Groote en de Fraterhuizen, uitgegeven door het Provinciaal Utrechtsch genootschap, bl. 65, en geplaatst in het VII. deel der N. Verhandelingen. Hoe dit ook zij, het is zeker, dat de beteekening op zijn werk
| |
| |
Zwoll, hem in de Nederlandsche kunstschool eene plaats toewijst, alhoewel geene bescheiden, die trouwens zeer veelvuldig zijn, doch ook zeer uiteenloopen, ten deze iets bepaalds beslissen. Ik laat hier eenigen zijner Prenten volgen, zoo als die allen met genoemd merk zijn beteekend, en bij Bartsch, deel VI, beschreven worden. - De aanbidding der wijzen, - Het laatste Avondmaal, - Christus op den Olijfberg, - Christus in den hof gevangen, - Christus gekruist tusschen twee moordenaars, - Hetzelfde onderwerp, anders voorgesteld, - De graflegging van Christus - Christus in eene staande houding, hebbende een opgeslagen boek in de eene hand, en met de andere den zegen gevende, - De Maagd met het Kind, houdende een kruis, - De Maagd met het Kind, dat in een boek bladert, - St. Augustinus, gezeten tusschen de standbeelden van St. Jeronimus en St. Laurens, - St. Christoffel te paard, dragende den Verlosser op zijne schouders, - St. Joris, den draak verslaande, - St. Joris celebreert de Mis, - St. Anna met de Maagd, het Kind en eenige figuren als engelen, - Een jongeling, in onderhoud met een bejaard pelgrim, - Een geraamte in een grafkelder, - De afbeelding, in Gothischen bouwstijl, van het bovengedeelte van een Altaar, met beelden en wapenrokken.
| |
[Andeles. (A. en E.)]
ANDELES. (A. en E.) In de belangrijke historische bijdrage over de Stempelgraveurs en Stempelgravure in de Nederlanden, door Dr. Wap, vind ik - Astrea, IV. Jaarg. blz. 194 - aangeteekend, dat Heinrich Bolzenthal, in zijne Skizzen zur Kunstgeschichte der modernen Medaillen-Arbeit u.s.w. - Berlin, 1840; 8o, - zich met een enkel woord van a. andeles, als van een onbeduidenden kunstenaar vhig afmaakt. ‘Intusschen (zegt Dr. Wap) moet hier opgeteekend worden, dat in het V. stuk van het vervolg op Van Loon, Beschrijving van Nederlandsche Historie-penningen enz., gewag wordt gemaakt van eene Medalje op de stichting van het Oude-Mannen- en Vrouwenhuis der Diaconie van de Nederduitsche gemeente te Leeuwarden, gegraveerd, en, in 1758, uitgegeven door e. andeles, een Frieschen stempelsnijder, die te Leeuwarden zijne woonplaats had, en (blz. 384) wordt opgegeven, als welligt de zoon te zijn van a. andeles, van wien eenige Gedenkpenningen in dat werk voorkomen en beschreven zijn.’
| |
[Andriessen. (Jurriaan)]
ANDRIESSEN. (Jurriaan) Bij het levensberigt van dezen verdienstelijken kunstenaar, door Immerzeel vermeld, voeg ik alleen, dat zijne afbeelding, op jeugdigen leeftijd, vereenigd met die van isaak schmidt en reynier vinkeles, door hem geschilderd en geteekend, en door r. vinkeles in 1765, gegraveerd, in mijne verzameling berust. Deze prent, en die met de Portretten van jan de beijer jakobus buys en hendrik pothoven, zijn in gelijken trant en vorm vervaardigd, als die in het werk van Jan Van Gool voorkomen, doeh niet bij de uitgave daarvan verschenen, en zeker als bijprenten gemaakt zijn, om de liefhebbers in de gelegenheid te stellen, die in hunne exemplaren te voegen, waardoor het zeer zelden voorkomt, dat deze afbeeldingen in Van Gool's Werk worden gevonden. - Nog vinden wij zijn Portret, op 70jarigen leeftijd afgebeeld, in het bekende prentwerk van j.e. marcus, die dat, blijkens de prent, in Januarij, 1812, gegraveerd heeft.
| |
[Andriessens (Hendrik)]
ANDRIESSENS (Hendrik) is bij Immerzeel vermeld, doch zonder er bij te voegen, dat hij in de wandeling meest onder den naam van Manke Hein bekend was.
| |
[Angel. (D...)]
ANGEL. (D...) Dezen naam vind ik duidelijk in den Kunst-Catalogus eener Verkooping te Leipzig, 1849, vermeld, waarin voorkomen twee schilderijen, aldus beschreven: - ‘Deze twee schilderijen verbeelden binnengezigten van Boerenwoningen; de eene is gestoffeerd met verscheiden keukengereedschappen, als potten, pannen, manden, melkemmers, vaten en ander verschillend huisraad, en ter zijde een rustende huisman; de andere verbeeldt een stal, waarin eenig vee, waarbij koperen ketels, emmers en ander gereedschap; alles is natuurlijk en wèl
| |
| |
behandeld; - hoog 20, breed 32 duim, Amst. maat.’ - Of deze nu dezelfde is, als die bij Houbraken, deel II, bl. 4, in de Noot, onder den naam van p. angels voorkomt, durf ik nog niet beslissen.
| |
[Angel. (P.)]
ANGEL. (P.) Dat de p. angelis, bij Immerzeel vermeld, dezelfde persoon moet zijn, en die naam aldaar min of meer gelatiniseerd is, kan wel wezen; doch ik laat hier volgen wat mij afzonderlijk op P. Angel is voorgekomen. Ik vind hem, namelijk, als Graveur vermeld in den Catalogus der Prentverkooping, den 26. November, 1849, te Leipzig, van Rudolph Weigel, onder Nr. 157: Borstbeeld van een gebaard oudman, door p. angel. Ik heb nimmer van zijn graveerwerk gezien, en kan alzoo dienaangaande niets mededeelen; en de bij Houbraken aangehaalde p. angel, die den Lof der Schilderkunst heeft beschreven - zie dl. II, blz. 4 - is waarschijnlijk dezelfde persoon, en dien ik nu te gelijk als kunstenaar kan vermelden, daar ik bij Hoet aangeteekend vind, dat op eene verkooping, te 's Hage, in 1742 gehouden, onder Nr. 27 voorkomt: Een boer met eenige vogels, door p. angel, 1665, fraai geschilderd, hoog 4 voet 2 duim, breed 6 voet 2 duim, welk stuk toen ƒ21, - heeft opgebragt, hetgeen een goede prijs is, naar evenredigheid dat, op die-zelfde verkooping, een stuk van philip wouwerman ƒ32, -. een lingelbach, ƒ32, -. Een konstig Portret van rembrandt slechts ƒ3, - enz., heeft gegolden. - Le Blanc noemt mede dezen graveur en dezelfde prent, boven vermeld; hij voegt daarbij, dat hij in 1637 in Holland werkzaam was, - zoodat deze wel de vader van den bij Immerzeel vermelden pieter angelis zijn geweest, als ook van diengenen van dezen naam, welken ik verder-op heb geboekt. Later vind ik bij Brulliot, dat hij dien naam als een ingekorten (abrégé) beschouwt, en dat deze gevonden wordt op eene geëtste prent, die onder degenen wordt gerangschikt, die het naast aan het werk van rembrandt grenzen, voorstellende de Buste van een grijsaard, van voren te zien, het lijf een weinig links gewend, met weinige haren nog op de kruin, en een vierkanten baard met knevels; hij is in eene japon gekleed. In den grond, links, ziet men strepen, die van boven naar beneden gaan, en leest men in de hoogte, dwars door die strepen: p. angel, 1637. Hoog 2 duim, breed 1 duim 11 strepen. Bartsch, Catalogue de Rembrandt, etc. T. II, p. 179, Nr. 102, meldt, dat P. IJver geloofde, dat deze prent naar jan livens gegraveerd zou zijn, zonder ons echter te zeggen, waarop zijne meening steunt. - De beschrijving dezer prent, is naar allen schijn, dezelfde, als de hier aan het hoofd gemelde.
| |
[Angelis of Angeles. (J... de)]
ANGELIS of ANGELES. (J... de) Dezen naam vind ik op eene titelprent, behoorende voor een Latijnsch werk, en voorstellende Apollo met de Muzen, waarvan eene het strand nadert, om een boek aan te nemen, hetwelk een uit zee komende Dolphijn, in zijn bek houdende, haar aanbiedt. In de lucht de Faam, aan wier bazuin een banier zwaait, met het opschrift: Delphini sacra, en in hare linkerhand eene rol, waarop te lezen staat: Reporto. Dit alles is door hem geordonnanceerd, en door bernard picart geteekend en gegraveerd, in 1730. Wanneer de volgende en deze één-en-dezelfde persoon zal moeten zijn, is hier de naam angles gebrekkig gelatinizeerd, en bij den volgenden angles kan de M. misschien wel voor Monsieur moeten worden gelezen.
| |
[Angles. (M... [Monsieurs?] des)]
ANGLES. (M...[Monsieurs?] des) Van dezen bekwamen kunstenaar kennen wij het door hem geschilderde Portret van bernard picart, door j. van der schley gegraveerd, groot-fo.-formaat, met zinnebeeldig bijwerk, en dat onder de fraaije prenten van dien tijd behoort. Deze meester wordt door Hoet genoemd als een Portretschilder en Crayoneerder, en een door Van Gool overgeslagen Nederlandsche schilder, welk verwijt bevestigt, dat hij, èn om zijn talent, èn als tijd- en land- | |
| |
genoot had behooren te zijn opgenomen in den Nieuwe Schouwburg der Nederlandsche Kunstschilders enz. door J. Van Gool. Of nu deze dezelfde is, als j. de angelis - zie aldaar - durf ik niet beslissen. Nog vond ik, dat er een Portret uitgaat van den kundigen zedeschrijver J. van Effen, overleden 1735, 51 jaren oud, naar des angeles, door p. tanjé gegraveerd, in 8o.
| |
[Angles, (Matheus des)]
ANGLES, (Matheus des), een onvermeld kunstenaar, die in het laatst der XVII. en in de eerste helft der XVIII. eeuw bloeide. Hij is voor alsnog alleen bekend door een van angles geteekend Portret, waaronder geschreven staat: ‘matheus des angles, Schilder en Beeldhouwer, geboren 1667, overleden te Amsterdam, 1741.’ Zie Navorscher V. Jaargang enz.; Amsterdam, 1855, bl. 257, en toen was de bezitter hiervan iemand, die zich aldaar teekent W. - Ik maak de bedenking, of het schrift, onder de bedoelde teekening geplaatst, wel juist is, te meer daar ik vroeger reeds een m... des angles - zie aldaar - heb aangeteekend, en de letter m. gemeend heb, voor Monsieur te kunnen aannemen. Zoo die schrijffout werkelijk niet bestaat, dan is het laatstbedoelde Artikel, even als dit, geldig voor éénen-denzelfden persoon.
| |
[Anneessens (J.A.)]
