Na een beetje tot bedaren te zijn gekomen, overlegden ze, dat geen mensch er iets van mocht weten.
Ze schaften zich alleen voor en na enkele nieuwe meubelen en kleeren aan; ook nam de ‘baas’ een knecht, - een weelde, die er vroeger bij lange na niet op staan kon; maar voor 't overige bleef alles zooals 't geweest was, zoodat de menschen te Oosterlittens geloofden, dat de schoenmakersfamilie langzamerhand eenigszins in beteren doen kwam.
De ketel, dien de ‘baas’ in de bleek onder het paaltje gevonden had, werd in de huishouding als theeketel gebruikt. Die had deze bijzonderheid dat er een opschrift op stond, dat echter noch de schoenmaker, noch diens vrouw, noch ook de buren die er toevallig opmerkzaam op werden, konden lezen. Dit bleef zoo, totdat de dominee in den herfst voor zijn gewone huisbezoek bij den schoenmaker kwam. Die zag dadelijk den ketel met het vreemde opschrift en vroeg, waar ze dien vandaan hadden.
‘Och,’ zei de schoenmaker, die dezelfde vraag al dikwijls had moeten beantwoorden, ‘dien hebben we eens te Leeuwarden gekocht op de Brol (dat is dat gedeelte van de markt, waar elken Vrijdag op marktdag, allerlei uitdragers hun ouden rommel uitstallen). Maar kan Dominee ons misschien ook zeggen, wat er op te lezen staat?’
‘Ja zeker,’ zei Dominee, ‘'t is Latijn en het beteekent: ‘Onder dezen ketel bevindt zich nog een ketel. ‘Maar ik begrijp niet, wat er mee bedoeld wordt.’
Nou, maar baas schoenmaker begreep het des te beter! - Pas was Dominee vertrokken, of hij begon weer te graven op dezelfde plek en - ja waarlijk! -Héél diep in den grond vond hij een tweeden ketel vol geld!
Nu hadden ze genoeg om in overvloed te leven, maar ze maakten er geen misbruik van en hadden ook nog wel wat over voor armen en zieken.
En zoo was de droom van den Baas dan tòch uitgekomen! Hij had zijn geluk gevonden op de Amstelbrug!