| |
| |
| |
Het drukken
Bibliografische inleiding
Over de gang van zaken in de oude drukkerij schreef Christoffel Plantijn een beroemde dialoog die verschillende malen werd uitgegeven; van de hand van J.W. Enschedé verscheen daarbij een belangrijke commentaar.Ga naar voetnoot1. Handboeken over het drukken verschenen in de Nederlanden betrekkelijk laat. Waarschijnlijk is het de hoge ontwikkeling van de drukkunst in Nederland waardoor er geen ‘Moxon’ ontstond. Men had in ieder geval geen behoefte belangstellende buitenlanders in de geheimen van het vak in te wijden. Verschillende latere publicaties zijn echter van belang voor de kennis van de oudere techniek.Ga naar voetnoot2. Ook het insluiten en formaatmaken werden afzonderlijk behandeld.Ga naar voetnoot3. J.W. Enschedé schreef over de
| |
| |
geschiedenis van de drukpers.Ga naar voetnoot4. Van niet minder belang is de kennis van de organisatie van het drukkersbedrijf in de oudere tijd. Hierover bestaat een monografie van Maurits Sabbe,Ga naar voetnoot5. terwijl dit aspect ook door R. de Roover in het Gedenkboek der Plantin-dagen werd behandeld.Ga naar voetnoot6. Het maken van het moderne boek is verschillende malen beschreven. Aan het eind van de negentiende eeuw is er een duidelijke monografie verschenen van R. van der Meulen.Ga naar voetnoot7. Een populaire uiteenzetting over het maken van het moderne boek vindt men in het boekje van P. de Hoog en L. Melchior, Typografie.Ga naar voetnoot8. Uit de aard der zaak
zeer populair, maar toch bijzonder instructief voor een lezer die met het onderwerp in het geheel niet bekend is, zijn korte verhandelingen van sommige uitgeversfirma's, waarvan wij een enkele noemen.Ga naar voetnoot9.
Opnieuw moet ook op dit gebied verwezen worden naar de Catalogus der bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels te AmsterdamGa naar voetnoot10. en naar de bibliografie voor vakkundigen: de Centrale Catalogus.Ga naar voetnoot11.
Tenslotte nog een enkele opmerking over het papier. Ook al komt dit aspect bij het maken van het boek in zeer beperkte mate tot uiting in deze atlas, het onderdeel is toch voor diegenen die een summier overzicht van de gang van zaken willen hebben te belangrijk om geheel terzijde te worden gelaten. Er kan echter vrijwel volstaan worden met te verwijzen naar het proefschrift van B.W. de Vries over de Nederlandse papiernijverheid in de negentiende eeuw.Ga naar voetnoot12. Het eerste hoofdstuk daarin geeft een uitstekend historisch overzicht van de voorafgaande tijden.
| |
| |
De bibliografie mag men als uitputtend beschouwen tot op het jaar van verschijnen. Daaruit dient voor de lezer die zich wil oriënteren maar niet te ver wil gaan, een tweetal boeken te worden genoemd; in de eerste plaats het jubileumboek van de firma Van Gelder, dat door Jane de Iongh werd verzorgdGa naar voetnoot13. en vervolgens het jubileumboek Twee eeuwen Brandt en Proost,Ga naar voetnoot14. dat bovendien ook nog handelt over de boekbinderij. Voor vakkundigen moet weer naar de Centrale Catalogus worden verwezen. Een eigen maandblad heeft dit onderdeel van de boekenwereld in De Papierwereld.Ga naar voetnoot15.
| |
| |
| |
De proefdruk
Inleiding
Proefdrukken: 3, 17, 34, 44, 46, 49, 54, 88, 89, 132, 162, 179, 212, zijn voor de geschiedenis van de typografie en voor de filologie van groot belang. Ze laten door de fouten en afwijkingen van het definitieve drukresultaat zien, welke moeilijkheden er overwonnen moesten worden en welke vormgeving werd nagestreefd. Aan de filoloog bieden zij de gelegenheid, vooral wanneer hij de kopij en de definitieve druk met een proefdruk kan vergelijken, te onderzoeken wat niet en wat wel als eigen vormgeving van een zetter door de corrector en in voorkomende gevallen ook door de auteur werd aanvaard. In dit opzicht zijn proefdrukken bijna gelijkwaardig aan gecorrigeerde proeven. Zij onderscheiden zich echter niet alleen door de correcties van de laatste documenten. Een proefdruk kan namelijk een fase vertegenwoordigen die nog vóór de proef ligt welke getrokken werd voor de corrector.
