De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd[Bartholemeus Meyburg]Deze voortgesproten uit een geagt geslacht heeft zyne lentejaren zoo met het leeren van de Latynsche en Fransche talen, en Teekenkonst, als ook naderhand met het schryven op een Comptoir doorgebragt. Maar van jongs af tot de Schilderkonst geneigt, en door omgang metGa naar voetnoot* BARTHOLEMEUS MEYBURG, (die maar een jaar of drie ouder als hy, en na zyne jongheid een braaf Schilder was) aangespoort, nam besluit om tot de Schilderkonst over te gaan. Waarom hy zig dan op zyn 20 of 21ste jaar by gemelden Meyburg begaf. En zig maar een jaar by hem geoeffent hebbende ondernam hy stoutmoedig Pourtretten en Historien te schilderen, nemende zyn woonplaats tot Schiedam. Dog zyn oude Meester en goed vriend spoorde hem in den jare 1653 aan om een reis met hem te doen naar Duitschland, gelyk geschiede. In het te rugreizen (het Zweedse Leger op dien tyd omtrent Bremerveurde leggende) maakten zy kennis met den Veldmarschalk Wrangel wiens beeltenis zy nevens meer andere Generaalspersoonen door hun Konstpenceel afmaalden, waar voor zy rykelyk beloond werden. Gemelden Veldmarschalk was daar meê zoo wel voldaan, dat hy hun op alle wyzen tragte te bewegen, om te trekken naar het Hof van de konstminnende Koningin | |
[pagina 261]
| |
Christina; hun aanbiedende brieven van voorschryving om haar Hofschilder te worden; waar toe Meyburg geen genegenheid had, en Pierson daar toe niet kon besluiten, om dat hy ruim een half jaar te voren getrouwt was: dus zy dien roemrugtigen Veltheer voor zyne aangeboden gunst bedankten, beleeft hun afscheid namen, en hun reis naar Holland bevorderden. Van Schiedam vertrok Pierson in den jare 1654 met zyn huishouden naar Gouda, en heeft daar veel Pourtretten, en Historystukken zoo kleen als groot met een stout penceel, en goeden welstand geschildert, welke zoo in die Stad als elders by Konstminners gevonden werden. Ziende ook dat het Jachttuig, Vogelkouwen, en Schietgeweer geschildert door Leemans toen in byzondere agting was en wel betaald werd, begon hy deze wyze van schilderen meê ter hand te nemen, 't geen hem zoo toeviel, dat nooit iemant hem daar in gelyk geweest is, als by de stukken in handen van vele Konstkenners blykt, die zoo natuurlyk geschildert zyn dat yder ding in 't byzonder schynt van den wand af te hangen, waar door menigte van menschen bedrogen zyn geworden. Door hem zyn ook alle de glazen in de St. Jans Kerk tot Gouda, door de berugte Crabetten en anderen Konstig beschildert, in 't kleen op perkament afgeteekent. Welke teekeningen onder de Heere Borgermeesteren berusten. Van Gouda begaf hy zig wederom in 't jaar 1679 met ter woon tot Schiedam op 't verzoek van zyn tweede Vrouw, die daar woonagtig was en haar vrienden had. Hier bleef hy tot den jare 1691, wanneer hy zig voor de tweedemaal tot Gouda nederzette, daar hy tot het uiteinde | |
[pagina 262]
| |
van zyn leven met veel lust en yver Penceel en Pen gevoert hebbende op den 11 van Oegstmaand 1714 is gestorven, oud zynde 83 jaren en 3 maanden min 8 dagen. 's Mans naam is door het maken en uitgeven van vele geestryke Gedichten, zoo wel als door zyn Schilderkonst, berugt. Wy zouden zyn Beeltenis by zyne levensbeschryving geplaatst hebben, zoo zy ons niet te laat was toegezonden: dog de konstlievende Arn. van Halen heeft zig van de zelve bedient, en ze in zyn Kabinet onder de beeltenissen der Nederlandse Puikdichtersen geplaatst. Welk getal reeds tot over de hondert is aangegroeit.
De gryze bevinding heeft dikwerf doen zien dat het vernuft den Vrouwen, wanneer het zig tot eenig Konstwerk zet, dat der mannen niet hoeft te wyken, waarom ook de Dichter van 't Vrouwenlof, (na dat hy eenige stalen daar van heeft aangewezen, zeit:
Want Vrouwen zyn heel sneêg, begrypende en verstandig,
Gezwint van oordeel, en ook moedig en knaphandig
Om groote zaken, met een mannelyk bestaan
Snel uit te voeren, na 't wel wikken en beraân.
|
|