Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijNovember.1 Maend.Quamen de tijdingen van dat er seer veel peerden gesturven waeren en over boordt geworpen; in̅ compe van Zuylesteins Major waeren der alleen 13, in Michels compe 5, en soo voorts, soo dat men begon te seggen dat het derde van̅ peerden verloren was. Boreel seyde mij, dat de mijne in den Briel ingekomen en noch wel waeren. S.H. was melancholicq, hoewel hem noch al wel hield. Men seyde, dat het ongeluck van̅ peerden veel daer van daen quam, dat met het hooft tegen het boord aengeset waeren, in plaets van met de steert, en dat om het overstorten van 't water te beletten de luycken al te dicht toe gemaeckt waeren. Daer was oock eenigh versuym of misverstandt geweest omtrent de seinbrieven, en ging Willem Bastiaensz. naer Rotterdam om de oude seinboecken te halen. S.H. schreef aen̅ Lt Adml Gr̅ael Herbert om de staet van̅ vloot te weten; lastende hem oock de schepen met de peerden naer Hellevoetsl. te senden en die met de infanterie bij hem te houden, alsoo S.H. meende, soo ras de windt soude toelaten, weder uyt te loopen. Maer hoe sonder ruyterye? Wierd ordre gesonden om de luyden in 't landt van Voorn, die peerden te koop hadden, die te doen brengen tot remonteringhe. De windt was smergens Noord-West en̅ noch al buijigh weder, met hagel en regen, maer geen stercke windt. | |
[pagina 7]
| |
Men seyde oock, dat het water in peerdeschepen niet goedt was en colicquen aen de peerden gaf. Van ons bagagieschip, de Waeckende Boeijer, was smergens noch geen tijdingh. De chirurgijn van Loon waeren beyde sijne peerden doot, en noch 19 van 29 die in een schip waeren. Den Admirael Herbert, hebbende door Capn Sam en Capn de Boer aen S.H. de staet van̅ vloot laten weten, savonts ten 7 ueren kreegh order om met deselve vloot binnen te loopen en daermede te blijven dicht bij de Goeree. De windt was de gansche dach westelijck. | |
2 Dinsd.De schepen quaemen allengskens in, en naermiddach quamen te H.v. sluys Ginckel, sGravemoer, Oyen, Macquay en voorts seer veel Officieren. Het crioelde van volck in S.H. huys. Stormde den ganschen dagh uyt den Westen met regen. Een schip, genaemt de Talbot, wierd geseght op droogh te sitten en in perijckel te wesen. Aen Cnijff, Commisss op̅ Helder, wierdt geschreven om te adverteren wat schepen in Texel waeren ingeloopen met de storm, en om die te versorghen, soo dat weder met den eersten souden konnen uytloopen. Een van̅ soldaten van̅ gardes hadde de kinderpocken op 't schip gekregen; quam daermede somtijts boven en genas evenwel heel well. Daer wierdt gesproken van̅ ruyters, die geen peerden souden hebben, te setten op de dragonders peerden. Men sprack van 1300 peerden die verloren souden geweest zijn. De oudtste Soutelandt, die sij de Marquis de Roussillon noemen, quam te Hellevoetsluys, op het schrijven van S.H. aen sijn broer, daerbij hem permissie daertoe gaff. Sijn aenbrengen was van een aenslagg te maecken op Rhijnberck, aldaer eenen ex-Cor. Bernhart commandeerde voor̅ Cardl van Furstenberg. Met dese seyde hij soo familiaer | |
[pagina 8]
| |
te wesen, dat, als sijn vrouw van huys was, hij altoos bij hem sliep; dat oock met de vrouw seer goede kennisse was, en dat die de entreprise wel soude mogen sien, als haer man recompense soude mogen krijgen, en̅ sijn eer eenighsins gesalveert werden; welck soude zijn als Souteland bij hem slapende en̅ hem heel droncken hebbende gemaeckt, de sleutels van̅ stadt soude nemen uyt sijn camer, de wacht droncken maecken met brandewijn, daer opium in soude zijn, en̅ dan volck van Meurs inlaeten. De vrouw was een dochter van̅ Burgemr Potkirchen te Ceulen. Hier over laste S.H. mij hem te hooren. | |