Het is dus van belang proefdrukken te kunnen herkennen. Daartoe is een reeks eigenschappen het aangewezen middel, mits men in gedachten houdt dat geen enkele daarvan alléén behoeft voor te komen en dat de combinatie van een aantal eigenschappen grotere zekerheid biedt:
1. De weerdruk ontbreekt: 3, 17, 34, 44, 54, 162.
2. Schoon- en weerdruk maken geen definitief register: 88, 89, 200; zo ook drukproeven: 115, 158, 176, 183. Dit moet vooral beoordeeld worden door vergelijking met de definitieve druk al kan die ook wel matig register hebben: 87, 90. Meestal werd namelijk bij het afdrukken van een weerdruk toch steeds register gemaakt, zoals bijvoorbeeld uit verordeningen van Plantijn blijkt. Aan de nauwkeurigheid kan dan echter nogal eens iets mankeren.
3. Het zetsel is nog niet voldoende gedresseerd geweest, en de pers nog niet toegesteld, zodat het papier in dorso moet toont; in drukproeven: 141, 158, 176, 186.
4. In schoondruk, eventueel in schoon- en weerdruk of alleen in weerdruk, komen vele niet-gecorrigeerde drukfouten (zetfouten) voor en juist ook fouten van technisch-typografische aard, zoals omgekeerde en gebroken letter: 17, 34. Deze zijn echter ook wel in definitieve druk te vinden: 32.
5. Het papier toont de gevolgen van het gebruik om het proefvel niet in het timpaan te leggen, maar direct op het zetsel en daarover dan timpaan en frisket te slaan: (a) smet van formaatgoed, dat anders door het frisket wordt voorkomen: 54; (b) afdruk in spiegelbeeld van nog niet gedroogde inkt op het timpaanvel: 132; tussen het drukken door van de tekst die op het timpaan-vel staat, is dan een proef getrokken, iets dat óf op een tekort aan persen óf op een teveel aan werk wijst, dus op één van twee oorzaken met hetzelfde gevolg; (c) blinddruk van de
| |
| |
tekst die ook in de druk op het papier staat als gevolg van de gewoonte om de twee gebruikelijke proefvellen op elkaar op het zetsel te leggen, waardoor het onderste vel eerst een blinddruk krijgt; in drukproef: 156.
6. Er is onvoldoende of vluchtig geïnkt.
7. Er is gebruik gemaakt van maculatuur, speciaal ook van een reeds eerder gebruikt timpaan-vel waarop een zwak beeld van een andere druk staat: 132, 157 (drukproef).
| |
Bibliografische notitie
Afzonderlijke literatuur over proefdrukken bestaat niet. Men zie de algemene werken over het drukken, welke vermeld zijn in de bibliografische inleiding.
| |
| |
| |
Proefdrukken van uitgaven tot 1800
De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld.
*s.d. Nederlandse prototypografie, Utrecht? CA1459, Polain 3266. Zeven boetpsalmen. Brussel KB, B1593. Proefdruk van vier pagina's, verso blanco. Zie 3. |
*1475 (c.). J. de Paderborn, Leuven. CA1038. J. de Ligniano, Tractatus de pluralitate beneficorum ecclesiasticorum. Deventer Athenaeumbibliotheek, 110C1. Folium 1r is proefdruk van folium 9v. Zie 17. |
1483 (c.). s.n., Zuid-Nederland. Kronenberg, Contributions 909e. Heilichdomme ende reliquien van O.L.V. te Wavere. Maastricht Rijksarchief, geen signatuur. Vier en twintig proefbladen. Zie M.E. Kronenberg, ‘Incunabel-bijdragen’, in: Het Boek 20, 1931, p.5-16. |
*1487. P. van Os, Zwolle. CA697. Epistelen ende evangelien mitten sermonen. Deventer Athenaeumbibliotheek, 100F8. Zie 34. |
1500 (na). Doen Pietersz, Amsterdam. NK2461. Bijbel; Evangelie van Mattheus. Amsterdam Rijksprentenkabinet, geen signatuur. Wellicht proefdruk. Zie E.W. Moes, ‘De Stomme Passye van Jacob Cornelisz’, in: Oud-Holland 19, 1901, p.129-133, speciaal p.133. |
1515 (c.). J. van Doesborch, Antwerpen. NK3063. Van den ghedinghe tusschen eenen coopman ende eenen Iode. Cambridge UL, F151.d.6.3. Zie M.E. Kronenberg, ‘Van den ghedinghe tusschen eenen coopman ende eenen Iode’, in: Het Boek 12, 1923, p.1-14, met afbeelding tegenover p.8 en 9. |