ANNEESSENS (J.A.) is een Belgisch Architect geweest, die de teekeningen heeft gemaakt voor de twee Fonteinen, die zich op het binnenhof van het stadhuis te Brussel bevinden, en waarvan elk tot voorwerp heeft Een riviergod, liggende tusschen riet en rustende op een urn; en twee dolphijnen, die Tritons dragen, die het water doen uitspringen, dat in eene groote schelp valt. - Zie, Splendeur de l'art en Belgique. enz.
| |
[Annes. (Jean)]
ANNES. (Jean) Deze naam is zonder twijfel jeannes of beter johannes, die in de Archiven van Lissabon als Vlaamsch kunstenaar voorkomt, en aldaar den 7. Julij, 1454, als aan het Hof verbonden, vermeld staat. Zie, le Comte de Laborde, les ducs de Bourgogne, etc. Paris, 1849, in 8o. Introduction pag. CXXXII.
| |
[Anraat. (Pieter van)]
ANRAAT. (Pieter van) Betreklijk het door hem geschilderd Regentenstuk voor het Huiszittenhuis, op de Breedstraat, te Amsterdam, dat door Immerzeel vermeld wordt, kan het volgende tot narigt dienen. - ‘Deze schilderij, bij de opheffing van dat huis, in 1808, opgerold en in eene kist bewaard, is nu (1848), na 31 jaren duisternis, eerst weder in het licht gebragt, en gelukkig gaaf en ongeschonden bewaard gebleven.’ - Zie, Jaarboek van het K.N. Instituut, 1848. bl. 131, zoodat men thans 's mans kunstbedrevenheid weder kan aanschouwen.
| |
[Anse (Huggert van)]
ANSE (Huggert van) wordt door Le Blanc opgegeven als graveur au burin, die omstreeks den jare 1712 in Holland arbeidde. Hij noemt van zijne werken 116 platen, l'Histoire du vieux et du nouveau Testament... par le Sieur de Royaumont, suivant la copie imprimée à Paris, (Hollande), 1712, in fo. bl. 341. Hij is welligt aan l. anse vermaagschapt.
| |
[Anse (L...)]
ANSE (L...) was een kunstgraveur, wiens bekwaamheden te weinig bekend zijn, en die, zoo wij meenen, in het midden der XVII. eeuw gebloeid heeft, te oordeelen naar een fraai prentje, voorstellende, hoe Jonas uit den muil van den walvisch op het strand wordt geworpen, en, op den achtergrond, hoe hij over boord in zee geworpen werd. Naar ordonnantie en teekening te oordeelen, behoort hij te huis in de Nederlandsche school van het begin der gemelde eeuw. Meerdere berigten aangaande dezen meester zijn ons niet voorgekomen. - Hij is wel waarschijnlijk aan huggert van anse verwant.
| |
[Anspach. (Joh. of Jacob)]
ANSPACH. (Joh. of Jacob) Hoewel een Duitscher van geboorte, heeft hij echter zijn meesten tijd in de Nederlanden doorgebragt, en van stad tot stad zich tijdelijk gevestigd tot het vervaardigen van Portretten, in crayon of pastel, die goed gelijkend en zeer gewild waren in die dagen, toen deze kunst zeer
| |
| |
schaars, en, over het algemeen, op geen hoog standpunt geplaatst was. - In vele aanzienlijke huizen vindt men soms een aantal van zijne werken, welke men dan ook voor zijne beste mag houden, als hem ruimer beloond geweest zijnde, dan door de burgerklasse, voor wie hij zich óók dienstbereidvaardig betoonde. - Ik herinner mij zeer goed, dat ik, als jongeling, te Utrecht, veel naar zijn kunst-arbeid kwam zien; dit was in 1811, en dat ik in hem een vriendelijken, hupschen, vluggen en eenvoudigen kunstenaar aantrof, van wien ik eenige jaren later niets meer heb vernomen. Er zijn eenige zijner Portretten in het koper gebragt, als dat van Henr. Hoogeveen, Nederduitsch en Latijnsch Dichter, overleden 1791, in het 79. jaar zijns ouderdoms, door p. de mare, sculp. in 4o. Borstbeeld met paruik, links, in ovaal. - Willem de Vos, Doopsgezind Predikant, te Amsterdam, en wijsgeer, overleden 1828, oud zijnde 83 jaar. Borstbeeld links, met groote paruik, in ovaal, door r. vinkeles sculp. in 8o.
| |
[Anthoine. (....)]
ANTHOINE. (....) In de Archiven te Rijssel vindt men in de oude Grafelijke rekeningen der Hertogen van Bourgogne, op het jaar 1425-26, het volgende aangeteekend: - ‘a anthoine le paintre, demourant à Lille, la somme de dix-huit livres du pris de XL gros, monnoie de Flandres la livre, à lui deue, pour la façon et estoffes de son metier de dix-huit tables des blasons aux armes de Guiot, bastard de Bourgoingne, et de IIII. autres gentilz hommes, que MdS avoit ordonnez avec ledit bastard pour l'acompagnier ou voiage que par l'ordonnance d'icelui S il devoit faire avec et en la compagnie de monsr. de Roubais, chevalier, son conseillier et premier chambellan au saint sépulchre en Jhérusalem, au pris de XX S. dicte monnoie chascune table valent ladicte somme de XVIII l., si comme il puet apparoir par mandement de descharge de MdS sur ce fait, donné à Midelbourg en Zélande le Ve. jour de fevrier l'an mil CCCCXXV, garni de quittance dudit anthoine et de certifficacion dudit mons. de Roubais sur le pris desdits blasons selon le contenu d'icelui mandement tout cy rendu; pour ce XVIII 1. de XL gros. - Zie, le Comte de Laborde, les ducs de Bourgogne etc. Tom. I. 2e partie, pag. 234. Paris. 1849. in 8o.
| |
[Anthonis (Pauwels)]
ANTHONIS (Pauwels) was een kunstschilder, die in het midden der XVI. eeuw te Oudenaarden bloeide. In de Archiven van het O.L. Vrouwe-Gasthuis aldaar vindt men in de Rekeningen op den jare 1549, dat hij, bij overeenkomst, groote afbeeldingen van St. Ursula heeft geschilderd. Dus leest men daar: ‘Item betaelt anthonis fs. pauwels, schildere, van geschildert hebbende naer de heersche (naar den eisch) van den wercke, de groote beelde van St. Ursule, bij bespreke ende voorwaerde de somme van - xvij lib. viij sch.’ Zie over dit berigt de aangehaalde bron aan het slot van DELEHAYE. (Pierard)
| |
[Antiquus (Johannes)]
ANTIQUUS (Johannes) wordt reeds bij Immerzeel beschreven, doch zonder er bij te voegen, dat hij zijn eerste vak van glasschilderen bij gerard tan der veen heeft geleerd. Er komen weinig van zijne werken voor. Als teekenaar hebben wij van hem de afbeelding van het beroemde Grafmonument van Engelbert van Nassau, naar hetwelk b.f. immink, in 1744, de groote plaat heeft gesneden, die voorkomt in Van Goor, Beschrijving van Breda enz. in fo.
| |
[Antonianus. (Silvius) Zie Silvius. (Anthonij)]
ANTONIANUS. (Silvius) Zie SILVIUS. (Anthonij)
| |
[Antonie van Brussel. Zie Brussel. (Antonie van)]
ANTONIE VAN BRUSSEL. Zie BRUSSEL. (Antonie van)
| |
[Antonio. (Don) Zie Heuvele. (Antonie van den)]
ANTONIO. (Don) Zie HEUVELE. (Antonie van den)
| |
[Antonissen. (Henricus Josephus)]
ANTONISSEN. (Henricus Josephus) Bij het berigt van Immerzeel voeg ik nog, dat hij ook heeft geëtst. Zie Weigels Kunst-Catalog, No. 5499: Een watergezigt met koeijen op eene landengte, geëtst naar a. cuyp, door h.j. antonissen, schilder van Antwerpen, Ao. 1767. qu. fol.
| |
| |
| |
[Antoniszoon, (Cornelis)]
ANTONISZOON, ( Cornelis) of ook wel cornelis teunisse genaamd, is reeds bij Immerzeel vermeld. Ik moet voor de geschiedenis der kunst hier nog bijvoegen, wat in het vervolg op Kok, Vaderl. Woordenboek, op zijnen naam, voorkomt en uit Wagenaar, Beschryving van Amsterdam, ontleend is: ten eerste, dat hij de afbeelding der stad Amsterdam, niet zoo als Immerzeel zegt, in 1482 heeft geschilderd, maar in 1536, zoo als die zich toen vertoonde. Dit stuk was ten tijde van Wagenaar, in 1667, nog aanwezig op de Thesaurie ordinaris der stad, en vertoont de gebouwen en huizen, in hunne natuurlijke gedaante. Wagenaar heeft eene afbeelding in prent daarvan in zijn Werk geplaatst. - Zie I. deel. bl. 17 in f o. - Ten tweede berigt hij: ‘voorts zijn er van dezen zelfden schilder nog eenige oude schuttersstukken voorhanden, en onder anderen, een, met seventien schutters aan eene tafel, hangende in den gang voor de kleine krijgsraadskamer. Het is in 't jaar 1533 geschilderd. Men noemt het in 't gemeen, de Braspennings-maaltyd.’ - Dit had vermeld moeten zijn, te meer daar zulks in Van Dijk's Beschrijving der schilderyen op het stadhuis te Amsterdam, ibid. 1790, in 8 o. ook duidelijk wordt opgegeven, en hetwelk ik om der geschiedenis wille ‘hier laat volgen. - No. 1. ‘Dit stuk hangt in de gang voor de krijgsraadkamer, aan de regterhand en is gemerkt S en geteekent C T, geschildert 1533, 't is bekent onder de Braspennings-maaltyd (maar op deeze vertelling is zoo veel staat te maken als op vele anderen.) In dit stuk zyn verbeeld seventien schutters, zittende aan een tafel, daar twee gebrade vogels in een schotel leggen, waarvan 't eene een gebrade Gans is, doch de andere is niet bekent, of het moest een buitengewone groote houtsnep zijn. Op de tafel leggen drie toelegmesjes, (ik denk dat dit knipmessen zullen zijn) niet grooter als onze pennemesjes nu zijn, alsmede rode geschilderde tafelborden, en een dekzel-glas, zonder andere glazen, ook zonder vorken, lepels en servetten, waardoor men zien kan, dat de toenmalige maaltijden veel schraalder dan de tegenwoordige geweest zijn. - Deeze seventien schutters zijn alle in eenparige kleeding, de regterzijde is groen, de linkerzijde rood, van 't hoofd tot de voeten met zwarte inboordzels om de hals en handen, en met ouderwetsche Mutzen of Barretten op het hoofd; in het gebouw is een St. Joris, als op een vensterglas geschildert, afgebeelt, waardoor ongetwijfelt beteekent word, dat deeze maaltijd in de St. Joris Doelen, en door de schutters derzelver gehouden is. Het is geschildert door cornelis teunisse of cornelis antonisse. Wij zullen daarna als wij de schilderijen in de Thesaurie ordinaris bezien, verder van hem spreeken. - N o. 2. Boven de deur van de krijgsraatkamer hangt een stuk met sestien schutters, zynde van denzelven Meester, dat niet alleen aan het penseel, coloriet en ordonnantie te zien is, maar ook aan de landschappen (zoo dic niet van jan schorel zijn). Men kan uit deeze stukken genoegzaam erkennen, dat de meesters van dien tijd niet veel op de evenredigheid hebben gelet, want de landschappen zijn klip- en bergachtig met oude antique gebouwen en ruïnen, en daarbij voegende stoffagie, zulks men zoude meenen, (als men de beelden der geschilderde personen na de landschappen zou beoordeelen,) dat het Romeinen en niet Amsterdamsche hand- of voetboogschutters waren. Bij dit stuk is noch iets merkwaardigs, zonder dat het den aanschouwer in de oogen kan vallen, naamlyk: achter op dit schilderij staat, met olyverf penseelschrift, geschreeven: - De persoon met het kelkje in zyn hand, is Claas Graaf, over-overgrootvader van den Heer Burgemeester N. Witzen.’ - Verder nog in de Thesaurie ordinaris, boven de deur van het besoigne-Cabinet N o. 40: ‘De afbeelding der stad Amsterdam, in dien stand als zy zich vertoonde in haar eerste bemuuring, die in 1482 begonnen is. Dit stuk is door kornelis antonisse, in
| |
| |
't jaar 1536, toen ter tyd schutter der voetboogs-Doelen, en in 't jaar 1547, Raad dier stad geworden, (en vind hem in 't jaar 1544, als schepen opgeteekent, in de Handvesten van Amsterdam, met den naam cornelis antonisz. schilder) na 't leeven gemaalt. - Dit stuk is in cavaliers-perspectief geteekent, zeer uitvoerig geschildert, zoodat men alle kerken, kloosters en andere openbare gebouwen, niet alleen wel kan onderscheiden, maar bovendien zyn de namen van ieder byzonder zoo als die toen genoemt wierden, geschreven, op het dak van ieder gebouw; zulks dit stuk dubbel waardig is in prent gebragcht te worden. - Hy heeft ook datzelfde oud-Amsterdam, met deszelfs kloosters, kerken, en andere gestichten, in twaalf platen, houtsnee gebragt, doen drukken, en aan keizer Karel den vyfden toen Graaf van Holland, opgedragen, die dezelven met octrooy bestempelde tegens 't namaken, waarvan noch afdrukken onder de Minnaars der oudheden berusten.’ Zie ook Houbraken, deel I., bl. 22.
