| |
| |
| |
3 To hell with husbands
Kenia is in die jaren een speelplaats voor rijke toeristen die voor zichzelf safari's lieten organiseren die vele maanden konden duren. Het waren geen kleine gezelschappen die de wildernis introkken. Voor een excursie van een echtpaar waren al gauw tachtig tot honderd dragers nodig, die elk vijfentwintig tot dertig kilo op hun hoofd vervoerden. De whisky voorraad alleen al, vereiste minstens vier dragers. Anderen zorgden voor het transport van de makkelijke stoel, de badkuip en de dozen met champagne.
Voor de safari (Swahili voor ‘reizen’) van president Theodore Roosevelt in 1909 moesten vijfhonderd dragers worden geronseld; niet meegerekend de persoonlijke bedienden, de bewakers, geweerdragers en tentjongens. Sommige safariondernemers gaven hun medewerkers een schitterende uitmonstering. Zo hadden de dragers van Newland & Tarlton keurige, marineblauwe pakken aan en kregen ze een paar nieuwe laarzen mee, die de dragers echter bij voorkeur, met de veters aan elkaar geknoopt, om hun nek lieten bungelen. Ze liepen nu eenmaal beter op blote voeten.
Tegenwoordig zijn het de toeristen die op blote voeten lopen, tot grote ontsteltenis van de zwarte bevolking in de Keniase hoofdstad, zo blijkt uit een reportage die in de zomermaanden van 1985 in een plaatselijke courant verscheen. ‘Ze wandelen zomaar blootvoets op straat,’ schrijft de journalist verschrikt over de jonge toeristen die met een rugzak door zijn land trokken, weinig minder torsend dan de dragers in de jaren dertig.
In zijn artikel geeft hij een uitvoerige beschrijving van deze ‘shabby visitors from abroad’ en doet daarin niet onder voor de Westerse journalist die een kleurrijke Afrikaanse stam met woorden tracht te schilderen. ‘De rugzaktoeristen kunnen op
| |
| |
slippers gezien worden die in de badkamer thuishoren. Hun kleren zijn gekreukeld en soms smerig. Het haar zit slordig en ze reizen met weinig bagage. Een dun matrasje hangt opgerold aan hun rugzak.’
Om zijn verhaal authentiek te maken heeft hij met een enkele representant van de ‘nieuwe toeristen’ gesproken. ‘We vinden het belangrijk mensen in Afrika te ontmoeten die niet door de industrialisatie zijn bedorven,’ heeft een Duitse jongen hem verteld. ‘We willen echte mensen ontmoeten.’ Fijntjes meldt de journalist dat de hoeren (‘a class of women’) zich snel aan de wensen van de nieuwe toeristen hebben aangepast. Ze doen hun best Engels te spreken met een sterk Afrikaans accent, als ‘echte mensen’.
Toen Karen Blixen in 1885 werd geboren was nog maar een enkele blanke door het gebied getrokken dat later Kenia zou heten. Eeuwenlang hadden er stammen geleefd die gedurende al die jaren hun leefwijze maar nauwelijks hadden veranderd. Ze kenden, in tegenstelling tot andere stammen in Afrika, geen wegen of steden en leefden van wat akkerbouw en veeteelt. Het wiel was hun onbekend en toen een van de eerste pioniers de kruiwagen introduceerde, zetten zijn zwarte arbeiders het ding op hun hoofd. Ze vonden het een handige vinding omdat ze met de bak meer grond en stenen op hun hoofd konden transporteren dan voorheen.
De Britten, die het gebied in 1895, toen Karen tien jaar oud was, tot hun protectoraat verklaarden, hadden in eerste instantie weinig belangstelling voor het stuk land tussen de Indische Oceaan en het Victoriameer. Kenia, in zijn huidige omvang zeventien keer zo groot als Nederland, werd eigenlijk bij toeval gekoloniseerd toen de Britten vlak voor de eeuwwisseling begonnen met de aanleg van een negenhonderdvijfendertig kilometer lange spoorlijn, die het Victoriameer en Oeganda - de parel van Afrika - moest verbinden met de Indische Oceaan.