1520 (c.). J. van Doesborch, Antwerpen. NK3541. De novo mondo et figura noni praecepti. Rostock UB. Zie: De novo mondo; Antwerp, Jan van Doesborch (about 1520); facsimile of an unique broadsheet containing an early account of the inhabitants of South America together with a short version of Heinrich Sprenger's Voyage to the Indies; edited, with transcription and translation of the Latin text, and introduced by M.E. Kronenberg, The Hague 1927. |
1520 (c.). Doen Pietersz, Amsterdam. NK2429. Biblia; Novum Testamentum? Heeswijk Norbertijner Abdij, geen signatuur. Fragmenten. |
1525. C. van Ruremund, Antwerpen. NK3193. Hore Marie virginis ad usum Sarum. Cambridge UL, Rel.c.52.1. Folium 8 is waarschijnlijk een proefdruk. |
1536. P.C. van Balen, Leiden. NK2298. Almanach voor het jaar 1537. Leiden UB, 1402E5, 9-10. |
1537. P.C. van Balen, Leiden. NK2296. Almanach pro anno 1538. Leiden UB, 1402E5, 8. |
1539. P.C. van Balen, Leiden. NK2300. Almanach voor den iaere 1540. Leiden UB, 1402E5, 1-2. |
*1568. P. de Clerck, Brugge. Abecedarium. Brugge Gemeentearchief, geen signatuur. Laatste, in twee kleuren getrokken proef op beschreven perkament. Zie 49. |
*1578. C. Plantijn, Antwerpen. Inhoudt vande privilegie. Antwerpen MPM, Folia Varia II, 13. Proefdruk met smet door formaatgoed. Zie 54. |
1583. J. Verwithaghen, Antwerpen. J. van der Noot, Epitalameon. Antwerpen Hoofdbibliotheek, C.79239. |
1600 (c.). J. van Hout, Leiden. J. van Hout, Refereyn op de heerlicke ende triumphante stadt Leiden. Leiden Gemeentearchief, bibliotheek van Leiden, 72413. Plano in proefdruk. |
1629. A. Rooman, Haarlem. Op't eer-dicht van Ian Willemsen Bogaert, oudt meuytmaker der stede Amsterdam. Amsterdam, UB, Vondelmuseum, Vdl.Port.D10.4. Zie de aantekening onder de volgende proefdruk. |
1629. (A. Rooman, Haarlem). Vyt-vaert van Ian Willemsz Bogert van Wesel, tegens wettelijck Recht ghekoren Out Schepen der Stadt Amsterdam. Amsterdam, UB, Vondelmuseum, Vdl.Port.C16. Heeft met het vorige stuk gediend om een gesmet tympaan af te dekken een heeft daardoor smet gekregen. |
1638. D. le Maire, Den Haag. I. Casaubonius, Epistoloe, quotquot reperiri potuerunt, nunc primun junctim editoe; adjecta est epistola de morbi ejus mortisque causa: deque iisdem narratio Raphaelis Thorii. Leiden UB, Cod.Gron.62. Nommer 10-33 in de bundel is proefdruk van p.315, 318, 319, 322, in plano. Zie ook de opgave van drukproeven p.151. |
1646. (J. Blaeu, Amsterdam). J. van Vondel, Maria Stuart of gemartelde majesteit. Unger, Bibliographie nr 431. Amsterdam UB, Vondelmuseum, Vdl.Hs.IA16. Proefdruk van de katernen B, C en G. Zie ook de opgave van drukproeven p.151. |
1675. (F. Lamminga & P. Warnaer, Amsterdam). D. Blondel, Animadversiones in annal. Baronii. Amsterdam UB, Hs.IIB14, Cat.2, nr 625. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en drukproeven p.151. |
(1677). s.n., s.l. C. Huygens, Epithalamium Guilielmi Henrici Arausii et Marioe Eboracensis regiorum principum. Den Haag KB, bruikleen Koninklijke Akademie van Wetenschappen, XLIIIc.i.21. Plano. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en drukproeven p.151. |
*1688. Plantijn, Antwerpen. Gheboden ende uyt-gheroepen by mijne heeren den onderschouteten borghermeesteren, schepenen ende raedt der stadt van Antwerpen. Antwerpen MPM, M.158.III, stuk 89. Plano. In deze bundel nog vele drukproeven en proefdrukken. Zie 156. |
*1718. S. Luchtmans e.a., Leiden. Biblia. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, Archief Luchtmans, Personalia I, Algemeen. Blad uit de stereotypiebijbel. Zie 162. |
1725. J. Néaulme, Den Haag. G. Burnet, Geschiedenis van Engeland, vervattende eerstelijk, een kort verhaal van de voornaamste gevallen sedert 't jaar 1600. tot 't jaar 1660; ten tweeden: de gedenkwaardigste zaaken zo in de kerk als in staat seedert 't jaar 1660 tot 't jaar 1689; voorgevallen onder de regeeringen van Karel, II. en Jacob, II.; tot de komste op den throon van William en Maria; eerste deel. Leiden UB, Cod.March.39. Proefdruk in twee kleuren van de titelpagina, waarin het gegraveerde vignet nog niet is afgedrukt. |