3 Woensd.Praete des morgens met de Gr. van Nassau, Generl, en̅ Ginckel in̅ antichambre, en̅ vonden sij groote difficulteit in̅ entreprise, in dit saisoen op het weder geen staet konnende gemaeckt werden. Rooseboom discoureerde over tghene in Engelandt soude konnen gebeuren, als S.H. daer meester soude zijn; meende dat hij geen van̅ Nederlanders daer in employen soude konnen brengen ofte houden, maer dat in̅ landen van̅ Staet soude moeten doen. Seyde dat daer tijding was, dat de Coning van Vranckrijck in discours over de dingen van̅ tijt hadde geseght: le Roy d'Angleterre est un homme perdu. De windt was Zuyd-West en̅ het weder stormigh. Kreeg smergens tijding door Andries, mijn palfrenier, dat alle de 5 peerden, die ick in een schip gehadt hadde, doot waeren. Gaff daer op last aen Geleyn van Campen vijff andere op te soecken. Des avonts brachten mij Preswitz en Hompes het manifest van S.H., daer mijn naem onder stond, als het gecontresigneert hebbende, hoewel het te voren nooyt gesien hadde. Zuyd-Weste windt met storm en regen. | |
[pagina 9]
| |
hadde; belaste mij een brief te schrijven aen̅ Prins van Waldec, om hem aen̅ selve te renvoyeren. Zuyd-Weste windt met storm en̅ regen. Boreel seyde mij, dat de Staten van Hollt een tweehonderste en een hondertste penn. geconsenteert hadden. Kocht door Geleyn van Campen 4 andere peerden. Een partije van̅ siecke en̅ gequetste peerden wierden naer Willemstadt en̅ daeromtrent gesonden om haer te refraischeren. Oyen en̅ sGravemoer gingen daermede derwaerts. S.H. vraeghde mij, hoe veel peerden verloren hadde. Ramsay kreegh het regimt van Wauchup. | |
5 Vrijd.D. Burnet seyde dat een schipper, genaemt Wood, varende naer Hollt en zeylende door de Engelsche vloot, die aen̅ Norderboey lag voor in̅ rivier, hij van de matroosen van twee schepen, sommighe seyden, de Capiten, aen boordt geroepen was, en dat hem geseght hadden: that they would never fight the dutch fleet, and that they had drunk the Prince of Orange's health. Kent, seyde Burnet, een goed vast landt te wesen om op te marcheren, maer niet vruchtbaer om te subsisteren, maer Essex gansch ter contrarie: goedt om te leven en vet, maer quaedt om met een leger te marcheren. Meester wierdt gelast om noch 100 haspels of Vriesche peerden te doen maecken, oock horden, om te dienen tot landinghe. De windt was meest Zuyd-West en hard. | |
6 Saterd.Des nachts tusschen vrijd, en saterd, was een swaere storm, maer hield smorgens op. Sond smorgens een ruyter van Preswitz om noch een van mijn coetspeerden te haelen uyt den Haegh tot een bastpeerd. Een edelman van̅ Graef van̅ Lipo maeckte een capitulatie van sijnentwegen over een regiment peerden te leveren tegen nieuwjaer, daer̅ jonghe Graef, sijn soon, Coronel van soude zijn. | |
[pagina 10]
| |
Was op het plat van het huys van̅ Gecomme Raden, daer men den Haegh kan sien: was daervan ontrust en̅ melancholicq. Het schip daer alle de fransche Cadets in waeren, manqueerde noch zedert de storm; oock dat daer de Schotsche Lords Farfar en Elveston in waeren, oock Sudderland. Oock het geheele regiment van̅ Hert. van Holsteyn. Savonts gaf mij S.H. een Spaensche brief om over te setten, riep mij daernae met die wederom, en wesende daerin een passage die niet wel verstaen konde, sondt mij daermede aen̅ Mareschal de Schomberg, die seyde dat Spaensch konde; doch vondt dat minder konde als ick. Wij leyden se evenwel uyt. Het was een brief van D. Pedro Ronquillo, Spaensche Envoyé in Engelandt, aen̅ Marquis de Gastanaga, daerbij hem schrijft in substantie, dat hem kennisse was gegeven, dat in̅ Raedt, dien avont op 't Hoff te Londen gehouden, geresolveert was de Coning van Engelt te doen treden in een alliantie met Spagnen en̅ den Staet tegens Vranckrijck; dat hoewel het laet was en̅ dat den Pr. van Orange soude mogen in eenighe haven gelandt zijn, evenwel die saeck moste aengesien werden als zijnde van̅ grootste importantie; dat hij met alle mogelijcken ernst Gastanaga badt daertoe te arbeyden, dat dese contretemps mochten uyt de weegh geleght werden, tot avantage van augustissima casa en̅ tot confusie van Vranckrijck. De brief, soo mij dacht, was van̅ 30. Octob. Dijckvelt was daer over mede bij S.H. Wierdt savonts verkout. | |