Het leek een zinloos project, want er viel maar weinig vanuit de Afrikaanse binnenlanden naar de kust te vervoeren.
| |
| |
Hoogstens een beetje koffie en katoen uit de streken rond het Victoriameer. De regering in Londen verdedigde de spoorlijn met het argument dat daarmee definitief een einde kon worden gemaakt aan de door Arabieren gecontroleerde slavenhandel. Had Livingstone niet gezegd dat alleen nederzettingen van blanken deze goddeloze mensenhandel konden stoppen? Er was ook een strategisch argument. De Duitsers waren actief in het gebied en met de spoorlijn konden de Britten hun de pas afsnijden en de bronnen van de Nijl beheersen.
De regering liet tweeëndertigduizend koelies uit Brits Indië het werk opknappen. Duizenden Indiërs kwamen bij de bouw van de spoorlijn om het leven, ze werden slachtoffer van tropische ziektes en gemakzuchtige leeuwen. De spoorlijn, waaraan ruim vijf jaar is gewerkt, kostte de Britse belastingbetaler vijfeneenhalf miljoen pond. Voor die tijd was dat een astronomisch bedrag. Britse parlementariërs spraken spottend over de ‘lunatic express’.
Om het geldverslindende project te kunnen betalen, besloot de regering in Londen de vruchtbare streken langs de spoorlijn in het zuidwesten van Kenia te verkopen. Het land was toch van niemand, redeneerde Londen ten onrechte. De meeste stammen boden geen weerstand. Alleen de Nandi's weigerden zich vrijwillig terug te trekken. Hun verzet werd pas na tien jaar gebroken toen de Engelse officier Richard Meinertzhagen van de King's African Rifles bij vredesbesprekingen de leider van de Nandi's doodschoot.
In zijn dagboek Kenya Diary 1902-1906 vertelt Meinertzhagen hoe hij de Nandi's ‘pacificeerde’. Het is opvallend dat de jonge militair in zijn dagboek steeds nauwkeurig noteert hoeveel zebra's en andere beesten hij heeft neergeschoten, maar na een veldslag met Afrikaanse stammen slechts een zeer grove schatting maakt van het aantal gedode inboorlingen.
Meinertzhagen geeft een blanke regering in deze contreien op den duur weinig kans. In zijn dagboek voorziet hij dat in de jaren vijftig hevige opstanden zullen uitbreken. Inderdaad verkeert Kenia door het verzet van de Mau Mau (Kikuyu
| |
| |
voor ‘eruit, eruit’) tussen 1952 en 1959 in een oorlogstoestand. Het is niet ondenkbaar dat Meinertzhagen zijn ‘voorspelling’ heeft toegevoegd toen hij in 1957 zijn dagboek voor publikatie gereed maakte. Toen waren al bijna vijftienduizend zwarten in de strijd voor de onafhankelijkheid van Kenia omgekomen.
Nairobi, dat halverwege de spoorlijn op een hoogvlakte ligt, is in 1899 ontstaan als werkplaats ten behoeve van het spoorwegpersoneel. Na de hoogvlakte kwam immers het moeilijkste traject: de hooglanden met daarna de Riftvallei, de kilometers brede scheur in de aarde waardoor de spoorlijn vele honderden nieters moest dalen. De eerste jaren was Nairobi (Masai voor ‘koudwatergebied’) niet veel meer dan een tentenkamp, maar het stadje groeide net zo snel als de pioniersstadjes in het Wilde Westen van Amerika.