1733. P. Gosse & J. Néaulme, Den Haag. J. Macky, Mémoires; contenant principalement les caractères de la cour d'Angleterre sous les regnes de Guillaume III et d'Anne I; tracés à la réquisition de S.A.R. Sophie électrice de Hannovre, & publiés sur le manuscrit original de l'auteur; traduits de l'Anglois. Leiden UB, Cod.March.39. Proefdruk in twee kleuren van de titelpagina, van katern I, in duodecimo, en van de folia K1, K2, K3. Zie ook de opgave van drukproeven p.151. |
1740. Wed. C. le Vier, Den Haag, Matanasiana ou mémoires littéraires, historiques, et critiques, du docteur Matanasius, S.D.L.R.G. Leiden UB, Cod.March.28. Voorwerk *4 met de titels voor beide delen in zwarte proefdruk en voorwoord. Zie ook de opgaven van kopij p.108 en ontwerpen p.116. |
| |
| |
1741. A. Moetjens, Den Haag. Voltaire (F.M. Arouet), Remarques d'un seigneur polonois sur l'histoire de Charles XII, roi de Suède. Leiden UB, Cod. March.28. Voorwerk *4 met titel in zwarte proefdruk en voorwoord. Zie ook de opgave van kopij p.108. |
*1742. A. Moetjens, Den Haag. État politique de l'Europe; seconde édition; revûe et corrigée; tome premier. Leiden UB, Cod.March.28. Proefdruk van de titel. Zie 179. |
1742. A. Moetjens, Den Haag. F. Villon, Oeuvres, avec les remarques de diverses personnes. Leiden UB, Cod.March.52. Nommer 67 van de bundel zwarte proefdruk van de titel. Zie ook de opgave van kopij p.108, ontwerpen p.116 en drukproeven p.151. |
1747. J. Néaulme, Den Haag. M. de Béthune, Histoire de Henri le Grand, roi de France et de Navarre: composée sous le titre de mémoires d'oeconomies, d'état & c.; mais, réduite en corps d'histoire; traduite, pour ainsi dire, en François; & accompagnée de remarques historiques et politiques, également importantes & nécessaires; par M.L.D.L.D.L. en II volumes in quarto. Leiden UB, Cod.March.52. Nommer 43 van de bundel is een proefdruk in zwart van de tweekleurige titel van het Projet de souscription. Zie ook de opgave van kopij p.108 en die van de ontwerpen p.116. |
1765. J. Enschedé & J. Bosch, Haarlem. G.W. van Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en haare geschiedenissen; eerste deel. Haarlem Gemeentearchief, Hs.102. Pagina's 187, 188, 209-216, 231-280. Zie ook de opgaven van kopij p.108 en van drukproeven p.151. |
1765. N. van Daalen e.a., Den Haag etc. G. Meerman, Origines typographicae tomus prior. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, 619b. E1 tot E4 en 2I1 en 2I2 recto en verso in proefdruk. Aantekeningen op E1 en 2I recto en verso. Zie ook de opgaven van drukproeven p.151. |
1791. J. Luchtmans, Leiden. Theses. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel. 32 Stuks proefdrukken en drukproeven in plano in: Archief Luchtmans, Personalia III, binnenlandse correspondentie 1791. Zie ook de opgave van drukproeven p.151. |
| |
| |
| |
De drukproef
Inleiding
(a) Zoveel vreugde een oude drukproef:Ga naar voetnoot1 47, 48, 52, 84, 105, 115, 136, 138, 139, 140, 141, 156, 157, 158, 163, 176, 181, 182, 183, 186, 204, 208, 215, 217, 219, tegenwoordig betekent voor de bibliograaf en de filoloog, zoveel zorg en vaak ruzie en verdriet waren eenmaal vroeger daarmee verbonden. Het eerste boek zonder fouten moet nog van de pers komen, zoals men weet, en tussen hen die bij het maken van het boek betrokken zijn, gingen en gaan de verwijten over en weer wanneer het resultaat niet in overeenstemming is met het ideaal. Dirk Pietersz Pers, de Nederlandse vertaler van Ripa, heeft het in 1644 aardig geformuleerd:
‘Wie altijt meent seecker te gaen, slibbert dickwijls. Die oock een Boeck sonder feilen wil uytgeven, doolt gemeenlijck: alles is onvolmaeckt, hoe men oock met Havix oogen toesiet: veeltijts sluypender eenige ter sijden duer, jae oock wel, dat men 't met oopen oogen aensiet. Nu schort het aan den Schrijver, die de Copie toestelt, dan aen den Drucker, die de Copie naeleest; In 't kort soo gebeurt oock sulx wel alsse door veele handen en oogen gaet, ick wil geswijgen, alsse van eene alleen wort gelesen.’Ga naar voetnoot2
(b) Natuurlijk is het altijd de zetter die de fouten maakt.
