rer, daar ik geen dienst van konde hebben; en het is alleen by zeker toeval gebeurt, dat ik nog een Fransche Konstprint heb onder de deeling uitgekeurt, die de beste plaats in myn Konstboek heeft, zoo om dat zy dient tot gedagtenis van myn meester, als om hare deugt en zeltzaame waardy, want ik nooit lief hebber van printen heb ontmoet die de zelve meer gezien heeft, of hy heeft ze geprezen. 'T is geordoneert van C. le Bruin, en gesneden van F. de Poilly. Men ziet 'er Pallas op de Wolken, en Neptuin van zyn Schulpkoets haar toespreken; in 't verschiet ziet men de Zanggodinnen; en in de schaduw van de Wolken de konsten &c. ze stont (als Lavecq te Parys was) boven een Thesis aangeplakt, en hy liet ze'er door een Switzer op een donkeren avond af halen voor een halve pistool, die de zelve ongeschonden aan zyn Logement bragt.
Weinig weet ik van hem, als ook van zyne wyze van schilderen te zeggen, om dat hy doorgaans ziekelyk was, en weinig of niet schilderde in dien tyd als ik by hem woonde. Hy was gemeenzaam met my, en heeft my verhaald dat hy te Sedan in Vrankryk zynde, gelegentheid had om het pourtret van een voornaam geestelyk oud Heer te schilderen, dat die Heer hem verhaalde dat hy nog eens van een Neerlander begonnen was, maar dat het hem niet behaagt had, en het over zulks onopgemaakt was blyven staan. De neusgierigheid drong hem het zelve te zien; gevolgelyk werd het door een dienaar uit een vergeten hoek, beschimmelt en uitgeslagen, te voorschyn gebragt; waar door hy verbaast stont te kyken; want hy met den eersten opslag zag dat het door den weergaloozen A. v. Dyk was aangeleit, dog het viel