del, daar hy zig met den Jode, drost van 't Haagse Hof, ingewikkelt had) en hield zig daar by tot het eynde van zyn leven.
't Beurt yder, die zig tot dusdanige veranderinge in de Konst begeest, niet, dat het van zulk een gelukkigen uitslag is. Dog hier van is ook wel het onvermoogen de oorzaak. Niemant beter als de man zelf kent zyn kragten: maar zonder daar agt op te geven gebeurt het veeltyds, dat wanneer een Schilder de gelegentheid van een pourtret te mogen schilderen aan de hand krygt, hy zulks om het voordeel dat hem toelagt maar onderneemt, schoon het dikwils gedaan zynde niemant minder als het voorwerp gelykt. Men wil kwansuis geen kooren (als het spreekwoord zeit) van den Moolen wyzen, 't gaa daar meê zoo 't wil.
Zeker Engelsman nergens anders op afgerigt als op 't schilderen, en vergulden van Rozen, die men gewoonlyk tot cieraat van de zoldering der Scheepskajuiten plaatst, had in een kroeg meer verteert dan hy betalen kon. De waard die geen ander middel 't zyner voldoeninge zag, als door hem dit te laten verdienen, vergde hem een Leeuw in zyn uithangbord te schilderen. De Schilder, die daar geen handeling van had, riedt hem, dat het beter zoude zyn dat hy daar een Roos op schilderde, maar de Huiswaart wilde daar niet naar luisteren. Als hy dan onverzettelyk by zyn voorneemen bleef, en een Leeuw wilde geschildert hebben, zeide de Schilder-Baas, it is very well, j will paint you a Lion, but et shall be als much like a Rose, as yon ever see. Dat is: 'T is heel wel, ik zalje dan een Leeuw schilderen: maar het zal zoo wel een Roos gelyken alsje ooit hebt gezien.