‘Noteert, dat de b voor een h, de h voor een k, de c voor een e, de f voor een f, de n voor een u, en de r voor een t lichtelijck gestelt worden, en in tegendeel de h voor een b etc.’ zegt de Vlaming G. Perduyn in 1693.Ga naar voetnoot3 De zetter is echter ook de eerste die een poging doet om de fouten te herstellen en bovendien heeft hij maar al te vaak het volste recht om de auteur te verwijten dat deze hem slechte kopij heeft geleverd. Sinds de ‘New Bibliography’ het tekstkritisch inzicht in de fouten die ontstaan door slecht leesbare kopij, heeft gebracht,Ga naar voetnoot4 kent iedere filoloog in elk
| |
| |
geval uit de Shakespeare-literatuur een aantal voorbeelden daarvan. Zulke erbarmelijke kopij als Potgieter: 206, leverde en zulke desastreuze gevolgen als dat had: 204, mogen wij echter wel tot de uitzonderingen rekenen. Een ander geval is het als op de proef de tekst nog wat wordt aangevuld, zoals bij Heinsius' nieuwe editie van Velleius Paterculus bijvoorbeeld, in de eerste proef: 140. Vondel doet dat ook, maar rekent dan in de Herscheppinge zijn eigen fouten tot die van de zetter: 128, 129!
(c) Zoals juist werd opgemerkt, is het de zetter zelf die als eerste de correctie begint. Wanneer de allereerste proef getrokken is, neemt hij die een ogenblik door. Hetzelfde doet de meester-knecht en op deze wijze worden er reeds enkele technische fouten uitgehaald. Daarna wordt direct weer een proef getrokken, die nu bestemd is voor de corrector en wel voor de corrector van de drukkerij. Deze krijgt de proef ongevouwen, dus als plano, aan één zijde bedrukt: 3, 34, 44, 45, 46, 49, 51, waarbij het papier groot genoeg moet zijn om in margine voldoende plaats te bieden voor de correcties: 182, 183, 204. Het allereerste wat de corrector nu moet controleren, is of er goed formaat gemaakt is. Op de vele maculatuur die ontstond doordat er verkeerd overgeslagen werd: 34, 44, is reeds gewezen. Tot welke moeilijkheden in zulk een geval de ingrijpende correctie kon leiden, leert ons een Deventer proefdruk: 34. Vergelijking met de definitieve druk: 35, laat zien, dat één van de pagina's voor een groot deel in pastei moet zijn gevallen.