| |
[Antwerpen (Frans van)]
ANTWERPEN (Frans van) heeft meestal zijne kunst in Spanje geoefend, en veel schilder- en beeldhouwwerk voor kerken vervaardigd, zoo als hij in den jare 1502 het schilderwerk van den Altaarmuur van St. Eugenius, in de Domkerk te Toledo, heeft uitgevoerd. Zie Fiorillo, Geschichte der Malerei in Spanien, bl. 62, alwaar hij, ook als beeldhouwer, onder den Spaanschen naam van Francisco de Ambéres voorkomt; - alsmede onder dien van Fratos Flores, bij Rathgeber, Hollandsche uitgave, bl. 195, waaruit men zou kunnen afleiden, dat hij tot de eene of andere geestelijke Broederschap behoord heeft.
| |
[Antwerpen. (Gilles van)]
ANTWERPEN. (Gilles van) In de L.V. Kerk te Antwerpen zijn onderscheiden beelden, die tot sieraad van dit prachtig gebouw strekken, vervaardigd door gilles van antwerpen; doch het is mij nog niet voorgekomen, in welke jaren die daar zijn geplaatst, en alzoo is de bloeitijd des vervaardigers hier niet te bepalen. Zie Messager des Arts etc. de Gand. 1851; bl. 322.
| |
[Antwerpen. (Rudolph van)]
ANTWERPEN. (Rudolph van) Zie RUDOLPH VAN ANTWERPEN.
| |
[Anvers. (Govart d')]
ANVERS. (Govart d') In de rekeningen van de Hertogen van Bourgogne, die in de Archiven te Rijssel worden bewaard, vindt men op den 16. April des jaars 1467 aangeteekend. - A govart d'Anvers, paié pour x jours qu'il à ouvré, compris sa venue, à xiiij pour jour vij l.’ Zie over deze werkzaamheden, mede door hem als schilder verrigt, voor het groote feest van het Gulden vlies te Brugge, op DARET. (Jaques)
| |
[Anversa. (Hugo d')]
ANVERSA. (Hugo d') Zie HUGO VAN DER GOES.
| |
[Anversa, (Livieno da)]
ANVERSA, (Livieno da) zie LIEVEN DE WITTE, want beide namen duiden één-en-denzelfden persoon aan. Naar de meening van Fiorillo, II. deel. bl. 312, is deze naam met opzet of bij vergissing vermeld in het wereldberoemde Brevier, weleer in het bezit van den Cardinaal Grimani, geheel met miniaturen beschilderd door hans memmeling, geerart van der meire, en livieno da anversa, hetwelk hij van meester antonio voor 500 ducaten had gekocht, en dat, bij geschenk, in 1523, in de St. Marcus-Bibliotheek te Venetië geplaatst is. Doch, dit niet zoo zijnde, dan zou lieven van Antwerpen een kunstenaar zijn geweest, met wien en met gerardo da gant (hetgeen zijn moet geerart van der meire, van Gent,) memmeling wel een werk van dien aard gezamelijk heeft willen vervaardigen, dat omstreeks het jaar 1479 is uitgevoerd.
| |
[Anvien. (J.B.V of J.E.V.)]
ANVIEN. (J.B.V of J.E.V.) Een onvermeld graveur, die echter niet in de vergetelheid behoort te blijven, daar er van zijn werk, dat vrij goed is, gevonden wordt in het Theatrum Pontificum, Imperatorum, Regum, Ducum, Principum, etc., Antverpiae, apud Petrum de Jode, 1651. in groot 4o, bevattende 180 Portretten, door onderscheiden graveurs vervaardigd, waarvan ik een exemplaar met schoone
| |
| |
afdrukken bezit. Daarin komen er twee voor, als j.b.v. anvien sculpi curavit, Ao. 1646, Pet. de Jode, exc.; en een j.e.v.a. sculpi curavit, Antverpice apud Pet. de Jode, 1648: zijnde de afbeelding van Philipp. Christ. D.G. Archiep. Trevirensis. Princ. elect. Episcop. Spiriae.; - Maximilien Wilib. Teouchses Hered. du St. Empire, comte de Wolfegg, Baron de Waltbourg, Segr. de Waltsee, Marechal. Lieut. General Colonel et Gouverneur a Linde; - en Anselmus Casimirus D.G. Archiepiscop. Mogunt. s. R. imp. german. Archicancel. Princ. Elect. Ao. 1646. j.b.v. anvien sculpi curavit, etc. Uit zijne graveerwijze af te leiden, zijn een aantal onbeteekende portretten in dit werk, zeker, van zijne hand.
| |
[Apens. (C.)]
APENS. (C.) Bij Bryan wordt deze als een Nederlandsch kunstgraveur vermeld, die, omstreeks 1673, te Groningen gevestigd was. Hij noemt een door hem gegraveerd Portret van den Theoloog Samuel Maresius, (Systema theologicium. - Groningae, 1673) in 4o. Brulliot zegt, op gezag van Heinekeen, dat een Portret van Menno Coehoorn, waar de naamletters c.a. dooreengevlochten, en fec. Amst. op voorkomen, het werk van onzen c. apens kon zijn, doch dat het ook c. adams - zie aldaar - kan aanduiden. Hoe dit zij, zooveel is zeker, dat voor alsnog alleen genoemd Monogram bekend en het dus niet hewezen is, of al het genoemde werk van apens of van adams zal moeten zijn, of wel, dat het misschien één-en denzelfden persoon moet aanduiden.
| |
[Apol (Jan)]
APOL (Jan) is de naam van een Belgisch kunstenaar, die op de helft der XVI. eeuw bloeide, blijkens eene gravure door p. velijn, zijnde het Portret van Jonkheer Jan van der Noot, naar zijne teekening vervaardigd. Dezen kunstenaar vinden wij nergens vermeld, en welligt is de naam van apol een bijnaam, aan dien van jan toegevoegd, en in die dagen genoeg bekend geweest; echter gelooven wij, dat bij den naam van jan nog wel, tot meer bepaalde aanduiding, die van eene of andere plaats behoort. Dit is zeker, dat de voor zijnen tijd met roem bekende letterkundige en dichter Van der Noot, die tot een der rijkste en oudste geslachten van België, te Brussel gevestigd, behoorde, zich wel door een bekwaam kunstenaar zal hebben doen afbeelden, zoo als ook het Portretje door velijn doet zien, en waarschijnlijk is gevolgd naar een, dat misschien in zijne letterkundige Werken voorkomt, zoo als in het Kort begryp der XII boeken Olympiados, met gekleurde platen, 1574 en 1579, of welligt naar een ander uit den Lofzang van Brahant, 1580, Gedichten, 1582, 1585 en 1589, alle in fo. gedrukt te Antwerpen, in het Nederduitsch en Fransch. - Wij zouden zelfs wagen, eene meening hier te uiten, of wel deze geheele naam apol jan niet dezelfde kan zijn als de dichter Jonker Jan, die, om zijn talent boven het gewone Jonkerschap wetenschaplijk te verheffen, door de Rederijkers Jan Apol werd genoemd, en bijgevolg in kunsten en wetenschappen alzoo teekende; in welk voorondersteld geval hij dan ook de beeldende kunsten zou hebben beoefend. - In de Roomsche Bent komt de naam van Apol alleen op franciscus de witt voor.
| |
[Apostool. (Cornelis)]
APOSTOOL. (Cornelis) Dit artikel, bij Immerzeel behandeld, vordert eenige toelichting aangaande het begin van 's mans loopbaan. Als Le Blanc teregt aanwijst, dat hij de Graveerkunst, op het laatst der XVIII. eeuw, te Londen, beoefende, dan voeg ik hierbij, dat de kunst destijds zijn bestaan, en wel geen ruim, uitmaakte. Onder het bestuur van Keizer Napoleon I. was zijn verblijf te Amsterdam, en heeft hij toen het Portret gemaakt van Carel Wouter Visscher, als Maire van Amsterdam, borstbeeld regts en profiel, in ovaal, in 4o. c. apostool sculp. Hij was alzoo tijdens de omwenteling van 1813 in ons land werkzaam, en kon, dewijl zijn persoon en voorkomen daartoe zeer geschikt waren, destijds dan ook van dienst zijn, teneinde onze weggevoerde kunststukken uit de Louvre te
| |
| |
Parijs weder voor ons terug te halen, in welke Commissie tevens een oude dienaar van het kunstkabinet van Prins Willem V. noodig was, om die stukken te doen herkennen, en in welk gezantschap apostool zich door zijnen kunstvriend wijnand koopman, van Utrecht, deed verzellen, van wien ik vele bijzonderheden dienaangaande vernomen heb, - onder anderen, dat, toen de Stier van p. potter uit de Louvre zou worden vervoerd, zulks is geschied onder een militair geleide van meer dan honderd man naar de plaats zijner bestemming, omdat het volk alle vreemde kunstwerken wel wilde missen, doch dit éénige kunststuk van de wereld ongaarne zag weggaan, en werkelijk van het lage doel zwanger ging, om het liever eerst te vernietigen, dan het vervoeren er van te dulden, weshalve dan ook de gemelde voorzorg noodig was, om het in het land zijner geboorte ongeschonden terug te kunnen bekomen. Le Blanc noemt de volgende graveerwerken in aqua tinta op, die, door hem in Engeland vervaardigd, zijn verschenen: ‘The Beauties of the Dutch School, selected from interesting Pictures of admired Landscape-Painters. London, 1793, in-fo., - bestaande uit 14 platen; - 15 platen voor de Wiews in he south of France... by theauthor of the Rhaetian Alps (Albanis Beaumont). London, 1794, in-fo. - en 16 platen voor de Travels trough the maritime Alps... by Albanis Beaumont. London, 1795, in-fo. - In den Catalogus van Portretten van F. Muller komt, onder Nr. 130 en 131, zijne geteekende afbeelding voor, en wel eene door h.w. couwenberg, naar c.h. hodges, en eene andere zonder naam des teekenaars. - Er is ook nog een zeer slecht Lithographie-portret in fo. van hem uitgegeven, bij Jobard le Jeune, te Brussel, naar de schilderij van a.w. Pinx., daar laij gemanteld, met de Ridder-orde versierd, in de wolken zich vertoont!
