Byvoeghsel tot den Christelijcken jongelingh
(1647)–Frans Esausz. den Heussen– AuteursrechtvrijStemme: Susanna schoon, &c.
ELlendigh mensch! Ach!
Wie sal my ontbinden?
Van dit
| |
[pagina 128]
| |
lichaem des doots vol sonden quaet,
Wie sal de doodt?
Wie sal de Hell' verslinden?
Die ick verdient heb door qua wil en daedt,
Grijpt moedt mijn ziel, en vreest niet Satans list,
Danckt uwen God, die u behoedt van schaden,
Door Ie-
| |
[pagina 129]
| |
sum Christ' V Heere vol genaden,
Die u verlost,
Door sijn verdienst en kracht.
Daerom mijn ziel,
Roemt des Heeren weldaden,
Die hy my goedighlijck heeft toegebracht.
Daerom
|
|