(d) Verder is het vooral bij de eerste proef taak van de corrector de technische fouten te verwijderen. Zijn die er op zijn aanwijzingen door de zetter uitgehaald, dan wordt de schone proef getrokken, die eventueel bestemd is voor de auteur. Ook de corrector zelf krijgt deze schone proef opnieuw en corrigeert nu vooral de tekst op drukfouten; in de tweede proef van Velleius Paterculus wordt de spelling gecorrigeerd: 141. Is ook de auteur bij de correctie betrokken, dan werken dus corrector en auteur samen. Die samenwerking kon echter in de zeventiende eeuw heel wel achterwege blijven. In dat geval was het dus alleen de corrector die de zorg voor druk en tekst op zich nam. Ook kon het zijn dat de auteur de drukkerij ten behoeve van de correctie bezocht, en wel omdat het zo lang geduurd heeft voordat het vanzelf sprak dat de kopij bij de correctie ter beschikking kwam. In zulke gevallen kunnen wij dus in éénzelfde proef de verbeteringen van de corrector en van de auteur aantreffen. De drukproef van Vondels Maria Stuart: 115, is hiervan een voorbeeld, zij het niet een in ieder opzicht juist voorbeeld. Vondel zal namelijk de drukkerij van Blaeu bezocht hebben om deze tekst zo ongemerkt mogelijk van de pers te krijgen en wel omdat hij op verbod kon rekenen van de zijde van de overheid; een bezoek aan de drukkerij van zijn vriend behoefde de aandacht niet te trekken en bevorderde de snelheid waarmee de gevaarlijke uitgave gereed kwam. Bovendien was een auteur lang niet altijd in de gelegenheid zelf de proeven mee te corrigeren, lang niet altijd deelde hij het geluk van Grotius wiens Adamus exul door Johan Meursius werd gecorrigeerd.Ga naar voetnoot5 Er komen nogal wat klachten voor die ontstaan ‘door afwesen des Auteurs’.
Ga naar voetnoot6 Een vroeg voorbeeld treffen wij aan in Waghenaers Spieghel der zeevaerdt van 1584.Ga naar voetnoot7
| |
| |
(e) Intussen was in het begin van de zeventiende eeuw nog niet iedere auteur bereid correctie op zich te nemen. Dat hangt daarmee samen dat het, in ieder geval in de tweede helft van de zestiende eeuw en nog enkele decenniën later, nogal eens door een heer in strijd met zijn waardigheid geacht werd, een product van zijn geest door vermenigvuldiging in druk in handen te brengen van een ieder die daarvoor enig geld wilde neerleggen. Men liet dan, meer of minder verheugd, oogluikend toe dat anderen de zorg voor het boek op zich namen. In de Nederlanden is P.C. Hooft een voorbeeld van iemand die niet corrigeert; vooral in de eerste helft van zijn leven toont hij bijzonder weinig belangstelling voor de uitgave van zijn werk. De reeds genoemde drukfout in de Granida van 1615: 74-77, maakt het waarschijnlijk, dat de dichter de proef niet had gezien. De kopij heeft de versregel: En met een groot geschal. In de druk luidt deze met verlies van het metrum: En met groot gheschal. Dat de corrector deze fout niet opgemerkt heeft, is te begrijpen. Deze leest in de eerste plaats woord voor woord en de contekst levert in dit geval geen nonsens.Ga naar voetnoot8 Het merkwaardige feit dat deze fout in de herdruk van 1620 opnieuw voorkomt, moeten wij verder wel verklaren uit de omstandigheid dat Hooft de druk nooit gelezen heeft. Zijn neef Blaeu had zelf aandacht genoeg voor correctie, hem kon men gerust zijn kopij toevertrouwen en Hoofts liefde ging kennelijk alleen naar zijn eigen handschrift uit. Daardoor wordt het begrijpelijk dat de auteur de kopij, een autograaf, toch terugkreeg en dat het handschrift in de drukkerij opvallend voorzichtig was behandeld: 74.
(f) De laatste die bij het verbeteren van de tekst verantwoordelijk gesteld kan worden, is tenslotte toch de zetter. Hij immers moet na het proeflezen de eigenlijke correctie verrichten op de corrigeersteen of op de pers, het zetsel daartoe loskooien, de gewenste verandering aanbrengen en er tenslotte zorg voor dragen dat geen nieuwe fouten ontstaan voordat hij het zetsel weer insluit. Deze omstandigheid rechtvaardigt in zeker opzicht een nogal pedante mededeling van
| |
| |
Constantijn Huygens in zijn jeugddagboek. Hij vertelt daar, hoe hij nog vóór zijn vijfde jaar met zijn iets ouder broertje Maurits zó goed had leren lezen dat hem geen enkele spelfout ontging en dat zij, tuchtmeesters in de dop als zij waren, niet zelden hun aanmerkingen hadden op de onwetendheid van de drukkers.Ga naar voetnoot9
(g) Een allerlaatste correctie waaraan de zetter tenslotte geen deel meer had, komt echter in sommige gevallen nog in de zeventiende eeuw voor, nl. de correctie met de pen. Nu kan iedere lezer corrigeren met de pen in de hand. Hier worden echter de correcties bedoeld die ter drukkerij werden aangebracht, nadat het boek was voltooid. Zulk een correctie is dus een extreme variant op het toevoegen van errata. Het heeft meestal wel een bijzondere oorzaak. Zo was Grotius buitengewoon ontevreden over de uitgave van zijn Poemata, waarin een groot aantal fouten was blijven staan ondanks al zijn zorg. Hij eiste daarom van zijn drukker dat hij correcties met de pen in een aantal van de exemplaren liet aanbrengen.Ga naar voetnoot10 Dat enige eeuwen later de dichter-bibliofiel P.N. van Eyck zijn bundel Inkeer, die als nr 17 in de Palladiumreeks verscheen, ook niet de deur kon laten uitgaan zonder correctie met de pen, is typerend voor het scrupuleuze zelfgevoel en het verantwoordelijkheidsgevoel van de boekkunstenaar in deze eeuw.Ga naar voetnoot11 Heinsius was hem trouwens op grote afstand al voorgegaan door op een proef te noteren dat deze niet door hem gecorrigeerd was, zich aldus distantiërend van de verantwoordelijkheid: 143.
