[David Beck]
Zoo eenige Stad in Holland mag trots wezen, om dat zy ten wieg verstrekt heeft van doorluchtige mannen, zoo mag het Delf wezen, om dat zy buiten andere vernuftelingen ook de Waereld door berugten
DAVID BECK, gebentnaamt den Gulden Scepter, uit haren schoot heeft voortgebragt. Deze geboren op den 25 van Bloeimaand des jaars 1621 werd genoemt naar zyn Vaders broeder, die een braaf Dichter in dien tyd was, en tot Aarnhem in Gelderland overleden is.
Hy heeft nevens anderen ook den beroemden Ant. van Dyk, Ridder en Schilder des Konings van Engeland, tot leermeester gehad. Zyn braaf penceel en wellevenskonst maakten hem by de meeste grooten van Europa geagt: gelyk hy in gunst raakte by Koning Karel den eersten, wiens Zoon Karel den tweden, den Hertogen van Jork en Glochester, als ook Prins Robbert, hy in hunne Jeugt heeft onderwezen in de Teekenkonst. Daar na quam hy in dienst van den Koning van Vrankryk, ook van Denemarken, en eindelyk van Koningin Kristina van Zweden, die hem inzonderheid boven anderen beminde, verscheide geschenken gaf, en hem haren eersten Kamerheer maakte. De Vrouwen (zegt de spreuk) hebben de Mannen lief, en zy weten waarom.
Hy nam in dien tyd voor, als haar Majesteit een speelreis na Vrankryk doen, en te Parys eenige tyd vertoeven zoude, een reis naar Holland te doen. Hy nam tot dien einde oorlof van haar, onder voorwending van zyne vrienden te willen bezoe-