Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStem: Ik drink de Nieuwe Most.Een Kusjen is wel zoet,
Maar zeker ‘t zet geen bloed,
Wanneer ons Hert niet met een Roemer Wijn
Gelaaft werd, en bedwingt de Minne-pijn,
Te smooren zonder vogt
Van Franje dropjes helderom gebrogt,
Daar d’held’re geur van Vrijsters-lipjes
Aan het Glaasjen kleeft,
En ons zijn voedzel geeft.
Nu lustig Meysje t’za,
U Nabuur wagter na,
Ley uyt, ley uyt, en laat u zoete mond,
Het laatste dropje slurpen van de grond,
Mijn dunkt ik smaak het al,
Nu eens gezoend, de Wijn het aars geen val,
Dat ‘s eens, dat ‘s twees,
Ha broek hoe smaakt dat,
‘k Wou voor zulke Wijn
Niet op mijn Neering zijn.
Het Glas is weer gevuld,
t’Za Meysjes hebt geduld,
Uyt op zijn Fries, op dat ik weder kus,
En aan uw’ Lipjes mijne Vlamme blus,
‘t’Za t’za mijn zoetste t’za,
Kust duyzend kusjes, kusse kan geen scha,
‘k Heb voor gedaan, ik bid wild volgen,
t’Za val aan, val aan,
| |
[pagina 29]
| |
En laat het omme gaan.
Dat smaakt dat raakt mijn mee,
Wie wou daar op de Zee, Uyt Vissen zijn,
Nu smaakt de vogt, En ‘t kusje van de Meyd:
ik zal nog staag op Zee
Bedenken ‘t zoet dat my dit Liefje dee,
t’Za t’za in ‘t rond, gy Vissers-baasjes,
Dat gaat voor fa la,
Een yder volgt my na.
|
|