Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
Sang.Op de wijze: Esprits qui souspirez: etc.Isser yet netters als een frissen e bloem te vijnenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Wiens fraey getrocken stal met juiste leden hooft;Ga naar voetnoot2)
Als de groeijsaeme May met laeuwe sonneschijnen
Haer (nae sij is gelaeft met morgendauwe) stooft?Ga naar voetnoot4)
5/6 Satd.
5[regelnummer]
Hoe seer aensienlijck is, onder de rijckdoom prachtich,Ga naar voetnoot5)
Die meest al yder een verbaest, het blinckend goudt,Ga naar voetnoot6)
Het welleck t' sijnewaerts rockt, door sijn glooren crachtich,Ga naar voetnoot7)
'T verwondert ooghe van wie vlammende 't aenschouwt!Ga naar voetnoot8)
5/8 Maed.
Maer op het vrolijck licht des claere Sons wilt letten,
10[regelnummer]
Die, lacht hij eens, aen plant en dier verquicking sendt,
Mogende vader van de levend-makende' hetten:Ga naar voetnoot11)
Is hij voor 't goddelijckst ter Werelt niet bekent?
5/9 Dind.
Nochtans vertoont, aen 't ooch des siels, voor nijvre kijckers,
'T aendachtich singen der maechden op HeliconGa naar voetnoot14)Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Yet netters als een bloem, en yet aensienelijckers
Als louter goudt, en yet godlijkers als de son.
5/10 Wood.
Gauwe bescheidenheit die tijt en maet can raemen,Ga naar voetnoot17)
Van lichten, naer het schickt, en swaeren draecht de roem;Ga naar voetnoot18)
Diens toogen welgepast, nae redens rij, beschaemenGa naar voetnoot19)
20[regelnummer]
Met haer bevallijckheit de netheit van een bloem.
5/11 Dond.
De grootmoedige Trouw, om straffe noch belóóning,Ga naar voetnoot21)
Haer vroome oprechtheit met onvroome valscheit mengt:
Een opgetoogen óóch bevint dat haer vertóóningGa naar voetnoot23)
Heerlijker aensien, als het goudt doet, voor haer brengt.
5/14 Sond.
| |
[pagina 53]
| |
25[regelnummer]
Maer heussche Liefde' is Liefs slavin, leckerste soetheit
Vloeyt wt haer jonstich óóch, en voorhooft sonder frons,
Dees aldermildste strael van goddelijcke goetheit
Is loffelijcker, als de Godlijckheit des Sons.
5/15 Maed.
Voor sielen, die in een dees drye cieraden dragen,Ga naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Schiep Godt all' ander schoon, hoewel dat, bij geval,Ga naar voetnoot30)
Het selve' oock eenichsins den quaden can behagen,
Dan dese smakent maer, de goên genieten 't al.
5/17 Wood.
Hoochloffelijcke vrouw, die goedich, vroedich, moedich,Ga naar voetnoot33)
Soo diepe weelde baert in mijn, als jck u jon,
35[regelnummer]
Voor u bedenckt de May haer maexels overvloedich
Van bloemen, voor u blinckt het goudt, en licht de zon.
5/1606/20 Saturd.
M.V.A.J.S.
|
|