De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
Scheepsbouw; maar door een groote zugt tot de Konst gedreven, teekende hy Zeên, en stille wateren met allerhande soort van vaartuigen, zoo konstig, net en los van behandeling, als vast en vloeijende met de punt van 't penceel gearceert, dat de Konstschilder Bronkhorst my verklaart heeft, nooit beter te hebben gezien; dog deze knaap stierf in 't prilste van zyn lenteleven; waarom het te verwonderen is dat hy nog zoo veel heeft konnen maken, als men van hem in zyn geboorteplaats ziet.
De Fortuin, welke door haren licht veranderlyken aart, sommigen in 't eerst tot een gelukkigen staat opbeurde, en naderhand het zeil van voorspoed swenkte, zonder naar dezelve meer om te zien, heeft grond gegeven tot de Spaansche spreuk, welke zeit: De Fortuin word moede van altyd een zelfden man op den rug te torschen. Zy doet (op zyn Hollants gezeit) velen hun wittebrood voor af eeten. Het minste getal der menschen behoud hare gunst van 't begin, tot het einde hunnes levens. Nogtans mogen wy met rede onder de gelukkigen |
|