Nadat Meinertzhagen twee jaar lang moordend door het land was getrokken, sloeg de schrik hem om het hart toen hij in 1902 terugkeerde naar de stad. ‘Er staan nu hotels waar eerst nog zebra's liepen en waar ik op impala's jaagde zijn nu lelijke bungalows neergezet.’ En verbaasd noteert hij in zijn dagboek: ‘Toen ik wegging kende ik hier alle twintig tot dertig Europeanen. Nu wonen er twaalfhonderd en voel ik me verlaten.’
Tegenwoordig heeft Nairobi met zijn uitgestrekte luxe buitenwijken, die soms op twintig kilometer van het centrum liggen, iets van Los Angeles. Zonder auto besta je niet. Zwarten zonder geld lopen naast het asfalt als een lange kolonne zwarte mieren. In het gras hebben ze roodbruine paden uitgesleten. Vroeger had de Keniase hoofdstad als bijnaam ‘City in the Sun’, maar zelfs de lokale pers gelooft daar niet meer in. ‘Where have all the good manners gone?’ vraagt de Engelstalige Daily Nation zich af. De commentator vindt de stad vies, verwilderd, crimineel en overbevolkt. En dan doelt hij nog niet eens op de eindeloze sloppenwijken als Mathare Valley, waar de levensverwachting van de bevolking ver onder het Keniase gemiddelde van negenenveertig jaar ligt.
| |
| |
Maar de kritiek op de stad, een moderne jungle, is er altijd geweest. Toen Bror Blixen er in 1913 arriveerde vond hij de stad, toen vrijwel geheel vervaardigd van golfplaat, op een oud, verroest ansjovisblikje lijken. Karen Blixen zag Nairobi steeds viezer worden, vooral in tijden van grote droogte. In de regentijd maskeerden grote plassen de diepe kuilen in het wegdek, waardoor veel wagens hun assen braken. Boze pioniers, ontevreden met tegenmaatregelen van de gouverneur, plantten op een dag bananenplantjes in de gaten.
En toch was Nairobi een stad. ‘Hier kon je inkopen doen, nieuwtjes horen, gaan lunchen of dineren in de hotels en dansen in de Club,’ schrijft Karen Blixen in Een lied van Afrika. Ze kon met haar auto vrij snel in de stad komen. Daarvoor was het een hele onderneming. De wagens die haar koffie naar Nairobi brachten deden langer dan een dag over de twintig kilometer. Aan die lange ossewagens, vaak waren er twaalf tot zestien ossen ingespannen, heeft Kenyatta Avenue zijn breedte te danken. Op Kenyatta Avenue, toen nog Sixth Avenue geheten, lieten de planters namelijk hun wagens keren.
Nairobi is tegenwoordig een van de modernste steden in Oost-Afrika. Op verre afstand zie je de hoge kantoorgebouwen al glinsteren. De ronde wolkenkrabber van het Kenyatta Conference Centre en het uiterst moderne Cooperative House ogen een beetje vreemd vanuit de jungle. Maar de stad is onmiskenbaar Afrikaans. Vrouwen zitten op straat met tussen hun gestrekte benen kleine bergen tomaten en knollen. Lange negers in glanzend blauwe pakken laten hun uitgerekte oorlel niet slordig bungelen maar hebben het gat erin gebruikt om de lange lel over het bovenste deel van hun oor te hangen, zoals je een handdoek ophangt aan z'n lusje.
Het straatbeeld wordt verder bepaald door jongens die buitenlandse kranten verkopen van een paar dagen oud en tijdschriften van weken geleden. En overal de Afrikaanse auto bij uitstek: de Peugeot 504, die echter langzaam maar zeker wordt verdrongen door auto's met vierwiel-aandrijving, die in Afrika zoveel meer toepasssing vindt dan in de Amsterdamse binnenstad.
| |
| |
Vlak na de eeuwwisseling, als de spoorlijn gereed is, beginnen vooral Engelsen, Australiërs en Boeren uit Zuid-Afrika zich in Kenia de vestigen. Maar de Zweedse baron Bror von Blixen-Finecke, niet de enige Scandinaviër in Oost-Afrika, past goed in hun gezelschap. De kolonie verwerft zich snel een zekere reputatie in het Britse koninkrijk. Het klootjesvolk gaat naar Oeganda en Zuid-Afrika, de adel vestigt zich in Kenia.