| |
[Appel (Jacob)]
APPEL (Jacob) is bij Immerzeel beschreven, doch ik voeg daarbij, dat zijn afbeeldsel voorkomt bij Jan Van Gool, deel II. bl. 158: aart schouman del. pieter tanjé sculp.; waarnaar dat, wat in het Werk van Descamps wordt gevonden, gevolgd is.
| |
[Appelius. (Jean)]
APPELIUS. (Jean) Deze wordt slechts ter loops door Immerzeel genoemd als kunstschilder, zonder vermelding van eenig stuk werk. - Wij echter kunnen aanwijzen een fraai Portret in groot-fo., kunstig gegraveerd door reinier vinkeles, naar zijne schilderij, zijnde - Jacobus Willemsen, Hoogleeraar en Predikant in zijne geboortestad Middelburg. - Het is van dezen Willemsen, dat er afbeeldingen bestaan, kunstig in Biscuit vervaardigd, en medaillon, en en buste, op pedestal, met sierlijk bijwerk, welk een en ander bij ons in bezit, en door een Nederlander gemaakt is, dewijl daarop staat Door j.d.m. hoewel men het voor het werk der beste Fransche fabrieken zou aanzien. Welligt is het naar een boetseersel van den beroemden stempelsnijder en kunstdrijver muller (?) vervaardigd. Bryan-Stanley zegt verder nog van hem, dat hij Historie (?), Portret en Landschap schilderde, en dat zijne stukken gewoonlijk groot zijn, en het talent van een kunstenaar aantoonen. - Van het eerste en laatstgenoemde kunstvak is mij intusschen niets voorgekomen. Het Portret van Adr. Steengracht, Raadpensionaris van Zeeland, overleden in het jaar 1770, oud zijnde 39 jaar; Borstbeeld links, in gekleeden rok, ovaal, is door j. houbraken, naar zijne schilderij, gegraveerd. Dit Portret is niet uitgegeven. Zie den Catalogus van Portretten van F. Muller, Nr. 5136.
| |
[Appelmans, of Appelsman. (G...)]
APPELMANS, of APPELSMAN. (G...) Deze Hollandsche kunstenaar bloeide, als graveur, omstreeks het jaar 1670. Hij werd voornamelijk gebezigd tot het graveren van portretten en andere boekprenten voor den handel. Onder anderen
| |
| |
heeft hij gegraveerd het Portret van Thomas Bartholinus en eenige platen voor de 8o.-uitave van diens Werk: Anatomia Bartholiniana, etc. Lugd, Batav. in 1674, verschenen. Deze zijn met zorg bewerkt, doch wat stijf en te schools behandeld. Zie Bryan.
| |
[Apshoven. (Ferdinand van)]
APSHOVEN. (Ferdinand van) Aldus heb ik den naam van dezen kunstenaar gezien, die, in het onzekere, abtshoven of abshoven, zonder zelfs den voornaam te noemen, vermeld staat als leerling en schilder in de manier van david teniers den Jonge. - Desniettegenstaande lees ik in den Catalogus eener Verkooping, te Gent, in den jare 1779, gehouden: No. 1. jean absoven, Une cuisine, avec toute sorte de Gibier etc.; in hoeverre dit juist kan zijn, wil ik niet beslissen, want deze is stellig dezelfde bedoelde kunstenaar. Zijne werken zijn zoo goed in den stijl van zijnen meester behandeld, dat het eene bron van welvaart voor den vroegeren kunsthandel was, zijne stukken voor die van teniers, aan onkundigen, als originelen te verkoopen, gelijk er dan ook, wijd en zijd, zoodanigen in de kabinetten steeds op den naam van teniers beschreven staan. Hij heeft eveneens getracht, den stijl van brekelenkamp te volgen, doch hierin is hij niet geslaagd. Zie ook op ABTSHOVEN. (Theodorus van) Ik geloof, dat de schrijfletter f, die zeer ligt voor een t kan worden aangezien, wel alleen tot het verschil in den doopnaam geleid zal hebben.
| |
[Aquanus. (Cornelius) Zie Water. (Cornelis de)]
AQUANUS. (Cornelius) Zie WATER. (Cornelis de)
| |
[Aquila]
AQUILA is dezelfde persoon als arnoud, of beter arend, van halen, - zie aldaar - die zijn voornaam in het Latijn voerde, aquila, zooals deze op al zijne prenten, in mezzo-tint door hem vervaardigd, voorkomt en reeds door Basan, in zijn Dictionnaire des Graveurs, is medegedeeld, en dus niet te verwisselen met de Italiaansche schilders en graveurs van dien naam. Wij berigten hierbij, dat een van zijne beste werken is het Portret van den vermaarden kunstliefhebber Jan Pietersz. Zomer, naar de schilderij van a. van blommen, in mezzo-tint behandeld. Ook het Portret van den dichter Jeremias de Decker is, naar rembrandt, in gemelden trant, door hem in 4o. gegraveerd. Hij heeft de kunst voor uitspanning beoefend, zooals een zijner tijdgenooten, Brouërius van Nidek, vermeldt in het levensberigt van François Halma, geplaatst voor zijn Tooneel der Vereenigde Nederlanden. Deze zegt, namelijk, aldaar: - ‘Eene tweede afbeelding van Halma is later ontworpen door den onvermoeiden kunstoefenenden liefhebber, den Heere a. van halen, en in zijn Pan poëticon onder de Nederlandsche Dichters geplaatst. Ook heeft het dien schranderen geest gelust, onzen afgestorven Halma in een zwarte konstprint af te schetzen, berustende, door zijne verplichtende vriendschap, onder mij eene der twee proefdrukken van die prent enz.’ - Het Portret van Halma, dat voor zijn Werk Tooneel der Vereenigde Nederlanden staat, is niet van van halen, maar van a. boonen pinx., f. ottens sculp., en stelt hem daar jonger voor. - Het genoemde Pan poëticon Batavum, dat bij Immerzeel in het levensberigt van arnoud van halen is vermeld, wordt aldaar opgegeven, uit twee honderd portretjes met zinnebeeldige voorstellingen te bestaan; doch, dat is niet zoo. - Ziehier de ware opgave. Op den Catalogus der kunstverkooping in het huis met de Hoofden, bij C.S. Roos, te Amsterdam, in April, 1818, gehouden, bestaat het uit ruim drie honderd en vijftig stuks Portretten, waar nog bij was: - eene schilderij van quinckhard, waarbij deze schilder verbeeld wordt, het Portret van Vondel aan van halen, voor deze Verzameling, te overhandigen, met het Portret van van halen, door denzelfden. - Dit Pan poëticon, hetgeen in het bezit is geweest van het Leydsche Dicht-genootschap Kunst wordt door arbeid verkregen, is ook in druk verschenen onder dien titel, met aanmerkingen door L. Bidloo, Amsterdam, 1720. in 4o.; en later vond ik nog
| |
| |
eene uitgave vermeld: Verheerlijkt door lofdichten en byschriften; grootendeels getrokken uit het stamboek van Mich. de Roode, Leyden. 1773 in 8o. Ook heeft van halen zich met de letteren onledig gehouden, als daar van hem is: J. Lydius en Joh. Lomeier, Spreekwyzen ontleent uit de stryden der Grieken en Romeinen; overgezet en vermeerdert door a. van halen. Rotterdam, 1703 in 8o. Zijn Portret, zeer uitvoerig geschilderd door christoffel lubinietski, was in de kunstnalatenschap van Mr. Johan van der Marck, Aegidz., te Leyden, en werd, in 1773, te Amsterdam verkocht, onder No. 415 van den Catalogus: ‘Deze konstminnaar is verbeeld in een nis, by zich hebbende deszelfs kunstwerken en het Pan poëticon, versierd met veel bywerk. h. 21 5/4, br. 16 5/4 duim.’
| |
[Arent, (Meysten)]
ARENT, (Meysten) een der oudst-bekende kunstenaars, die, te midden der XIV. eeuw, te Utrecht bloide. Het is alleen in de Gildeboeken van St. Lucas aldaar, dat zijn naam, met nog eenige anderen, van af 1369 tot 1396 staat vermeld, en hij is de eerste, die genoemd wordt, op den jare 1369, meysten arent, Beeldsnijder. Van 1396 tot 1525 zijn er geene notulen of aanteekeningen gevonden. - Ik ben in de gelegenheid, de Naamlijst der kunstenaars te kunnen nagaan, dewijl die gedrukt voorkomt in een hoogst zeldzaam stukje, dat niet in den handel is verschenen, en zich in mijn bezit bevindt: - ‘Kort verhaal ter elucidatie voor de Heeren leden van de Commissie van Kunsten en Wetenschappen, bijéénverzameld uit de Notulen, door den Heere van der puyl, Lid van het Schilders-collegie, Konstschilder en Directeur-Generaal en Perpetuël van het Stads Teken-Academie te Utrecht; en op verzoek van de Heeren Medeleden der Commissie, ten dien einde benoemd in de Vergadering van Dingsdag den 7 November 1806.’ - Achter dat verhaal, heeft van dee puyl het gelukkige denkbeeld verwezenlijkt, om uit de Gildeboeken, die toen onder zijn bereik waren, de namen en jaren der ingeschreven kunstenaars er bij te voegen, hebbende aan het hoofd daarvan geplaatst het volgende: ‘Naamlijst der kunstenaren, dewelke in deze stad geboren; door dit Teekenschool aangekweekt; of naar verkregen burgerrecht in St. Lucas-Gild, thans Schilders-Collegie's Notulen zijn ingeschreeven, en volgends aan deszelfs rechten voldaan hebben, bij derzelver permissie hun Kunst in deze Stad Utrecht en Vrijheid geëxerceert hebben.’ - Hierdoor zijn alzoo tot den jare 1807 de inschrijvingen bewaard gebleven, want, helaas! geen spoor van Gildeboeken is er thans meer aanwezig; van geene bekende corporatie, hoegenaamd, is er iets op het stedelijk archief meer voorhanden: dit alles is in de woelingen des tijds en bij het vernietigen der Gilden verloren gegaan; die bij de Dekens werden bewaard, zijn daar blijven liggen en bij afsterven enz. onder de vodden verloren geraakt, zoo als bij van der puyl mede het geval wel zal zijn geweest, dewijl nimmer, naar mijn weten, eenig Gildeboek, bij de overdragt van het Stads-collegie aan het Genootschap Kunstliefde, te Utrecht, is meêgekomen of zelfs gevonden. Ik heb dit hier omstandig vermeld, teneinde als bron te kunnen dienen voor meerder kunstenaars, in dit Werk voorkomende, en die naar ARENT (Meysten) verwezen zijn.
| |
[Arentzen. (D.R.)]