7 Sond.Was, smorgens wacker werdende, niet wel en had in̅ nacht turbulente droomen, voelde daernaer aen mijn pols dat koortse had, att smiddachs noch savonts niet, in̅ morgenstondt had 5 of sess afgangen en was seer onlustigh; in de voornachte had weder sulcke droomen. S.H. sondt een order aen̅ Prins van Waldeck om Ceulen, soo het geattacqueert of gebombardeert wierd, indien | |
[pagina 11]
| |
mogelijck, te secoureren, oock de landen van Cheur-Brandenburg naer uyterste vermogen te secoureren. Lindeboom nam dese ordre mede. De vloot quam smorgens binnen. Op̅ lijst stonden 48 schepen van oorlogh, 12 branders en over de 200 transportschepen. | |
8 Maend.Hebbende een weynigh gesweet in̅ naernacht, vondt mij smorgens beter en sonder koortse. De Wilde vertelde dat Snitzeler, auditeur geweest zijnde van̅ gardes te voet, in̅ Haegh binnens camers gegeesselt was over correspondentien. Hagedoorn smergens op mijn camer komende en vallende op het discours van Cor. Weede, tot commandeur in̅ Graef aengestelt, sprack veel quaedt van hem, en seyde dat hij groot verstandt hadt om sijn beurs te maecken en̅ geen hart met allen, en̅ dat dat gebleken was in een querelle die hij eens gehadt hadde met Groenewouw, van wiens wegen hij, Hagedoorn, hem een appel gedaen had. De Wilde seyde mij, dat S.H. twee pacquetten had laten afgaen, opgeschreven bij Benting alleen aen van der Poel, Postmeester in̅ Briel, en begeerde niet dat de post eenighe andere brieven soude mede nemen. Savonts werdende pakket gesonden aen Coevorden, om te Rotterdam met sijn regiment geembarqueert te worden, hoorde dat Benting daer nae toe (ofte apparentelijck naer den Haegh) soude gaen. Des avonts uyt de venster siende, sagh dat de windt oostelijck waeyde. | |
[pagina 12]
| |
Rooseboom seyde, dat er groote deliberatie was of S.H. met alle de schepen soude gaen, dan of de oorloghschepen vooraf souden gaen sien, wat contenantie de Engelsche vloot soude houden. Daer wierd ordre gesonden om 't regimt van Gr. Jan van Hoorn van Sluys te Vlissingen te doen komen, en̅ aldaer te doen embarqueren naer̅ vloot. Veel schepen, die men bijnaer verloren gehouden had, quamen weder te voorschijn. | |
10 Woensd.Had moeyten en chagrin over het inschepen van mijn peerden. Willem Bastiaenss. mij eerst doen seggen hebbende, dat geen schip had om mij te geven en dat most doen soecken naer plaets in̅ schepen, daeruyt peerden gestorven waeren. Ouwerkercken mij een lijst hebbende doen geven van die plaetsen, koos er in een schip, dat de Gr. van Solms daernaer liet seggen voor hem te sullen nemen, en dat ick die soude hebben die hij eerst genomen hadde in een schip daer ....Ga naar voetnoot1) peerden van̅ Compe van̅ Graef van der Lip noch in stonden, daertoe dan resolveren most, en̅ stonden de peerden daer ruym en wel in. Men seyde dat de Raedpenss Fagel al vrij qualijck was en dagelijx ergerde. | |
11 Donderd.Voer met S.H. met een sloep aen boord van Cap. van der Ess, dicht voor̅ haven van Hellevoetsluys leggende, en liepen in zee, maer siende alle de schepen niet volgen, mosten bijhouden om die in te wachten. De wind N.-Oost als voren. Een Oostendische visscher bracht advis, dat de vloot van̅ Engelschen tusschen Harwich en̅ de rivier van Londen lagh; maer schijnt een abuys geweest te zijn; des nachts continueerde de windt; was sieck. | |
[pagina 13]
| |
12 Vrijd.Zeilden dien dagh en̅ nacht voort, maer met kleyn zeyl, om de transportschepen in te wachten. De windt als voren. Was naer̅ middagh minder qualijck als te voren. | |
13 Saterd.Quamen des morgens tusschen Dover en̅ Calis en passeerden smiddaghs het Canael, konnende de hooghe witte bergen van Engelandt distinctelijck sien, maer de cust van Vranckrijck duysterlijck. Cregen advis, dat de Engelsche vloot in 's Coninx diep lagh. Was doen licht te oordelen dat wij niet naer 't noorden van Engelt, maer naer 't westen liepen. Windt als voren en goedt weder. | |
