1Aen den nauw-keurigen Leser.
2Dat Plinius, Aristoteles en meer andere oude Schrijvers (in desen 3 Boeck aenghewesen) somtijts eenige misslagen (in 't beschrijven 4 der natuurlicke dingen) gehadt hebben, bevinden wij door 5 d' ervarentheyt, dit is geschiedt door onkundigheyt der dingen, 6 ofte door quaet bericht van andere aen haer gedaen, want wij 7 bevinden door onse loffelijcke Scheep-vaerten, over de gantsche 8 werelt, sommige dingen heel anders als sy schrijven. Wij hebben 9 dan in desen Druck het oude in sijn wesen ghelaten, en van het 10 gene wij anders bevonden hebben of onderricht zijn, als mede 11 het geen daer de Oude niet van geweten hebben, (ghelijck 12 het meeste deel van Oost-Indien en gheheel West-Indien by haer 13 noch onbekent was) dat hebben wy hier by ghestelt, met de 14 Autheuren die het schrijven, zijnde met een andere letter 15 gedruckt.
16T.V.D.
17Des Winters worden de Olyphanten tochtigh, ende dan zijnse als 18 dol ende rasende, en niet te bedwingen, daerom wordense dan 19 buyten de Stadt aen Boomen gebonden met dicke ysere Ketinghen 20 aen haer beenen, daer wordense ghevoedt, ende blijven onder den 21 blaeuwen Hemel soo langh als de Dolligheydt duurt, het welck 22 is van April tot September, doch eerse noch heel volkomen dol 23 zijn, ende maer half ende half, latense die wel vijf ofte ses 24 daghen in 't wilde om de korts-wijl loopen. Alsulcken half 25 dollen Olyphant quam eens op de Marckt loopen, daermen het Groen 26 ende Warmoes verkocht, een yeder hem siende komen, packten haer 27 aen een kant; een Warmoes-wijf mede in Huys gheloopen zijnde, 28 hadde door verbaestheydt haer Kindt vergeten, 't welck in een 29 Mande op de Marckt by haer lagh; Dese vrouwe was gewent dien 30 Olyphant somtijts als hij op de Marct quam, wel wat Groen voor 31 te smijten, hy stiet en wierp al om verre waer hy by ende ontrent 32 quam, ende dit Kint eyndelijck siende, noch in sijn dolligheyt 33 ghedachtigh wesende de weldaden van dit Kints Moeder, 't welck 34 hy noch kende, nam het sachtelijck met sijn Snuyt van de Aerde, 35 ende leyde het op een Leuyffen daer ontrent ghemackelijck 36 neder, sonder eenigh leedt te doen, en daer mede wederom in sijn 37 rasernye voort-varende. Dus verre Linschoten.