ARENTZEN. (D.R.) Van hem is eene schilderij op paneel, als een kabinetstukje behandeld, voorstellende de Samaritaansche vrouw met Jesus, bij de put, en, op den tweeden grond, met eenige figuren verrijkt. Het geheel is in den stijl van gerard hoet, dien hij waarschijnlijk tot kunstonderwijzer heeft gehad, zoo als de gemelde schilderij dit aanduidt. Toen ik dit stukje in orde heb gebragt, ontdekte ik den naam van d.r. arentzen, pinx., doch zonder jaartal, hoewel alles tot het bedoelde tijdvak behoort.
| |
[Arentzoen. (Claes)]
ARENTZOEN. (Claes) Volgens eene mededeeling van Van Eynden en Van der
| |
| |
Willigen, I. deel, blz. 4, zou het uit de Gilden- en Stadsbeschrijvingen van Utrecht blijken, dat deze, in den jare 1378, aldaar als schilder bekend was. Dit is juist: volgens de opgave van de Naamlijst der kunstenaars, uit het Gildeboek getrokken, vindt men; ‘1378 claes arentzoen, Schilder.’ Zie over dit Gildeboek op ARENT, (Meysten) die wel de vader van dezen kan geweest zijn.
| |
[Ariaensz. (Joan)]
ARIAENSZ. (Joan) Karel Van Mander heeft in de uitgave van zijn Schilderboek, door hem-zelven ter perse gelegd, in 1604, een Bijblad gevoegd, waarin hij een door hem begaan verzuim dus tracht te herstellen: - ‘Verdienstlyck had behoort onder de constige Schilders gedacht te wezen joan ariaensz van Leyden, die seer geestich is van landtschap, en ander deelen der Consten, wonder versierigh van aerdige gebouwen, heeft veel Lande besocht: woont te Leyden, een Man in 't beste van zijn leven.’
| |
[Arnoudszoon (Pieter)]
ARNOUDSZOON (Pieter) wordt door Kok, in zijn Vaderlandsch Woordenboek, opgegeven als een Regerings-persoon, te Amsterdam, die in den jare 1547 den post van voorzittend schepen bekleedde, en alzoo in de XVI. eeuw de schilderkunst beoefende. Zie aldaar het Bijvoegsel op cornelis antoniszoon, of cornelis teunisse, waar hij zegt: ‘Niet onbestaanbaar met dien aanzienlijken rang onder zijne medeburgers wierdt het beroep geoordeeld, welk hij waarnam; 't was dat van de Schilderkunde, waarin hij, nevens drie anderen, allen insgelijks Amsterdammers, of te Amsterdam woonagtig, in de Zestiende Eeuwe, uitmuntte. Deeze waren dirk jacobszoon, pieter arnoudszoon en dirk barendszoon.’ - Zie bij mij op AARTSENS, (Pieter) want deze is, hoewel er eenig verschil in de naamspelling bestaat, één-en-dezelfde persoon.
| |
[Arrenius of Arenius. (Frederik)]
ARRENIUS of ARENIUS. (Frederik) Ofschoon van Stokholm geboortig, heeft hij toch lange jaren te 's Gravenhage gewoond, waar hij ook met eene fatsoenlijke jufvrouw, Croese genaamd, in het huwelijk trad. Hij was een zeer ervaren portret-schilder, gelijk blijkt uit vele zijner werken, te 's Hage en elders voorhanden; zoo als Pieter Terwesten zulks in zijn Ms. vermeldt, en zijnen bloeitijd op het jaar 1731 stelt, als ook berigtende, dat hij later met zijn gezin naar zijne geboorteplaats vertrokken, en aldaar hofschilder van Adolf Frederik, Koning van Zweden, geworden is. Toen hij dit schreef, meende Terwesten, dat hij waarschrijnlijk was overleden, of destijds (1776) zeer oud zou moeten zijn. - Ik bezit zijn Portret, door hem-zelven geteekend, met rood krijt.
| |
[Arrigo, (Niccola) Fiamingo]
ARRIGO, (Niccola) Fiamingo, wordt bij Vasari genoemd Meester glas- en olieverwschilder, uit Vlaanderen, die in Italië vele werken heeft vervaardigd, tijdens Niccolo dell' Abate, - die in 1509 of 1512 geboren, en in 1571 overleden is. - Hij heeft te Perouse (Perugia), in wedstrijd met gio. baptista, de aanbidding der wijzen geschilderd, een stuk, dat schoon had kunnen worden genoemd, zoo de zamenstelling niet een weinig verward, en niet wat overdreven in kleur was, hetgeen bij de beschouwing hindert. Hij heeft meer talent getoond in het beschilderen der glasramen van de kapel van St. Bernardo, en in St. Lorenzo, te Perouse. Later ging hij naar Modena, waar hij, met eene zeldzame bekwaamheid, voor St. Piëtro, twee groote stukken schilderde, waarbij hij in tafereelen de geschiedenis van den Apostel Petrus en Paulus heeft aangebragt. - Volgens Romberg, zou arrigo flamingo, henricus van mechelen zijn. Zie aldaar. Zoo is dan de naam van Hendrik, volgens den Italiaanschen tongval, in Harrigo of Arrigo veranderd; als dit plaats kan hebben, dan zou deze nicolaas hendriksz. kunnen, (of liever, indedaad,) dezelfde persoon zijn geweest, te meer daar de paatsen, waar door Vasari zijne werken worden beschreven, dezelfde zijn, welke de Abt Lanzi opgeeft, als die van arrigo flamingo te wezen, dat wel geene
| |
| |
verwondering behoeft te wekken, daar het mij gebleken is, dat zulke vreemd-soortige afwijkingen in eene menigte Biographiën voorkomen. - ‘In de derde Kapelle van St. Laurentius-in-Lucina, te Rome, alwaer eene Confrerie van het Alderheyligste opgerecht is, ziet men een Autaerstuk in olie door arrigo, eenen Nederlander, geschilderd, representerende de alderheyligste Maegd Maria met de Maen onder haere voeten, waerbij eenige Engelen; onderwaerts ziet men den H. Martelaer Laurentius, den H. Franciscus en den H. Hiëronymus, knielende.’ Zie Korte beschryvinge van Roomen, enz. Antwerpen, 1775; twee deelen in 8o.; I. dl. blz. 252. - Het is mij nog niet gebleken, of er in de Nederlanden van zijne werken aanwezig zijn.
| |
[Artois (Jaques d')]
ARTOIS (Jaques d') is bij Immerzeel geboekt; doch voeg daarbij, dat zijn Portret voorkomt in De Bie, Gulden Cabinet, enz. Joan Meyssens pinx. et excud. en Petr. de Jode sculpsit, in 4o.
| |
[Arts. (Henderick)]
ARTS. (Henderick) Wat al Kunst wordt er ontmoet, als men dit aandachtig gadeslaat, waarvan noch de makers, noch hunne werken zijn beschreven! Zoo heb ik voor mij eene groot-fo.-plano prent, voorstellende eene bij uitstek rijke Gothische kerk, met eigenaardige stoffagie enz. en daarop met sierlijk schrift beteekend: henderick arts Inventor. joannes londerseel Scultor, bij Claas Jansz. Visscher, te Amsterdam, uitgegeven, en wel, naar den bloeitijd van j. londerseel te oordeelen, in het begin der XVII. eeuw. - Met juistheid kan ik over dezen kunstenaar niets mededeelen, maar mijne meening is, dat hij een broeder van pieter aartsens kan zijn geweest, of wel tot dat geslacht zou kunnen behooren.
| |
[Asch. (Pieter Jansz. van)]
ASCH. (Pieter Jansz. van) In het jaar 1849 zagen wij, op het Stadhuis, te Delft, eene zeer groote schilderij, ongeveer drie ellen hoog, bij twee en een half el breed, die, toen eerst kort verleden, aan de stad ten geschenke gegeven was. Zij stelt voor een gezigt op de stad Delft, zeer in de nabijheid, voor een gedeelte genomen, zoodat men de torens enz., op de eene zijde van het tafereel, nog zeer groot ziet afgebeeld; het overige gedeelte is hoog geboomte, en op den voorgrond planten enz.; zeer fraai gestoffeerd met beelden, door hendrik verschuuring; zij voert voluit de beide namen met het jaarmerk 1669. - Deze schilderij is in de kunstgeschiedenis, tot zelfs bij A. Houbraken onbekend. Van 's mans werken is, gedurenden het tijdsverloop van 1684 tot 1768, zoo verre de berigten van Hoet en Terwesten loopen, slechts ééne schilderij, op eene Verkooping, te Delft, in 1736, voorgekomen, gelijk verder een paar kleine stukjes op de Verkooping bij Brentano, in 1822, die te zamen ƒ82. - hebben opgebragt. Maar het zal genoeg zijn, de groote bekwaamheid van dezen uitmuntenden landschapschilder slechts naar de bovengenoemde schilderij te beoordeelen, - niet bruin en kleurloos, zoo als bij Immerzeel wordt vermeld, dat eenige zijner kunstwerken zijn geworden, maar frisch en flink in de verw, zelfs zóó, dat men, bij de eerste beschouwing daarvan, het voor het werk van pijnacker zou aanzien. - Over 't geheel is het eene uitmuntende schilderij, maar ik geloof ook wel, dat dit stuk, 's mans geboortestad voorstellende, zijnen ijver daardoor in hooge mate heeft doen klimmen. - Ik bezit zijn Portret in zwarte kunst, buste van voren, met eene teekening in de hand, door johannes verkolje(?), in kl. 8o. waarnaar dat, wat bij Houbraken en Descamps voorkomt, genomen is.
| |
[Aspere (Pieter van)]
ASPERE (Pieter van) was een bekwaam beeldhouwer, die, in de tweede helft der XV. eeuw, te Oudenaarde, bloeide. In de Archiven van het O.L. Vrouwe Gasthuis aldaar vindt men, onder de Rekeningen, op den jare 1465, vermeld, dat hij de sieraden heeft gebeeldhouwd der twee portalen, die door matheus algoot vervaardigd waren; zooals hier volgt: - ‘Item pieter van aspere van de voegen,
| |
| |
an beede (beide) de portalen te snydene... xxx viij sch.’ Zie ook over dit berigt de bron, aan het slot van DELEHAYE (Pierard) vermeld.
| |
[Aspruck. (Frans)]
ASPRUCK. (Frans) Le Blanc geeft dezen op als een kunstschilder, zilversmid en graveur van drijfwerk, die, omtrent het jaar 1601, te Brussel, zijne kunst uitoefende, en noemt eene reeks van 14 platen, met de opdragt, 1601.
| |
[Assche. (Henri van)]
ASSCHE. (Henri van) Naar verdienste is deze bekwame landschapschilder door Immerzeel vermeld. Wat bij de geschiedenis van zijn persoon nog moet worden opgeteekend, is, dat zijn Portret in den jare 1826 door eugène joseph verboechoven gelithographieerd, en bij Dewasme, te Brussel, uitgegeven werd; doch een zeer fraai idem, zittende in een landschap te teekenen, is vervaardigd door baugniet en fourmois; Brussel, 1838.
| |
[Asschoonebeck. (Adian)]
ASSCHOONEBECK. (Adian) Bryan meldt, ‘dat deze een geboren Hollander was, die omtrent het jaar 1690 bloeide. Wij hebben van hem eenige slecht geteekende etsen, voorstellende de vlugt van Jacobus II. uit Engeland.’ - Ik moet hier bijvoegen, dat, hij, meer dan waarschijnlijk, één-en-dezelfde persoon zal zijn als adriaan schoonebeek, - zie aldaar - en dat op de prent, welligt bij vergissing, eene tweede S, enz., bij den naam kan zijn ingeslopen, waardoor dit Artikel bij Bryan is ontstaan, hoewel hij a. schoonebeck ook afzonderlijk heeft opgenomen.
| |
[Asselbergh of Asselberg. (Cornelis)]
ASSELBERGH of ASSELBERG. (Cornelis) In het meêgedeelde, betreffende dezen bekwamen Brabantschen beeldhouwer, wordt niets van zijn werk door Immerzeel vermeld, en toch heeft hij in Teylers Stichting, te Haarlem, voltooid, wat door jan swart was opgezet en begonnen, doch hetwelk deze door zijnen dood niet heeft kunnen voleinden, te weten, het fraaije, marmeren Gedenkteeken voor den grondlegger van gezegd Genootschap. Hij heeft dezen arbeid bijgevolg verrigt na zijne terugkomst uit Lyon, daar jan swart in 1793, te Amsterdam, overleden is.
| |
[Asselijn (Jan)]
ASSELIJN (Jan) wordt bij Immerzeel beschreven, doch voeg daarbij, dat zijn Portret door rembrandt in groot 4o. is geëtst. Hij is bijna van voren, staande, ten halven lijve, in een mantel gewikkeld, voorgesteld; zijn hoofd, met lange haren, is door een hoogen hoed gedekt; in de linkerhand houdt hij een handschoen, en leunt met de regterhand op eene tafel, waarop zijn palet en verscheiden boeken liggen; de grond is wit, zonder eenige beteekening; hoog 6 d. 11 str. br. 6 d. Er zijn twee verschillende proeven van dit Portret, bestaande daarin, dat in de eene op den achtergrond een schilderezel staat, met eene schilderij, voorstellende een stuk architectuurwerk: zeer zeldzaam; de andere, hierboven vermeld, is in den grond geheel wit. Het houtsneê-portret, bij Immerzeel te vinden, is naar de gemelde ets gevolgd; ook bezit ik nog een dito gegraveerd Portret, in een gecartoucheerd ovaal voorgesteld.
| |
[Asselijn. (T....)]