14 Sond.Voeren des morgens te 9 ueren voorbij 't eylant van Wicht, laetende het aen onse rechterhandt buyten ons gesicht. De windt N.-Oost als voren. Naer middagh de windt Z.-West loopende wierdt gedelibereert of men in̅ baey van Dartmouth ofte Torbay soude inloopen. Daer wierden eenighe ordres aen Macquay gesonden; Capn Russel ging mede naer middagh op een ander schip. Smorgens quam tijdinge dat de Engelsche vloot noch in̅ rivier was. | |
15 Maend.Men liep eyndelijck in̅ naermiddagh in Torbay in, en̅ naer dat de Graef van Solms aen landt was geroeyt met 10 of 12 grenadiers, die op 't schip waeren, en̅ dat noch eenigh volck gelandt was, gingh S.H. mede aen landt en̅ soo voorts de rest van 't volck en ick mede met Willem Bastiaensz., met intentie om savonts weder aen boord te gaen slapen. Het dorp daer wij landeden, hiet Braxton en is seer sleght van weynighe en oolijcke huysen, van die rotsteen gebouwt, daer dese gansche kust en het landt daeromtrent van gemaeckt is, en met leyen gedeckt; leght tegen een | |
[pagina 14]
| |
hoogen berg aen, daertegens de huysen met korte rijen als aengeplackt staen. Zijnde met Will. Bastiaensz. op den bergh geklommen, daer S.H. te peerd was met Zuylestein, Benting en sGravenmoer, op seer slechte peerden sittende, soo seyde mij S.H., dat liever aen landt blijven soude, dat niet geern dede. Sond Pieter naer 't schip om mijn goedt te haelen, en was alsoo heel alleen, sonder ymant bij mij. Vondt Willem Meester, bij gevall voor een herberg staende, genaemt de Crouned Rose Taverne. Hij mij daer willende cyder doen drincken, quam in en vondt het voorhuys vol soldaten en canaille, drinckende en rasende. Bij gevalle sagh Milord Coote daer, die een camer boven gecreghen had, en̅ bad hem mij daer een plaets te geven om een matras te leggen, dat mij seer geerne toestondt, en accordeerden om savonts te samen te eten, dat wij deden van een seer taeye fricassée van schapen vlees. S.H. schreef aen̅ Staten dat wel was overgekomen sonder meer; schreef aen mijn vrouw. | |
16 Dynsd.Most voormiddaghs brieven in Engelsch uyt doen schrijven, die Dr. Burnet gemaeckt hadde, aen̅ Bisschop van Exeter en̅ die van Bath, om logement in haer steden te versoecken, met bijgevoeghde dreygementen, oock een aen̅ ...............Ga naar voetnoot1) S.H., vertreckende naermiddach met de infanterye, laste mij mede te volgen; doch mosten mijn peerden doen noch eerst uytgescheept werden, daer mijn palfreniers soo langh mede talmden, dat het dry ueren of half vier wierd eer ick vertrecken konde, hebbende sij daer en boven noch een van̅ knechtspeerden int uytschepen verloren, zijnde een bruyne motsGa naar voetnoot2). Rijdende doen de infanterye die marcheerde en S.H. naer, liet de 2 palfreniers en Pieter bij | |
[pagina 15]
| |
de twee bastpeerden, en reed met de Wilde en̅ Ferdinand vooruyt. Raeckten doen bij de infanterie en̅, den avont vallende, dwaelde met deselve tot half achten, sonder het quartier van S.H., dat Zuylestein mij geseght had te sullen wesen te Kings-Castel, en dat daer naer door van Loon, die bij ons quam, hoorde dat te Paynton was, niet vinden (sic). Eyndelijck met d'Aulnoy, die mede quam dwaelen, raeckte bij een van de battaillons gardes, daer ick bij Baron Heyde in een soldaetetentje sliep, daerin niet op de vloer lagh als een diergelijcke tent, en̅ daerin wij, veel regen zedert middernacht vallende, al vrij nat wierden. Het volck van S.H., Benting en Voorst waeren oock bij ons en mosten sonder dack camperen; daer wij waeren, vonden des anderen daeghs dat ¾ uers van Paynton geweest was. Van mijn bastpeerden vernam dien avont niet. | |
17 Woensd.Marcheerde eerst met de trouppes, daer zijnde omtrent elf ueren, en quam niet lang daernae bij een ander bataillon gardes, daer S.H. bij was en quaemen soo te Newton, omtrent 7 Enge mijlen van̅ plaets voorz. Het land tusschen beyden was met groote en hooge bergen en diepe valleijen, alles met menichte heggen en borstweringen gesepareert, de weghen wonderlijck quaedt, alle van steen en̅ met losse steenen besaeyt, daerenboven seer vuyl en slijckerich. Langhs de wegen stond over all het landtvolck, gelijck oock de voorgaende dagh, vrouwen, mans en kinderen, roepende alle: ‘God bless you’, en hondert goede wenschen doende. Gaven de Prins en 't volck appelen, en een oude vrouw stondt met een flesse met mede, en̅ wilde S.H. schencken. Op een plaets stonden vijff vrouwen hem groetende, yder met een pijp taback in haer mondt, gelijck wij der sulcke met groote menichte sagen, sonder eenighe schaemte roockende, oock geheel jonghe van 13 of 14 jaeren. Newton is een kleyn open plaetsje, daer veel sergen en | |