Voor de rijke planters, de veranda farmers, is niets te gek. Hun grootste passie: op de evenaar leven als in Engeland zelf. Ze spelen polo, golf en houden regelmatig paardenraces. Enigszins moeten ze zich natuurlijk wel aanpassen. In plaats van een smoking dragen ze bij het diner een Indian pyjama en bij de vossejacht moet een jakhals voor vos spelen.
Deze schatrijke kolonisten, vaak de jongere zonen uit oude, aristocratische geslachten die het beheer van het familiebezit door het eerstgeboorterecht moeten overlaten aan hun oudste broer, vermaken zich prima met elkaar. Er is een constante aanvoer van wijn en ze laten zich de champagne goed smaken in de tropische hitte. Tot diep in de morgen dansen ze in de Muthaiga Club in Nairobi. Overspel en partnerruil zijn in de mode. ‘Ben je getrouwd of woon je in Kenia,’ gaat een Engels mopje uit die dagen.
Familieleden die in het moederland zijn achtergebleven wijten het zondige gedrag van de kolonisten aan de nabijheid van de evenaar en de ijle lucht. Nairobi ligt anderhalve kilometer boven de zeespiegel en de planters in de vruchtbare hooglanden, de White Highlands, moeten zelfs nog hoger bivakkeren. In een van haar eerste brieven naar huis schrijft Karen Blixen: ‘Ik betwijfel of er in dit land tien fatsoenlijke dames wonen.’
Geen wonder dat Kenia snel in trek raakt als reisdoel voor gefortuneerde toeristen die een romantisch avontuur zoeken. Leeuwen schieten en loltrappen. Rijke Fransen, Britten en vooral Amerikanen arriveren voor lange vakanties. In hun kielzog vereren ook journalisten en schrijvers als Ernest Hemingway en Evelyn Waugh de kolonie met een bezoek.
| |
| |
Waugh verklaart met nadruk voor de mensen te komen ‘en niet voor de beesten’.
Sommige bezoekers kunnen geen punt zetten achter hun vakantie en besluiten in de kolonie te blijven wonen. Een van hen is de Amerikaanse multimiljonair Sir William Northrup McMillan, die zo vreselijk dik was dat hij niet voor zich op de grond kon spugen en de planterswoning van Karen Blixen nooit van binnen heeft gezien omdat hij niet door de deur kon, aldus Karen Blixens kok Kamante in zijn memoires.
Behalve in veel alcohol vindt een enkeling zijn genot ook in drugs. Dat ervaart de Britse kroonprins Edward viii als hij in 1928 een officieel bezoek aan Kenia brengt. Tijdens een diner in de Muthaiga Club krijgt hij cocaïne aangeboden. Dat vindt een van de leden toch wat ver gaan. ‘Zelfs in Kenia moet een grens getrokken kunnen worden. We moeten optreden als iemand cocaïne offreert aan een troonopvolger. En helemaal als dit tussen de gangen door gebeurt.’
Deze feestende kolonisten, beter bekend als de Happy Valley-kliek, moeten een minderheid hebben gevormd. Zowel Elspeth Huxley als Errol Trzebinski wijzen hierop in respectievelijk Out in the Midday Sun en Kenya Pioneers. De meeste planters moesten keihard werken en kwamen maar een paar keer per jaar naar de stad. Andere auteurs bevestigen dit, maar melden dat de incidentele bezoekers in uitbundigheid niet onderdeden voor de reguliere gasten van de Muthaiga Club. Alle straatlantaarns, betaald met belastinggeld van de inheemsen die zelf niet in de stad mochten komen, werden kapotgeschoten. In een dolle bui bekogelde de vrouw van Lord Delamere de kroonprins in de Muthaiga Club met hompen brood. Een ander smeet de grammofoonplaten door de ruiten.