ASSELIJN. (T....) Hoewel deze niet bekend staat, als de kunst beoefend te hebben, zoo heeft hij door de letteren, daaraan gewijd, eenige aanspraak bij zijne kunstbroeders, om te worden vermeld, en wel door de mededeeling van zijn Werk: - Broederschap der Schilderkunst, ingewydt door Schilders, Beelthouwers en deszelfs Begunstigers; op den. 21. van Wynmaent, 1654, op St. Joris-Doelen, in Amsterdam. - t' Amsterdam by Paulus Matthysz. in de Stoofsteeg. (1654), gedruckt in-fo. Dit boek is zeer zeldzaam. Als oprigters van gemelde Broederschap worden bepaald genoemd m. kretser, b.v.d. elst, n. van heldt stockade, j. meures; en als uitgever van het genoemde Werk T. Asselijn. - De naam van b.v.d. elst moet zijn òf b.v.d. helst, òf p.v.d. elst. Zoo het een dezer twee schilders moet wezen, dan heb ik - het Werk-zelf niet bezittende - die mededeeling alleen kunnen doen volgens opgaven, die niet zelden onnaauwkeurig zijn. Het was op dit Sint-Lucasfeest, hetgeen fraai was opgesierd en met zinspelende
| |
| |
gedichten pronkte, dat een honderdtal schilders, poëten, liefhebbers der beide kunsten, waren genoodigd, waaronder de groote Vondel, die, aan het hoofd der tafel, in een verheven zetel, was geplaatst, en wien door een van het gezelschap, Apollo verbeeldende, een lauwerkrans op het hoofd werd gezet. Ook was er een regel of tafel-wet opgesteld, die, bij wijze van toespraak tot de genoodigden, dus begint:
Liefhebbers, Konstenaars, die, op de Voetboogszaal,
Staat met den anderen, om 't middagmaal te houden:
Het dronken drinken zy geschuwt van dezen dag;
Die drie gezontheên heeft blootshoofs voldaan, vermag,
Indien hy meerder wiert gevergt, die neêr te zetten;
Den genen die meer lust, en zal men 't niet beletten,
Zoo slegs geen overdaad aan tafel wort gepleegt.
Als de vierde en vijfde regel op feesten overal eene wet waren, dan zou dit rijm het tegendeel bewijzen der misbruiken, die, veelal ten onregte, bij wijze van spinrokpraatjes, betreklijk onze vroegere kunstbroeders worden verhaald. Zie verder hierover Houbraken, III. dl., blz. 330, en het Werk-zelf, bij Rudolph Weigel, Kunst-Catalog, Nr. 12806, als zeer zeldzaam, voor 4 Thlr. opgeteekend.
| |
[Assen (Jan van)]
ASSEN (Jan van) wordt bij Immerzeel vermeld. Ik moet er nog bijvoegen, dat zijn werk weinig voorkomt, en daarom wil ik hier aanwijzen een stuk, in den stijl van gerard terburg, zijnde een bejaard Heer, in een leuningstoel gezeten, met eene rotting in de hand, en verder bijwerk; op een groen gordijn, in den achtergrond, is het geslachtswapen van Hoeuft geplaatst. - Het is fiks, doch wat vlug behandeld, zoodat vele partijen, door den tijd, te dun in de verf zijn geworden. Het berust thans onder de portretten der Familie Huydekoper van Nichtevecht, te Utrecht.
| |
[Assen. (Jan, Walter van) Zie Cornelissen of Cornelisz. (Jacob)]
ASSEN. (Jan, Walter van) Zie CORNELISSEN of CORNELISZ. (Jacob) van Oostzaan. - Deze naam van walter van assen zou één-en-dezelfde persoon zijn als jacob cornelisz. van oostzaan, volgens den Kunst-Catalog van Weigel, Nr. 16, blz. 75; - en in het Conversations-Lexicon für bildende Kunst, op het Artikel assen, wordt dezelfde genoemd: johann walter van assen, en gezegd, dat deze beroemde figuursnijder één-en-dezelfde persoon is als jacob cornelisz. van oostzaan, in Waterland, en die bloeide te Amsterdam, omstreeks 1517. Dit alles wordt, in navolging van een aantal vroegere schrijvers, gezegd. Het is ons echter tot heden nog niet mogelijk geweest, te ontdekken, op welke gronden deze Duitsche Heeren die naamspelling hebben aangevoerd. Welligt is het mogelijk, dat een kunstenaar en tijdgenoot van jacob cornelisz. dien naam heeft gedragen, en dat hunne werken zooveel overeenkomst kunnen hebben, dat zulks daartoe aanleiding mag hebben gegeven; doch dit is onzer zijds eene gissing, die zich alleen grondt op de duidelijkheid van beide de namen en voornamen, die niet zoo ligt geheel worden verwisseld; want assen en oostzaan, jacob en walter, en dan nog met een johann er voor, is niet wel te rijmen; ook de legio namen uit de XV. en XVI. eeuw leveren zulke afwijkingen niet op, of op andere gronden. Brulliot (1817) haalt daarover het volgende aan: Le Comte et Marolles expliquent cette marque Waer van Hossanen ou Ossanen’; - hij meent daarmede Oostzaan. - Wij zullen dezen meester dus, alsnog, voor denzelfden als jacob cornelisz. van Oostzaan moeten aannemen, hoewel ik het er stellig voor houde, dat de tijd wel zal doen ontdekken, dat het twee personen zijn geweest. - Le Blanc is ook van mijne meening, dat de ware familienaam niet duidelijk is gebleken, en wil, met het algemeen, dien van van assen vooreerst behouden. Verder beschrijft hij 91 stuks van zijnc graveerwerken, en, dewijl Bartsch niet meer dan 21 stuks ver- | |
| |
meldt, zoo is het voor de geschiedenis der graveerkunst, mijns oordeels, van belang, dit aantal hier met eenige woorden, zoo als hij ze opgeeft, mede te delen, tot gerief der kenners, die deze oude vaderlandsche kunst op hoogen prijs stellen. - Eene reeks van 60 (?) prenten, voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament, waaronder er eenige zijn met het jaarmerk 1521. Deze voorstellingen zijn als volgt: 1. Adam en Eva bij den boom des levens; zijn monogram staat van onder regts. 2. De verdrijving uit het paradijs; zijn teeken is van onder regts. 3. Maria-boodschap; zijn teeken staat in het midden, eenigzins naar den linkerkant. 4 Het bezoek der H. Maagd bij Elizabeth; zijn teeken staat van onder links. 5 De aanbidding der wijzen. 6. De aanbidding der herders; zijn teeken staat van onder links. 7. De opdragt van J.C. in den tempel; zijn teeken staat op de trede van het altaar. 8. De vlugt naar Egypte; zijn teeken staat van onder regts. 9. J.C. in het midden der schriftgeleerden; zijn teeken staat van onder regts. 10. De doop van J.C.; zijn teeken staat van onder regts. 11. J.C. drijft de koopers en verkoopers uit den tempel, zijn teeken staat in het midden; naar den linkerkant het jaarmerk 1521. 12. Deverzoeking van J.C. door den satan. 13. J.C. aan het hoofd zijner discipelen. 14. J.C. wekt Lazarus op; zijn teeken staat op de graftombe. 15. J.C. geneest den blinde; zijn teeken staat van onder links. 16. J.C. en de Romeinsche hoofdman; zijn teeken staat van onder, in 't midden, een weinig naar den regter kant. 17. Magdalena stort den kostbaren olie over de voeten van J.C.; ziin teeken staat van onder links. 18. De hemelvaart van J.C.; zijn teeken staat onderaan regts. 19. De intrede van J.C. in Jerusalem; zijn teeken staat boven aan regts. 20. Judas komt J.C. bij den hoogepriester verraden; zijn teeken staat in de hoogte regts. 21. De voetwassching; zijn teeken staat onder aan regts. 22. Het Avondmaal; zijn teeken staat van onder links. 23. J.C. biddende in den olijftuin; 1521. 24. J.C. wekt zijne discipelen in den olijftuin; zijn teeken staat van onder regts. 25. Judas verraadt J.C. met een kus. 26. De soldaten vallen verstomd voor J.C. neder; zijn teeken staat van onder in het midden. 27. J.C. wordt door de soldaten weggeleid; zijn teeken staat van onder regts. 28. J.C. voor Cajaphas gebragt; zijn teeken staat van onder regts. 29. J.C. voor Cajaphas; zijn teeken staat van onder regts. 30. J.C. voor Pilatus gebragt; zijn teeken staat van onder regts. 31. J.C. voor Pilatus; zijn teeken staat van onder regts. 32. J.C. aan het volk vertoond; zijn teeken staat van onder links. 33. Pilatus wascht zijne handen; zijn teeken staat omstreeks het midden van onder. 34. De verloochening van Petrus; zijn teeken staat van onder links. 35. J.C. aan de Joden overgeleverd; zijn teeken staat van onder links. 36. De geeseling; 37. J.C. bespot; zijn teeken staat van onder links. 38. De krooning met doornen; 39. J.C. Koning der Joden; zijn. teeken staat van onder regts. 40. De kruisdraging; zijn teeken staat van onder regts. 41. Veronica. 42. J.C. wordt van zijn overkleed ontdaan; zijn teeken staat van onder links. 43. J.C. wordt op het kruis genageld; zijn teeken staat omstreeks het midden van onder. 44. J.C. aan het kruis; zijn teeken staat van onder links. 45. J.C. wordt met de lans doorstoken; zijn teeken staat van onder regts. 46. J.C. aan het kruis tusschen de H. Maagd en den H. Johannes; zijn teeken staat van onder links. 47. Mater dolorosa; zijn teeken staat van onder regts. 48. De heilige Vrouwen omringen het ligchaam van J.C. 49. J.C. wordt in het graf gelegd; zijn teeken staat van onder regts. 50. De heilige Vrouwen bij het graf; zijn teeken staat van boven regts. 51. Opstanding van J.C.; zijn teeken staat van onder regts. 52. De nederdaling van J.C. ter helle; zijn teeken staat van onder links. 53. De verschijning van J.C. aan de H. Maagd; zijn teeken staat van onder links. 54. De verschijning van J.C. aan
| |
| |