[pagina 16]
| |
andere stoffen gemaeckt wierden, en over Exeter, dat aen een rivier leght, versonden. Ick logeerde tot een saelmaecker, in een kleyn en vuyl huysje, maer was seer beleeft volck. De luyden waeren over al vol schrik, om dat de Coningh had doen publiceren, dat op straffe van treason niemant met ons commersie hebben, noch ons iets geven of verkoopen soude, en̅ seyden: If this thing doe miscarry, we are all undon, en vertellende dat over de invasie van Monmouth groote menichte van menschen gehangen waeren te Plijmouth en̅ elders. Niet ver van Newton stonden twee vrouwen achter mans te peerde, die seer fraey waeren. Savonts kreeg de bastpeerden eerst. | |
18 Donderd.Marcheerden van Newton naer Chidley, een plaetsje omtrent gelijck het eerste, met seer slechte huysen bebout. Ick logeerde tot een backer, dicht over S. Hts logement. Was met drooghte in̅ mondt en wat pijn in̅ keel gequelt. In de voorgaende dagh hebbe vergeten te seggen, dat S.H. dien avont logeerde tot Sr John Courtnay, die sijn huys ¼ uers van Newton heeft, en wel 8000 ℔ sjaers heeft, en veel voor̅ goede saeck soude doen, jae 5000 man alleen in weynigh dagen soude bestellen. Sijn schoonbroeder, Sr William Waller, ging daerover naer hem toe van Brexham. Te Chidley was in mijn logement een fraeye, welgemaeckte en beleefde vrouw, hoewel burgerlijck, uyt Cornwall, wiens man in̅ tijt doen soo veel justices of peace wierden afgeset, mede uyt een plaetsje dat hij had, geset was. | |
[pagina 17]
| |
sen in dese stadt, ten minsten soo groot als Rotterdam, door groote menichte van menschen rijdende, kregen de benedictien, als in̅ voorgaende marches, en dickwils in̅ voorstadt groot geschreeuw, en acclamatien en slingeren met de hoeden. S.H. logeerde dicht bij de Groote kerck, in het huys van den dean of deken. Ick ter zijden de kerck, in een huys daer de meester een coopman was, genaemt mr Curson; hadde een dochter, die hij alleen met 2 menschen hadde thuys gelaten en sich geretireert buyten de stadt met sijn soon; sij had een ros meisje bij haer, genaemt Ms Tapper. De mans in dese stadt, van eenige qualitt of employ, maeckten sich al veel te soecken, uyt vrees van̅ Coninx publicatie, en soo was den deane en̅ man van mijn huys wech naer de country; den dean nochthans quam voor ons vertreck S.H. salueren. Naermiddach wierd door Dr. Burnet des Princen declaratie gelesen in̅ kerck, met groot toejuychen van 't volck; maer de Canonicken dropen, d'een voor d'ander nae, sachtjens wech. | |
20 Saterd.Sondt smorgens twee boden om mijn goedt te haelen, dat in 't schip en̅ waeckende boeyers gebleven was, de schepen de rivier niet verre konnende opkomen. Mijn volck was besigh om de commissien in Engels te schrijven voor̅ officieren van 5 regimenten te voet, 1 te peerd, 2 dragonders, die gelicht wierden, alle sonder aenritsgeldt. Savonts praete een tijtlang met de twee joffen in mijn huys, de eene ms Curson genaemt, en dronck een fles cyder met haer. 60 of 70 gardes du corps van̅ Coning quamen deserteren, en̅ met deselve een Lord of twee, d'eene Mylord of Colchester. | |
[pagina 18]
| |
Tipping kreegh een order om geldt, dat onder den ontfr van̅ customs te .......Ga naar voetnoot1) was, te gaen saiseren. | |
