De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
4.2 GIj hebt o Heer dijn'' lande gunst' betoond:
'tgevangen volk van Jakop bragt gij we'er:
3 Gij hebt dijns volks ong'rechtigheijd verschoond:
[ook] deckte gij all' haare sonden [Heer], Selah.
4 All dijnen toorn hadd gij te saam gestort:
en' dijne hitt' ontsteken opgeschort.
5 God onses heijls we'erbrengt
| |
[pagina 196]
| |
ons: en' verlaat
van over ons [dees'] dijne ongenaad'.
6 Wilt gij dat steeds dijn' gramschapp op ons blaakt:
en' dat dijn toorn van stamm' tot stamme gaa ?
7 Komt gij niet we'er, dat gij ons levend' maakt.
op dat dijn volk in dij vervruegd opstaa ?
8 Toont ons o Heer dijn' onfermhertigheijd:
en gunt [o God] ons dijne saligheijd.
9 Ik sall [met vlijt] toeluijsteren [na all]
wat God de Heer [noch vorder] seggen sall.
Want sijnen volk' en gunstgenooten [t'saam]
sall hij de vreed' verkondigen [op aerd]:
op datse toch niet weder all' te saam
tot dwaasigheijd en werden afgekeerd.
10 Voorwaar sijn heijl [en huel is] naast [en' meest]
met elken dien die hem [van herten] vreest.
op datter [eer en'] heerlickheijd [ten toon
van eeuw' tot eeuw'] in onsen lande woon'.
11 Genaad' en' trouw' die sullen t'samen gaan:
gerechtigheijd [sall] vrede Ga naar voetnoot+ soen aanbie'n.
12 De waarheijd sall van uijt der aerd' ontstaan:
gerechtigheijd sall uijt den hemel sien.
13 Ook sall de Heer [veel] goeds verleenen me'e:
ja selfs ons land Ga naar voetnoot2 voll sijn van vrucht [en' vee].
| |
[pagina 197]
| |
14 Gerechtigheijd sall voor hem henen gaan:
en' op den weg haar' voeten [vast] doen staan.
|