Maria; zijn toeken staat van onder links. 55. De verschijning van J.C. als hovenier; zijn teeken staat van boven links. 56. J.C. gaat naar Emmaus; zijn teeken staat van onder regts. 57. De maaltijd van J.C. en zijne Apostelen na de opstanding; zijn teeken staat in het midden onder aan. 58. De ongeloovigheid van den H. Thomas; zijn teeken staat van onder in het midden. 59. J.C. in den Hemel, tusschen de geknielde Maagd en St. Jan; zijn teeken staat in het midden van onder, naar de regter zijde. 60. Het Pinksterfeest; zijn teeken is van onder regts. - Verder de Passie onzes Heeren, 1517, een Boekje van 12 prenten, rond, door lijstwerk omgeven, 232 streep (Ned.) middellijn. Deze prenten zijn, veel later, onder den volgenden titel verschenen: Historia Christi patientis et morientis, iconibus artificiosissimis delineata per jacobum cornelisz.; Bruxell., apud J. Mommartium, 1651, in fo. zijnde de voorstellingen; 1. Het Avondmaal. 2. J.C. op den olijfberg. 3. J.C. gevangen. 4. J.C. door de Joden bespot. 5. J.C. gesmaad in het regthuis. 6. De geeseling. 7. De krooning met doornen. 8. J.C. aan het volk vertoond. 9. De kruisdraging. 10. J.C. aan het kruis. 11. De graflegging van J.C. en 12. De Opstanding. - Nu volgen afbeeldingen en onderwerpen van Heiligen, als: St. Hubert, 1510. - St. Quirinus te paard en naar de regterzijde gewend; zijn teeken staat onder aan, een weinig naar den regter kant; h. 320 (?) br. 25 (?) streep. - Zeven stuks Zinspelingen: De godgeleerde deugden en de hoofdzonden. Deze prenten zijn aangehaald door Huber en Rost. Eindelijk Costumes: De Graven en Gravinnen van Holland, 10 (?) stuks, die eene reeks schijnen te zijn, om, aan een gehecht, als een fries te dienen, br. 260 à 303, h. 179 streep. Deze buitengemeen zeldzame prenten zijn even belangrijk voor de Costumes, als merkwaardig voor de uitvoering van dien tijd. Zij berusten in het Prentkabinet van Parijs. De afbeeldingen zijn als volgt. 1. Vier ridders, de eerste, wiens hoed met groote puntige pluimen is versierd, wendt zich naar de anderen; van onder in het midden staat zijn teeken. 2. Een ridder, eene dame, die een scepter voert, en twee ridders. Twee prenten, om aan een te voegen, zonder naam. 3. Eene dame, met eene bloem in de hand, en drie ridders. Twee prenten, om aan een te voegen, zonder naam. 4. Vier ridders, de eerste bijna van voren te zien, zonder naam. 5. Vier ridders, waarvan de eerste een gevleugelden helm op het hoofd heeft; zijn teeken staat van onder op de linkerzijde. 6. Vier ridders, waarvan de eerste een opgeheven stok in de regterhand heeft, zonder naam. 7. Twee ridders, eene dame en twee ridders. Twee prenten, om aan elkander te hechten, zonder naam. 8. Vier ridders, waarvan de derde het hoofd gedekt heeft door een hoed met een breeden rand. Twee prenten, om aan elkander te hechten, zonder naam. 9. Vier ridders, waarvan de laatste eene dame geleidt. Twee prenten, om aan elkander te hechten; zijn teeken staat van onder naar den regter kant; en 10. Vier ridders, de derde trekt zijn sabel uit de schede. Twee prenten, om aan elkander te hechten, zonder naam. - In hoeverre al de bovengemelde prenten voor echt moeten worden gehouden, zal alsnog voor rekening van Le Blanc dienen te blijven, die, trouwens, wel in de gelegenheid is, om de koninklijke verzameling te Parijs tot zijne studie te bezigen, en voor ons in vele gevallen den weg tot meerdere kennis der Graveerschool te openen; doch daarbij behoort ook nog scherpzinnige kennis en ondervinding, om alles zoodanig met zekerheid te kunnen beslissen, dat het onvoorwaardelijk aan te nemen is; echter, in vele andere gevallen, is het mij duidelijk gebleken, dat het laatstbedoelde bij hem niet altijd het geval mag zijn.
| |
[Ast, (Balthazar van der)]
AST, (Balthazar van der) en niet bartholomeus van der ast, zoo als bij Immerzeel verkeerdelijk staat geboekt. Op al zijne werken, die in den handel zijn voorgekomen, wordt de naam vermeld, zoo als die hier aan het hoofd staat geplaatst.
| |
| |
| |
[Atteveld (Diderik van)]
ATTEVELD (Diderik van) was waarschijnlijk verwant met den hierachter volgenden kunstenaar, en heeft welligt, even als die, de kunst voor uitspanning beoefend. Men kent van zijne werken alleen uitvoerig geteekende, oudheidkundige voorwerpen, waarvan frans van mieris zich bediende, om al de Bisschoplijke Zegelen van Utrecht, welke hij, tot opheldering der Bisschoplijke Munten, voor zijne beschrijving noodig achtte, door hem keurig te doen afteekenen, te meer daar de bezitter dier voorwerpen, eveneens als onze diderik, te Utrecht woonde, hetgeen voor den beroemden oudheidkundigen navorscher een groot gemak opleverde. Het is door het Voorberigt van genoemd Werk, dat wij aan dezen atteveld kennis kregen. Wij lezen daar, namelijk: ‘Tot wier verklaaring hunne pragtigste zegels, voor een gedeelte, uit de verzaameling van den gemelden Hoog-Welgebooren Heer Daniel de Milan Visconti ontleend; en naar de oprechte oude stukken, door den konstigen Heer diderik van atteveld, op het naauwkeurigste getekend (en wier lof ik daarom niet heb willen verzwygen) tot dat einde hier neven gevoegd zijn: op dat zy ter ontdekking der onbekende, en tot bevestiging der kennelyke munten mogten strekken.’ Zie Beschryving der Bisschoplyke Munten en Zegelen, enz. door Frans van Mieris, Leyden, 1726. in fo., waar de gravuren, naar de genoemde teekeningen keurig bewerkt, voorkomen. Die teekeningen-zelve zijn, zeker, ware miniaturen, en den lof van den genoemden auteur overwaardig, terwijl deze-zelf bij ons bekend staat als een kunst-schilder, die zijn penseelwerk tot de hoogste uitvoerigheid heeft gedreven, even als zijn vader willem en zijn grootvader frans van mieris, alhoewel het in kunstwaarde niet bij dat van dezen heeft kunnen halen.
| |
[Atteveld (J. van)]
ATTEVELD (J. van) is een bekwaam teekenaar geweest, die omstreeks het einde der XVII. en in het begin der XVIII. eeuw bloeide. Ik bezit eene teekening van hem, die vrij wel bewerkt is, en waarop in oud schrift staat te lezen: De Geuzenpenning en 't Geuzennapje, zoo als 't zelve gevonden wierd in 't Kabinet van den Hr. Milan-Visconti, Hr. van Nyveld, en naar 't zelve geteekend door j. van atteveld, waarvan men dezelfde voorstelling ziet geplaatst in Van Loon, Ned. Hist.-penningen, Dl. I, blz. 83, figuur VI, die naar deze teekening genomen is. Daar de genoemde edelman te Utrecht woonde, in 1686 tot Raad dier stad werd verkozen, en aldaar in 1741 overleden is, zoo kan de teekenaar wel een Utrechtsch liefhebber der kunst zijn geweest, welk vermoeden versterkt wordt, dewijl ik nog vermeld heb gevonden, in den Catalogus van Barchman Wuytiers, Utrecht, 1792, blz. 120: Portrait van Cornelis van Duverden, Burgemeester van Utrecht, op pergament gewassen, door j. van atteveld. - Een vrouwenportret, op dito, door denzelve. Genoemde van Duverden was Burgemeester in 1604, en overleed in 1633. Nog een, van dienzelfden naam en rang, werd in 1634 verkozen, en is in 1670 overleden, zoodat de bedoelde portretten wel die van den laatstgemelde en van zijne vrouw zullen zijn geweest, waaruit men alzoo den tijd van des kunstenaars werkkring kan afleiden. Het is meer dan waarschijnlijk, dat deze en de hiervóór gemelde diderik van atteveld met elkanderen verwant waren.
| |
[Audenaerde. (Robert van)]
AUDENAERDE. (Robert van) Immerzeel zegt, dat al de graveerwerken van dezen meester bestaan uit 44 stuks. - Ik voeg daarbij, dat men bij Le Blanc 159 stuks beschreven kan vinden. Hij heeft dikwijls geteekend r.v.a. Goudensis sculp. - Het is hier de plaats, om te doen opmerken, dat Immerzeel meldt, dat hij geboren is in 1663, en overleden in 1717, zoodat hij alsdan den ouderdom van 54 jaren zou bereikt hebben; - doch alle auteurs, zoo als Brulliot, Heller (L.), Fiorillo, Bryan en anderen, zijn het wel eens met het jaar der geboorte, maar
| |
| |
stellen zijn overlijden in 1743, dus in 80jarigen ouderdom. Het is ongetwijfeld eene schrijf- of drukfout, bij Immerzeel ingeslopen; zoo niet, dan had hij de bewijzen voor zijne vooronderstelling moeten aanvoeren, al de gemelde schrijvers naar behooren wederleggen, en aldus de zaak op goed gezag teregt brengen.
| |
[Augustini, (Jacobus Luberti)]
AUGUSTINI, (Jacobus Luberti) zoon van jan augustini, werd in den beginne door zijnen vader in de kunst onderwezen. Hij heeft, onder andere zaken, fraaije zinnebeelden, in halfverheven beeldwerk (basrelief), vervaardigd, doch in later tijd de kunst laten varen, en in Haarlem den Boekhandel voor zijn bestaan aanvaard. Zie Van Eijnden en Van der Willigen, Dl. II., blz. 192.
| |
[Augustini (Jan)]
AUGUSTINI (Jan) wordt bij Immerzeel opgegeven als te Haarlem overleden, in 1773, en zulks gevolgd naar het berigt van Van Eijnden en Van der Willigen, welke laatste veel vertrouwen als Haarlemmer verdient; echter zijn tijdgenoot Pieter Terwesten, Ms., die door den kunsthandel, dien hij dreef, ten deze wel opmerkzaam zal zijn geweest, meldt: ‘dat hij telkens te 's Gravenhage kort verblijf hield, en dan weder naar Haarlem vertrok, alwaar hij althans Ao 1776 nog woonde.’ Verder, dat hij een leerling is geweest van philip van dyk.