21 Sond.Hoorde op 't Hoff, dat het schip de Kerseboom, int incomen van̅ rivier op een klip gestooten hebbende, gebersten was, maer dat het goedt gebercht was: daer onder was oock Roosebooms bagagie. Men versekerde, dat de gardes du corps, die men gisteren seyde overgekomen te wesen, seer weynigh in getall waeren, maer dat de Lords, doe genoemt, daer bij waeren. Gingh met S.H. in̅ Groote kerck, daer de Commonprayers gedaen wierden en̅ daernae Dr. Burnet predickte, met sulcken toeloopen̅ drangh van menschen, dat ick naer de prayers blijde was uyt de kerck te konnen raecken. Willem Meester seyde, dat daer daeghs te voren een groote confusie geweest was onder de schepen, die de bagagie de rivier opbrachten, om reden van̅ menichte en̅ van̅ naeuwte der riviere. Sr John Geise, Sr Robert Payton en̅ Milord Mordaunt waeren smergens bij mij, om van haere regimenten te spreken. S.H. was smorgens ten 7 ueren nae de rivier om de schepen te sien. | |
22 Maend.Smergens schreef een order op̅ Lt Adml Evertsen om, soo wanneer de Lt Adml Gn̅ael Harbert uyt de vloot soude vertrocken wesen, met deselve sich naer Hollandt te begeven en̅ de schepen naer haere respective havenen te senden; kreegh de rest van mijn bagagie, die uyt de waeckende boeyer met lichters de rivier van Excester op gebracht was. Oyen voer smergens op 't Hoff seer uyt tegens het quade tractement dat men aen̅ cavallerye en̅ quartieren deed, en seyde dat de schuldt was aen ..........Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 19]
| |
Een man van Excester, papist zijnde, wierd in arrest geset, om dat gesecht had dat, indien hij een schotel gereedt mocht maecken voor̅ Prins, hij daer wel wat soude in doen, daermede hem sou konnen voorthelpen, of diergelijx. Te Abson op̅ rivier was mede een dagh of twee van te voren een ontfanger van des Coninx customes vastgeset, omdat mede qualijck van̅ Prins gesproken had, en geseght dat hem, als hij konde, met dry cogels soude salueren. | |
23 Dynsd.De hr van Roosande quam smorgens bij mij om sijn dimissie geschreven te hebben, willende den dienst quitteren, om dat la Melonniere, in 't commandement van een brigade van de gardes, boven hem gestelt was. En hoewel ick hem dat afried, en̅ hren van Ginckel en̅ Ouwerkerck het hem afgeraden hadden met scherpe woorden, soo bleef hij daer nochthans bij, en̅ S.H. teeckende savonts de dimissie, gevende te gelijck de compagnie aen̅ Cap. Luyt. Gaudecker. Daer wierdt met de trompet een publicatie gedaen, daervan Burnet mij smorgens 7 a 8 afschriften bracht om te contresigneren (zijnde in geheel Excester geen drucker, gelijck oock niet in alle de steden van Engelandt, buyten Londen, Oxford en Cambridge), daerbij S.H. alle goede luyden noodight om met hem in sijn ondernomen desseyn te concurreren, belovende die luyden, en specialijck die sijne gedaene ofte te doene declaratien sullen lesen, te protegeren, en̅ bij repressaille tegens de vijanden te garanderen. Oock verbiedende eenige betalingh te doen van eenigh sConinx inkomen, als aen William Harbord, sijn Tresorier en̅ Ontfanger Gn̅ael en̅ Paymaster van sijn leger, noodigende oock alle luyden om victuaille voor 't leger te komen verkoopen. Voor de middagh quam tijdinge, dat daer dry regimenten van̅ Coningh, en̅ bij hem gesonden naer Salisburry, naer ons overquamen, namentlijck dat van̅ Hertogh van Bar- | |
[pagina 20]
| |
wick, eertijts geweest zijnde van̅ Graef van Oxford, dat van̅ Lord Cornbury, soon van Mylord Clarendon, zijnde dragonders, en̅ dat van̅ St Albans, mede te peerd. Dit maeckte aen 't Hoff een groot gerucht. Men sondt haer eenighe 40 gardes du corps te gemoet en̅ souden den volgenden dagh aenkomen. Op dat van Barwik wierd geseght, dat de Coningh sijn meeste staet maeckte. Gaende naermiddagh door de stadt, sach dat se meest altemael bestondt uyt slecht en licht opgeflickte huysen, niet een daer van geverft zijnde en vuyl van buyten en̅ van binnen. De winckels zijnde kleyn en sleght. | |
