De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd[Willem Kalf]Onder dezen moeten wy d'eerste plaats geven aan WILLEM KALF, geboren tot Amsterdam, die 't Stilleven, en voornamentlyk Goud en Zilverwerk, Paarlemoer, Horens, en Agate heften van Messen zoo verwonderlyk uitvoerig en natuurlyk wist te schilderen, dat (schoon schilderyen van diergelyke verkiezinge thans van geringe waarde zynde, voor waardiger voorwerpen plaats ruimen moeten) zyne konstwerken by alle konstkenners in groote agting blyven. Zyn onderwyzer in de Konst is geweest Henrik Pot. Hy was een Man die veel gelezen, en een goed oordeel had; daar en boven zoo bespraakt, en afgerigt op allerhande vertelselen, dat yder bevallen in zyn bywezen had. Waar door hy hen ook wel eens een nachje over in de Herberg met d'ooren aan zyn bespraakte tong kluisterde. Daar benevens was hy byzonder gerieffelyk om yder (schoon het met zyn verlet verzelt ging) dienst te doen; zulks zyn Vrouw wel dikwils zeide, dat hy meer naar een anders voordeel dan naar zyn eigen zag. Zyn Beeltenis staat in de Plaat H. 2. Kornelis Hellemans, Konstverkooper, heeft my verhaald dat Kalf hem had uit verzogt om printhandel met hem te dryven; dat 'er indien tyd a- | |
[pagina 219]
| |
vond bedestonden waren in gestelt; dat hy die uuren van vyven tot zeven waarnam, zyn winkel opsloot, naar hem toeging en handel met hem dreef; met beding dat Kalf des anderen daags om zyn geld zoude komen. Maar die niet en kwam was Kalf, daar hy van dag tot dag op wagte, tot dat hy een Begraafnisbriefje kreeg, waar aan hy zag dat hy nog dien zelven avond als hy by hem geweest had overleden was, daar Kornelis zig niet weinig over verzette. Hy had eenigen tyd te voren wel een krankte gehad, maar was weder herstelt; had dien dag op de Verkooping van Schilderyen op 't Heeren Logement, en 's avonts ten half negen uuren nog aan 't huis van Jan Pietersz. Zomer geweest, ging naar huis, struikelde op de Bantemer Brug, en viel voor over op zyn borst. Hy voelde zig wel bezeert; maar niet agterdenkende van zulk gevolg, ging te bed leggen, en was als de klok tien uuren geslagen had al een Lyk. Dit gebeurde op den 31 van Hooimaand 1693. Willem vander Hoeven maakte t'zyner gedagtenisse dit volgende Grafschrift:
Genaak eerbiedig dezen drempel,
O Schildergeest, op Konst belust,
Weet dat hier 't waardig lichaam rust,
Der Schild'ren VuurbaakGa naar voetnoot* merk en stempel
Des braven Wilhems, die den schat
Van Kresus wonder wist te malen,
Zelf met dien schat niet te betalen
Wyl hy nooit zyns gelyken had.
Help de gedagtenis van dezen Fenix vieren,
Doorvlegt zyn maalstok en pinceelen met Laurieren.
| |
[pagina 220]
| |
Ter zelver tyd bragt de Maagt van Dordrecht, Hollands oudste Stad, een schoone Konstbloem in 't Wintersaizoen voort, waar op de gryze Merwe, het hoofd uit haar bevrozen kil van verheuging opstak, en de Ryn haar gebuurstroom haar met een bly gezigt toewenkte. Maar dit gewas ontydig uitgesproten, verging weer voor zyn schoonsten bloeityd. |
|