| |
[Aved. (Jaques André Joseph)]
AVED. (Jaques André Joseph) Hoewel deze in zijnen tijd beroemde portret-schilder, in 1702, te Douai is geboren, en te dezer plaatse dus geene vermelding zou behoeven, zoo kwam het mij toch goed voor, dat, wat Pieter Terwesten Ms. van hem meldt, hier letterlijk te laten volgen: - ‘J. Avet (aved), een Franschman van geboorte, zijnde een voornaam Portretschilder en Raad der Koninklijke Societeit der schilderkunst te Parijs, hier ontboden, om zijne Doorl. Hoogh. den Heere Prince Erfstadhouder Willem de Vierde, te portretteeren, zoo als hij zulks ook nog weinige dagen voor 't overlijden van Hoogstdenzelve gedaan, en vervolgens nog diverse portretten daarvan, zoo voor eenige Collegien, als andere aanzienlijke en partiquliere persoonen gemaakt heeft, den 27. November dezes jaars 1752, op de (Haagsche) Confreriekamer ter maaltijd genoodigt zijnde, en, na behoorlijke onderrigting van 't recht derzelve Kamer, ook verzoekende, ‘als Meester en meede Lidt derzelve geaccepteert en aangeteekent te mooge worden, met beloften, van dan ook een door hem geschildert Portret van Hoogst Gedagte Zijne Hoogheid, tot een Gedagtenisse aan de Confreriekamer te zullen vereeren en bezorgen; zoo is vervolgens, bij Resolutie der toen gezamentlijke Regenten, dezelve als Meester en honorair Lidt der Kunst-Confreriekamer en Teeken-Academie en erkend en verklaart geworden; en voorts ook daarvan aan denzelven, op den 20. Februarij 1753, behoorlijk extract, met herinnering van zijn gemelde gedaane beloften, toegezonden en bezorgt; doch heeft denzelven echter verzuimt zijn gemelde belofte te praesteeren, en is, zoo men vernomen heeft, Anno 1769 of 1770 (1766?) te Parijs voornoemt overleeden; zijnde het door hem geschilderd portret van Hoogst gemelde Vorst, dat zich altans op de Confreriekamer bevind, door Regenten derzelve in der tijd, op een gehoude verkooping aldaar, voor gemelde Kamer gekogt.’ - Alzoo was er in veertien jaren tijds nog niet aan zijne belofte voldaan: eene echt-Fransche promesse!
| |
[Aveelen, (J. van)]
AVEELEN, (J. van) en niet van den aveles, zoo als bij Immerzeel. - Onder de fraaije werken van dezen meester kan men noemen de platen in het Leven van Gustaaf Adolf, Koning van Zweeden. Leyden, 1698. in-8o., door hem geordonnanceerd, geteekend, geëtst en gegraveerd, waarvan onderscheiden in den geest van jan luiken bewerkt zijn; op deze prenten staat voluit j. van aveelen, door hem-zelven daarin geëtst. Echter zijn al de voorkomende platen, toch ook door hem gegraveerd, met den naam van j. van den avelen beteekend, maar
| |
| |
werd deze door lettergraveurs er op gesteld, en die hebben er eene e minder in gebruikt, of ook wel de n weggelaten. - Le Blanc zegt, dat hij van het jaar 1702 tot 1725 te Stokholm werkzaam was, en dit kan wel zijn, daar zijne kunst hier te lande weinig voorkomt, hetgeen anders met boekprentvervaardigers het geval niet is. Hij noemt hem johannes van den aveelen, of avelen. - Later heb ik een fraai stuk werk van hem gezien, zijnde een zeer groote Platte-grond der stad Utrecht, van boven met den opstal dier stad, en van onder, allergeestigst gestoffeerd, eene jagtpartij, koets met zes paarden bespannen enz., tot sieraad en toelichting dezer landstreek, er bij gevoegd, en beteekend j. van den aveelen, inv. et fecit. Deze zeer weinig voorkomende Platte-grond wordt thans bewaard op het Utrechtsch Stedelijk Archief, dat er eerst in 1854 in 't bezit van is gekomen. Hij heeft ook werken van grooten omvang, als Plaatwerken, vervaardigd: zoo bezit ik, onder anderen, de volgende: Afbeelding van het schoone Sorgvliet, by 's Gravenhage, bestaande uit: 1o. Plan van het schoone Perk enz. in plano formaat. - 2o. General gesigt van het schoone Perk van Sorgvliet, idem. - 3o. Een der schoonste gesigten van 't vermaarde Perk enz. idem. - 4o. D'Orangerie van 't Perk van Sorgvliet, een der schoonste van Holland, idem; en 35 Gesigten op de genoemde plaats-zelve afgebeeld, in 4o., allen beteekend j. ab avelen, delin. et sculp. of j. van den avelen, getekent en geëtst. Dit werk is van groote verdienste voor dat kunstvak. Bij genoemd getal prenten zijn nog 8 stuks gevoegd, doch niet beteekend, - namelijk, de Vazen in het groot, die op de plaats aanwezig waren, zeker, door hem vervaardigd. - Verder: het vermaarde Perk van Anguin, - groot plano; - en 16 stuks Gesigten, in dat Park genomen, in 4o., allen beteekend j.v. avele. Hieruit ziet men duidelijk, dat de fouten in de naamspelling door de lettergraveurs werden gemaakt, niettegenstaande beide deze werken bij Nicolaas Visscher, te Amsterdam, zijn uitgegeven: zóó weinig werd er destijds op de namen-zelve acht geslagen. - Nog vind ik aangeteekend bij Le Blanc, dat hij de platen heeft vervaardigd voor Lilii Giraldi Opera, Lugd. Bat. 1696. in-fo.; - Suecia antiqua et hodierna; - Gesigten op 's Gravenhage. - Hij noemt ééne prent van het bovengemelde werk van het Perk van Sorgvliet, zonder meer. Later, zag ik, dat eene titelprent: Philologus Hebraeo-Mixtus, Auctore Johanne Leusden. Lugd.-Batav. etc. 1698, beteekend werd: joh. van den avele, inv. et fecit., zoodat zijn doopnaam, door Le Blanc opgegeven, goed is.
| |
[Avercamp (Hendrik van)]
AVERCAMP (Hendrik van) werd reeds naar verdienste door Immerzeel vermeld; doch voeg hierbij, dat eene teekening, voorstellende een Wintergezigt, rijk gestoffeerd met wandelende en schaatserijdende beelden, dun en fraai door hem geteekend, met ƒ80 is betaald, op eene Verkooping, in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, op den 5. Januarij, 1818, zijnde Nr. 3 van den Catalogus, Kunstboek A.
| |
[Avesnes. (Jehan d')]
AVESNES. (Jehan d') In de Archiven van Rijssel vindt men in de oude Grafelijke rekeningen der Hertogen van Bourgogne, op het jaar 1432-33, het volgende aangeteekend: A jehan d'avesnes, paintre, que M.S. lui a fait baillier, pour avoir paint un bastel et la voille. - VI francs.’ - Zie le Comte De Laborde, les ducs de Bourgogne etc. Tom. I, 2e partie, p. 266. Paris, 1849. in-8o.
| |
[A.V.L.B.]
A.V.L.B. Ik bezit eene teekening van cornelis troost, in 4o., voorstellende de Buste van Jacob Campo Weyerman, den vermaarden en tevens beruchten bloemen fruitschilder, meer nog door zijne hekelschriften bekend. Het borstbeeld is geplaatst op een overdekt voetstuk, waarachter eene draperie, en waarbij twee kindertjes, die het denkbeeld van Heracliet en Democriet uitdrukken, en
| |
| |
op den voorgrond twee jonge satertjes, die naar hen luisteren, terwijl verder in dit tafereel een kindje, bij een schilderezel, op een bloemstuk wijst, enz. alles in een eeretempel voorgesteld, fraai met rood krijt geteekend. Hiernaar is nu eene gravure gemaakt, met eene kleine verandering bij den ezel, daar het kind hier verf wrijft. Deze prent is bij uitstek goed en zuiver gesneden en beteekend c. troost inv. et delin: a.v.l.b. fecit. Tot heden toe is het mij nog niet gelukt, den naam van dezen verdienstelijken graveur te ontdekken. De genoemde naamletters worden zelfs bij Brulliot niet gevonden.
| |
[Avont. (Pieter van den)]
AVONT. (Pieter van den) Als eene bijzonderheid voeg ik bij dit reeds door Immerzeel vermelde artikel, dat hij met jan breughel schilderstukken heeft vervaardigd, zoo als mij zulks is gebleken uit den Catalogus der rijke kunst-verzameling, nagelaten door den Conferentie-reed Bugges, te Koppenhagen (1837), onder Nr. 429, voorstellende: De vlugt van de H. familie in Egypte, waarbij de jeugdige Johannes met het Lam, door jan breughel en pieter van den avont. In hoeverre dit juist zal zijn, kan ik niet beslissen. Meer is het bekend, dat hij gezamelijk met david vinckeboons schilderstukken heeft vervaardigd. - Onder het aantal, door hem gegraveerde prenten zijn de voornaamste door Bryan gemeld: De Maagd Maria met het Kind Jezus, St. Jan en St. Anna; - De Maagd geeft de horst aan het kind, waarbij St. Jan en een Engel; - De Maagd en het Kind in de wolken, met het bijschrift: Regina Coeli. - De hemelvaart (?) van Magdalena; pet. van avont, inv. et exc. etc. - Vier en twintig prenten met kindertjes; op elke prent een kind met een engel. Deze zijn bij het stel, of bij het boekje uitgegeven, getiteld, Poedopegnion, door W. Hollar. - De vier Elementen, voorgesteld door vier kinderen, - Twee bacchenale onderwerpen met kindertjes: het een, waar Bacchus in een wagen wordt geholpen; het ander, waar Bacchus door vier kinderen wordt getrokken; pet. van avont, inv., fec. et exc. - Le Blanc zegt, dat hij het zeer betwijfelt of al de prenten, die op zijn naam staan vermeld, wel door hem zijn vervaardigd, en laat daarop volgen, dat hij slechts deze twee voor zijn werk erkent namelijk: 1. Twee Kinderen en een Faun, het een draagt druiven op zijn linker arm, terwijl het ander op zijn schouder steunt, en een vinger van zijne regterhand hem in den mond legt. Op den grond, tusschen de voeten der twee kinderen, is een slapende Faun, rustende op zijn linkerhand. De letters p.v.a. sc., verkeerd of achterstvoor geplaatst, staan van onder. - 2. Een Genius op de wolken, beteekend zoo als boven werd gemeld. - Dit alles is door Le Blanc geheel uit Brulliot ontleend. - Heller (L.) noemt bij de twee gemelde nog de vier Elementen, door kindertjes voorgesteld, in 12o.
| |
[Avry (...)]
AVRY (...) Het schijnt, dat deze een Nederlandsche stempelgraveur is geweest, die in de laatste helft der XVII. eeuw in Holland bloeide. Ik vind hem vermeld onder den penning, op den moord, aan Johan en Cornelis de Witt, te 's Gravenhage, gepleegd, den 20. Augustus des jaars 1872, waar op de eene zijde gemeld broederpaar voorkomt, en profil, naar elkander gewend, terwijl zij op de keerzijde, door wild gedierte, onder den vorm van een veelhoofdig gedrogt, worden afgemaakt, met een aantal om- en bijschriften, zoo als die in Van Loon, Nederlandsche Historie-penningen., Dl. III., bl. 87, geboekt staan, groot over middellijn 7 duim Ned. Hiervan komen zilveren en bronzen exemplaren voor. - Ik maak de bedenking, of de vinding van dezen penning en het voor den graveur welligt vervaardigd boetseerwerk niet van den zeer bekwamen beeldhouwer p. xavery - zie aldaar - kan zijn, en of hij de letters avry misschien niet voldoende kan hebben geacht, om hem aan te duiden, of wel om hem niet aan te duiden, al naardat de omstandigheden het meer of minder noodig maakten,
| |
| |
als vervaardiger er van bekend te zijn. Hoe dit zij, nimmer is mij méér werk van een avry voorgekomen; doch, naar de gemelde medalje te oordeelen, heeft de vervaardiger er van zich toch stellig méér in de kunst bewogen.
|
|