24 Woensd.Quam naermiddagh tijdinghe, dat de voorz. regimenten seer verr naer ons toe geavanceert zijnde, de Yersche Majoor van̅ Lord Cornburry, niet wetende dat het regiment naer ons toe geleydt wierdt, dat eyndel. uyt een sentinelle in̅ quartieren van Corl Talmach verstaen hadde, en̅ hebbende met eenighe andere papisten gesproken, sijluyden weder omkeerende, den Coronel wijs maeckten, dat 3 regimenten van̅ Coningh voor haer waeren, om haer af te snijden; dat hij daerdoor verschrickt geworden zijnde, en̅ het volck insgelijx, het geheele regiment met een deel van dat van̅ Hertogh van Barwick wederom keerden, marcherende dat van̅ St. Albans alleen voort, hij de andere toeroepende: ‘that they were all knaves and rogues. Savonts omtrent half achten, ick voor̅ deur van S. Hts camer wachtende, quam de voorz. Lord Cornburry en̅ de Lord Abbington, en waeren lang bij S.H. Dit verminderde de voorgaende vreught seer veel. Savonts over tafel seyde de hr van de Leck dat de Camerlingh van Mylord of Ormond gekomen was en geseght had, dat sijn meester met de eerste gelegentheit overkomen soude; dat hij oock gesproken hadde van het overkomen van Churchhill, dat andere luyden niet konden gelooven, immers niet dat in dese quartieren van het West van | |
[pagina 21]
| |
Engelandt soude komen, om dat in̅ tijt van Monmouth soo veel cruelle executien gedaen hadde. | |
25 Donderd.Kocht twee peerden, het eene voor 7 en het andere voor 11 guinees, die mij een gereformeert Capn, Knight genaemt, aenbracht. sGravemoer seyde smiddaghs, dat er noch 50 peerden van een ander als de voorgenoemde regimenten overgekomen waeren. Het lichten van̅ 7 regimenten peerden, voetvolck en̅ dragonders begon te verslappen, en̅ begon men te seggen dat sommige regimenten te voet, in plaets van twaelff, maer van 8 of 6 compagnien souden wesen (dit seyde mij de Lord Mordaunt self) en dat andere, als dat van Sr William Walter en van Sr Robert Payton, wel geheel achter souden mogen blijven. Bevenge savonts bij mij komende, knorde daer geweldigh over, en̅ seyde dat daerover bij geinteresseerden seer geschreeuwt wierd. Cunigham seyde, dat de Lord Mayor van Excester de beest speelde en̅ aen Benting, in presentie van veel andere, geseght had: ‘that he would not serve upon any new commission (gelijck men sprack van hem te geven) and that he would be faithfull to his master. S.H. reed uyt, de wegh van Abson op de rivier om naer 't canon, dat uytgescheept wierd, te sien. Sr Rowland Guine seide mij, dat het formeren van̅ nieuwe Engelsche regimenten achter bleef om reden dat S.H. niet gelts genoegh mede en hadt, en wilde van mij weten hoe veel het was. Rooseboom, eenighe daghen geleden, had mij geseght, dat het maer vier hondert duysent guldens was, behalven omtrent 70000 gl., die S.H. van sijn eygen noch mede hadde. Borselen, 4 a 5 dagen geleden, seyde dat er maer geldt was om de trouppes te betalen tot den lesten Decemb. 1688, en̅ dat als er geen geldt meer was, men papiere geldt, thickets genaemt, soude maecken. | |
[pagina 22]
| |
26 Vrijd.Schreef aen mijn vrouw, S.H. een piloot, Symen Jansz. genaemt, afsendende naer Hollandt. De Graef van Solms seyde mij, dat daer iets te doen was aengaende Plymouth; dat sij vandaer twee Officieren aen S.H. afgesonden hadden, en̅ dat men van hier ymant daernaer toe hadde gesonden, om naerder met haer te spreken, en̅ dat, soo die wel onthaelt wierd, men daer volck naertoe soude senden. Men sprack van̅ volgende dynsdach te marcheren. Symen Jansz. seyde mij, dat Benting hem geseght hadde, dat Plymouth dien avont aen onse zijde soude wesen. Jacob, mijn stalknecht, kreeg op straet wederom het peerd, dat hij in het debarquement bij Braxton verloren hadde. S.H. savonts naer den eten stond en sprack lang voor het vier op sijn coucher met Mylord Shrewsbury, en̅ ..................Ga naar voetnoot1), hebbende het seer druck en lachende onder malkanderen. | |
27 Saterd.Gingh S.H. naer 't quartier van̅ nieuw overgekomene Engelschen, om deselve te sien. Seyde mij, dat de commissien voor een regiment of twee soude opmaecken; maer door dien de Officieren geen tractement en trocken, sij die gratis souden hebben. Men hoorde, dat seker was dat Mylord Lovelace, onderwegen zijnde om naer ons te komen, te ..........Ga naar voetnoot2) door een Officier van̅ militia gesaiseert was, hebbende sich opgehouden met drincken. Sommighe seyden, dat een van die hem aentasteden, dootgeschoten of gesteecken had. Mr. Seymour, gewesen Speaker van het Parlement, quam bij S.H. met noch eenighe edeluyden van sijn Provintie, dat de Engelschen seyden een goedt teecken te zijn, om dat hij in voorgaende tijdt niet van̅ meest geaffectionneerde voor S.H. geweest was. | |