Over het algemeen is het niet gemakkelijk, vast te stellen of men te maken heeft met incidentele dan wel met systematische correcties met de pen. Ontbreken rechtstreekse informaties, dan zijn zulke correcties als afkomstig van de drukkerij alleen te onderkennen door collatie van een aantal exemplaren van dezelfde oplage, die dan overeenkomstige verbeteringen moeten hebben. Is er bij het aanbrengen van een correctie met de pen naar gestreefd, het gebruikte lettertype van de druk te imiteren, dan mag men de veronderstelling maken dat zulks geschied kan zijn door de drukker-uitgever. Wij weten immers dat de lezer als boekgebruiker in zulk een geval gemakkelijker de pen hanteert. Toch biedt deze eigenschap op zichzelf niet voldoende zekerheid. Daarom blijft het de vraag of de correctie in de Utrechtse Franse Donaat: 9, beschouwd mag worden als een voorbeeld van correctie met de pen ter drukkerij; controle door vergelijking met andere exemplaren is hier niet mogelijk daar wij met een unicum te maken hebben.
(h) De correctie geschiedt dus in verschillende fasen. Zo is het nu, zo was het vroeger: er is één proef, er zijn één of meer revisies. Vondels Maria Stuart is onder onze ogen gecorrigeerd, maar de redactie van de proef wijkt toch nog af van de definitieve druk: 115, 116. Het correctie-exemplaar vertegenwoordigt dus een fase in het verbeteringsproces. Bibliografisch-filologisch onderzoek, en wel speciaal dat van de grondleggers van de ‘New Bibliography’, heeft trouwens aangetoond dat er verschillende malen werd gecorrigeerd en dat de economie van de drukkerij en de arbeidsorganisatie mee brachten, dat zulks tijdens het definitief drukken van het boek leidde tot correctie op de pers. Dit nu is de reden waarom een
| |
| |
filoloog, in ieder geval wanneer hij te maken heeft met teksten van vóór de negentiende eeuw, nooit mag uitgaan van één exemplaar van een oplaag. De moderne teksteditie vereist uitvoerige collatie van een zo groot mogelijk aantal exemplaren van één en dezelfde uitgave teneinde door zulk tekstkritisch onderzoek van de verschillende correctiefasen de definitieve redactie te kunnen vaststellen. Voor de filologie is dit inzicht, dat aan de bibliografen te danken is, even belangrijk als het inzicht in de verhouding tussen kopij en druk.
Correctie op de pers is lange tijd een normaal verschijnsel. Ook in de zeventiende eeuw is een drukkerij waar men zorgvuldig corrigeerde voordat men tot de definitieve druk overging, een grote uitzondering. Treffen wij zoiets aan, dan bewijst het dat het bedrijf in kwestie op uitzonderlijk hoog niveau stond. In de Nederlanden is het bedrijf van Blaeu hiervan tot nu toe het enige voorbeeld.
