Roseliins oochies, ontleedt(1639)–Daniel Joncktys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] XXXVIII. Stemm, Amarilli mia bella. ROSELIINE, vvat lichten, VVat herte-terend vuyr, vvat Ooge-schichten Schiett gy in mijn gevvrichten! Recht als een blomm, dien't dauvvtjen is ontzogen, Sterft door de Sonne-Oogen; Soo doen uvv' Lichjes, als'ck lippen-dauvv moet derven, ROSELIINE, ://: ://: my sterven. Maer vvanneer ick de tippen Van u coralen mond, die lieve lippen Voel haer aen mijne rippen; Dan doe je een geest in mijne ad'ren kommen: En gelijck als een blomme Rijst door de Sonne, na een vochten dauvv, soo groey ick, ROSELIINE ://: ://: soo bloey ick. Wel dan, Lief, soo de strale Van uvv uytmuntend OOG kan in my dalen, En de Ziell uyt my halen; En dat een kus my vvederom kan zoogen; Doodt dan vry, met uvv' OOGEN. Maer als ick sterve, vvilt my dan kusjes geven, ROSELIINE ://: ://: 'k sal leven. Vorige Volgende