[pagina 23]
| |
Sagh een acte in Engelsch, waerbij S.H. als sijne Privy-Councellers over alle in Engelandt voorvallende saecken aenstelde Charles Earle of Shrewsbury, Charles Earle of Marlesfield, James Earle of Abington, Charles Earle Wilshire, Charles Lord Mordaunt, Richard Lord Colchester, Lord Cornbury, Edward Russel, son of the Earle of Bedford, Henry Sidney, Thomas Wharton, Sr John Hotham, Bart, Edward Russel, Esqe, Will Harbord, Esqe, ende William Jephson, Esqe. | |
28 Sond.Dorp kreegh de compagnie gardes die Merkel, krijgende die van S.H., vacant gemaeckt hadde. Savonts in Bentings camer pratende met Harbord, en vragende hem hoe het was met Plymouth, seyde hij dat het seeckerlijck sigh voor ons verclaren soude, en̅ dat men de Coronel, die daer commandeerde, soude gevangen nemen. Ende Benting met Willem Bastiaensz. sprekende van fregatten, die, als de vloot vertrocken soude wesen, wederom souden moeten komen, om schepen en trouppes, die noch achter gebleven waeren, te convoyeren, seyde dat die te Plymouth of te Dartmouth souden konnen inloopen, als presupponerende dat die dan aen ons souden wesen. Harbord seyde oock, dat de Coningh sijne trouppen, die omtrent Salisbury geweest waeren, te rugghe naer de kant van Londen hadde ontboden, vreesende, soo hij meende, dat als de bovengende souden overkomen, dat de Coninx vloot oock een stuck weeghs de rivier van Londen was opgeloopen. Daeghs te voren was Germain de Speelder, gekomen, zijnde van Londen vertrocken de voorgaende maendagh; maer S.H. hadde geen groot empressement gethoont om hem te spreken. Harbord seyde oock dat, soo veel hij had konnen hooren, wel eenigh getall van protestanten (40 of 50) in Yrland omgebracht was, maer dat daer geen generale massacre, als men geseght hadde, was geweest. | |
[pagina 24]
| |
Daer wierd een comme van Coronel gegeven aen eenen Susteler ...............Ga naar voetnoot1) niet soo seer, soo Harbord seyde, om de groote opinie die men van sijne te doene diensten hadde, als om dat hij uyt dien hoeck van daen was, daer in Monmouts tijt soo vele cruelle executien gedaen waeren, en daer het volck geweldigh heet was omme haere vrinden te konnen revengeren. | |
29 Maend.Seyde Mylord Mordaunt, savonts op mijn camer zijnde, over de dinghen van sijn regiment, dat de affairen in 't Westen (hij meende te Plymouth) wel gingen; evenwel voor den eten seyde men op 't Hoff, dat Capn Russel van daer wederom gekomen was, sonder dat men hoorde dat de saeck gedaen was. Willem Bastiaensz. vertrock om binnen eenighe daghen met de vloot van̅ transportschepen, onder convoy van eenighe fregatten, naer Hollandt te gaen, en̅ de voors. schepen yder naer het district te senden, daer van daen gekomen waeren. Schreef op Bentings camer de ordres, die hij tot alles hebben moste. | |
30 Dynsd.Dr. Burnet seyde, dat de Engelsche vloot naer̅ onse, leggende in Turbay, genaedert was, en̅ dat naer apparentie, doe ten 2 ueren naermiddagh, wel souden konnen aen malkanderen wesen. Men hoorde evenwell te Excester geen schieten. Benting sondt mij om te segelen een commissie voor̅ Earle of Bath, als Gouverneur van Plymouth, en̅ een andere voor̅ selve als Gouverneur van Pendennis Castle in .......Ga naar voetnoot2), en als aen Harbord en passant vraeghde of die saeck van Plymouth dan gedaen was, seyde hij jae; maer dat men het moste still houden. Nyvelt seyde aen tafel smiddaghs, dat hem geseght was, dat de Coningh hadde ordre gegeven aen̅ Gouverneur van | |
[pagina 25]
| |
Salisbury dat, of het gebeurde dat hem iets sterfelijx over quam, hij de Prins van Wales soude doen uytroepen voor Coningh, en̅ de Coninginne voor Regente. |
|