Grote gangmaker in de tijd na de Eerste Wereldoorlog was Lord Erroll, die een bijzondere voorkeur had voor getrouwde vrouwen en wiens devies luidde: ‘to hell with husbands’. Deze beau garqon, hij stond bekend als ‘de mooiste man van Kenia’, woonde met zijn oudere vrouw Idina in een enorm landhuis, Clouds, dat als hoofdkwartier van de Happy Valley
| |
| |
gold. Idina had al twee mannen versleten en zich daarmee in Engeland onmogelijk gemaakt. Haar positie werd er daar niet beter op toen ze op allerlei feesten in de meest prachtige gewaden verscheen, maar wel op blote voeten. Ze vond die zelf nogal aantrekkelijk, qua maat.
In Kenia, waar Idina bij voorkeur haar gasten in bad gezeten welkom heette, was ze pas echt gelukkig als alle logeerkamers bezet waren en de genodigden voor de avondschemering van partner hadden geruild. Haar eigen bed werd heel toepasselijk ‘het slagveld’ genoemd.
In een brief aan haar moeder heeft Karen Blixen eens geschreven over een visite van Lord Erroll aan de plantage, die zich daarbij liet vergezellen door zijn vriendin Alice de Jancé, een jonge vrouw die de kolonie moest verlaten omdat ze haar man op het Gare du Nord in Parijs had neergeschoten, een actie die overal de voorpagina's haalde en ook bij de moeder van Karen Blixen bekend was. Karen had diezelfde middag twee Amerikaanse dames op bezoek die zojuist hadden verteld hoe vreselijk immoreel ze de bewoners van Kenia vonden, Alice de Jancé voorop.
Karen Blixen, die wist dat Alice elk moment met Lord Erroll kon arriveren, liet de dames in detail uitweiden over hun bezwaren tegen Alice. Met veel plezier schrijft Karen Blixen aan haar moeder hoe ze een half uurtje later Lord Erroll en Alice bij de Amerikanen introduceert. ‘De duivel had ze geen grotere schrik kunnen bezorgen.’
Aan het eind van de jaren dertig, als Karen Blixen al weer is teruggekeerd naar Denemarken, wordt Lord Erroll wat serieuzer. Hij verlaat zijn vrouw en aanvaardt een baan, z'n eerste echte, waarmee hij zich voor de kolonie verdienstelijk maakt. Velen tippen hem als opvolger van de gouverneur. Zo ver komt het echter niet. In de vroege morgen van 24 januari 1941, Londen ligt onder vuur van de nazi's, vinden twee zwarte melkknechten Lord Erroll op de vloer van zijn Buick, die half op zijn kant in een greppel hangt op de plaats waar Karen Road uitkomt in Ngong Road. Een kogel heeft z'n mooie hoofd doorboord.
| |
| |
De nooit opgehelderde moord, waarover James Fox een thrillerachtige reportage, White Mischief, heeft geschreven, maakte een bruut einde aan het uitgelaten leven van het groepje welgestelden dat de kolonie bestierde maar zich weinig aantrok van de oorlog die inmiddels in Europa woedde. Een moord die maandenlang het oorlogsnieuws van de voorpagina's verdrong en nimmer is opgelost.
Sindsdien is het niet meer goed gekomen met het rijke blanke leven in de kolonie. Toen Evelyn Waugh in 1959 Kenia opnieuw bezocht, nam hij niet eens meer de moeite vanuit Mombassa naar Nairobi te reizen. ‘Het is een onvriendelijke stad geworden,’ schrijft hij in zijn Tourist in Africa. ‘Het zorgeloze leven van de Muthaiga Club is nog maar een herinnering, een tamelijk beschamende herinnering.’
|
|