vriendin, prinses Ruspoli di Poggio Suasa, geboren gravin Elisabeth van der Noot d'Assche, een Belgische dame, weduwe van een Italiaanse piloot en afstammelinge van de Brusselse advokaat Van der Noot, leider van de Brabantse Omwenteling in 1789.
Het is een publiek geheim dat von Falkenhausen het Nazi-regime geen warm hart toedraagt. In de kring van vrienden en kennissen neemt hij geen blad voor de mond en geeft hij openlijk lucht aan zijn anti-partijgevoelens. Zijn vertrouwelingen weten dat hij talrijke bevelen die hij uit Berlijn ontvangt, omzeilt en tegenwerkt of tenminste tracht ze op humane wijze uit te voeren.
Het is evenmin een geheim dat Hitler hem wantrouwt. Hoe dan uit te leggen dat von Falkenhausen in België en Noord-Frankrijk tot de hoogste functie benoemd wordt en deze tot juli 1944 blijft waarnemen? De verklaring ligt in de machtspositie die het landleger in 1940 nog inneemt. Wanneer opperbevelhebber von Brauchitsch de 62-jarige Pruisische generaal tot Militärbefehlshaber aanstelt, is hij zich niet alleen bewust van de bekwaamheid van von Falkenhausen, maar weet hij bovendien dat het landleger voldoende macht heeft om bepaalde maatregelen op te dringen. In deze periode deinst Hitler er voor terug drastisch op te treden tegen de legerleiding die hij voor de oorlogvoering broodnodig heeft. Dat von Falkenhausen het tenslotte vier jaar volgehouden heeft, dankt hij hoofdzakelijk aan het handig en realistisch optreden van zijn Militärverwaltungschef Reeder en aan het feit dat, na de inval in Rusland, Hitler andere katten te geselen heeft.
Nog meer dan von Falkenhausen heeft von Harbou een grondige afkeer van het nationaal-socialisme. Ondanks zijn gevorderde leeftijd vertoeft hij graag in vrouwelijk gezelschap, waardeert hij een goed glas wijn, een borrel. Evenals zijn chef koestert hij een bijzondere sympathie voor wat hij ‘la Belgique cultivée’ noemt, dit is de adel en de rijke bourgeoisie. Op mondaine recepties geraakt hij meer dan eens onder invloed van de drank en gaat hij, in aanwezigheid van landgenoten en Belgische notabelen, heftig te keer tegen het Nazi-regime. Einde 1943 wordt zijn onvoorzichtigheid hem fataal. De Duitse politie verwijt hem diensten te hebben bewezen aan bepaalde categorieën van Belgen en beschuldigt hem van deviezensmokkel. Hij wordt naar Berlijn ontboden en opgesloten in de gevangenis. Kort nadien pleegt hij er zelfmoord.
Eggert Reeder, de derde man in het driespan, vervult in het bezettingsbestuur de belangrijkste rol. Dit bestuur wordt gekenmerkt door drie strekkingen: de strekking tegen het regime, de radikale strekking pro en de gematigde strekking. Tot deze laatste groep behoort Reeder. Hij is lid van de nationaal-socialistische partij en heeft op de koop toe bij de SS de graad van Ehrenführer. Het doctrinair partijfanatisme is hem nochtans vreemd. Hij is een bekwaam, vlijtig, onkreukbaar ambtenaar en een realist. In tegenstelling met von Falkenhausen die van 1934 tot 1938 in China verbleef en de triomfantelijke opmars van het Nazisme slechts gedeeltelijk heeft beleefd, kent hij het partij- en staatsapparaat door en door. Hij heeft de evolutie van de openbare opinie en mentaliteit in Duitsland meegemaakt. Hij is zich bewust van de macht van de Nationaal-Socialistische Duitse Arbeiderspartij, hij kent haar raderwerk en vertakkingen, hij weet waar de kernen en zenuwknopen liggen. Op handige wijze past hij de juiste tactiek toe om de slagen af te weren die voor von Falkenhausen bestemd zijn. Zijn oordeelkundig en realistisch optreden vermijdt al te ernstige conflicten met Berlijn.
Reeder en von Falkenhausen kunnen goed met mekaar opschieten en werken in de beste onderlinge verstandhouding. Maar in een paar aangelegenheden lopen hun zienswijzen uiteen. Volgens Reeder beweegt de generaal zich te veel in de hoogste Belgische kringen, in de milieus van het Hof en de adel, die alles bij mekaar een zeer gering gedeelte van de bevolking vertegenwoordigen. Reeder is van oordeel dat zijn chef in het society-leven al te loslippig is en zich te veel bloot geeft in zijn gesprekken, waardoor hij zelf zijn positie ondermijnt. Een ander punt van onenigheid is de hooghartige onverschilligheid waarmee von Falkenhausen de Vlamingen behandelt. De Militärbefehlshaber voelt zich niet allleen tot het Verre Oosten aangetrokken, hij heeft ook een uitgesproken voorliefde voor de Latijnse, inzonderheid voor de Franse cultuur. Hij kijkt met bewondering op naar Frankrijk, hij houdt van Parijs. Zoals hij zelf verklaart, kan niets hem zo verkwikken als een lange nacht in de Parijse kabaretten en nachtclubs.
Reeder daarentegen voert een bewuste Flamen-