(j) Bij het behandelen van de kopij is erop gewezen dat de aard van de oudere kopij bijzondere moeilijkheden voor de correctie teweegbracht. Noch de corrector, noch de auteur kon erop rekenen dat hij bij de proef ook de kopij kreeg. Zoiets kon aanleiding geven tot een poging om op grond van correctorservaring en inzicht in de contekst, dus zonder de kopij te zien, de juiste lezing vast te stellen. In Vondels vertaling van Ovidius' Herscheppinge, die te Amsterdam in 1671 verscheen, vinden wij hiervan een voorbeeld. Voor de drukgeschiedenis van Vondels vertaling en berijming werd een voorlopig onderzoek ingesteld door collatie van 22 exemplaren van de uitgave en door vergelijking met de drukkerskopij.Ga naar voetnoot12 Dat aantal is voor een definitief oordeel te klein bij een oplage die zeker op 1200 exemplaren moet worden gesteld. Toch was het in dit geval voldoende om inzicht in de gang van zaken te geven, te meer daar er reeds vier fasen van correctie aan het licht kwamen. Als voorbeeld kiezen wij de geschiedenis van twee drukfouten in één katern uit het voorwerk, en wel die, welke met twee asterisken is gekenmerkt. Zij komen voor in de binnenvorm en daar op p. 2 en 6. De contekst, die voor het inzicht gekend moet worden, is in de kopij voor p. 2:
's Lants staetgenootschap, die een heldre Zevenstarre
Door 't zevenvoudigh tal gelykt, en u van verre
Alree verwacht, en hoopt t'onthaelen op zyn tyt,
Zal eens, misschien eerlang, dit werk, u toegewyt,
Meer luisters geven, daer gy in den raet der Staeten
De wetten hanthaeft, en het recht der onderzeten.
In de kopij voor pagina 6: 121, is de contekst als volgt:
| |
| |
Maer niemant, uitgezondert gemelde Palefatus, | verscheen 'er in zoo veele eeuwen, die de diep- | zinnige verholentheden en krachtige werkinge | van de natuure, en de leerstukken der zeden, en | van oprechten en burgerlyken omme-|gang, en kennisse der geschiedenissen hieruit | naer den eisch in het licht brogt dan weinigen, | die by onze daegen dit spade doch loflyk | eenighsins by der hant namen, onder welke Natalis Komes met recht de kroon verdient. |
Op pagina 2 werd in de vijfde geciteerde versregel de zetfout lusters gemaakt, op pagina 6 van als dan gelezen, althans dan gezet: dan oprechten en burgerlyken ommegang. De fout werd in het eerste geval gemakkelijk verbeterd maar bleef op pagina 6 staan, waardoor er een vorm op de pers kwam met de combinatie luisters en dan. Daarop probeerde de corrector, die de kopij niet ter beschikking had, omdat deze uit grote katernen bestond, de andere fout te herstellen. Op grond van de contekst maakte hij van dan: den, een oplossing die inderdaad bij het lezen aanvaardbaar is, ook al is zij grammaticaal niet juist. Pas in de vierde fase werd de lezing bereikt van de kopij, die toen blijkbaar voor controle beschikbaar was. Het is ook niet uitgesloten dat Vondel zelf de foutieve redactie ten slotte verbeterde. In dat geval zal hij een proef thuis gekregen hebben; wij kunnen althans op grond van zijn leeftijd en levensomstandigheden moeilijk aannemen dat hij dit grote werk in de drukkerij hielp corrigeren.
Hoe klein het aantal gecollationneerde exemplaren ook is, de verdeling is toch interessant: 11 met lusters en dan; 1 met luisters en dan; 3 met luisters en den; 7 met luisters en van. Reeds zulk een kleine controle laat zien, hoezeer de filoloog rekening moet houden met de drukgeschiedenis alvorens hij de redactie mag vaststellen van een tekst die hij alleen in druk kent.
| |
Bibliografische notitie
In de Nederlandse literatuur zijn geen aanwijzingen voor het corrigeren ouder dan 1793. De gewoonten zijn echter zeer traditioneel, zodat zelfs negentiendeeeuwse uitgavenGa naar voetnoot1 nog een goed beeld voor ook veel oudere perioden kunnen geven.
| |
| |
| |
Drukproeven van uitgaven tot 1800
De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld.
*1540 (c.). P.C. van Balen, Leiden. NK2453, Biblia. Leiden UB, 1402E5. Twee losse blaadjes, aan één zijde bedrukt. Zie 47 en 48. |
*1572. C. Plantijn, Antwerpen. Missale Romanum. Antwerpen MPM, Arch.122, 561-564. In zwart getrokken proef voor vier pagina's uit de druk in rood en zwart. Zie 52. |
*1600 (c.). s.n., s.l. C. Huygens, Academioe Oxoniensi perpetuúm florere. Den Haag KB, Ak.XLVIII, f.100vlgg. Zie 84. |
(1605). s.n., s.l. P.C. Hooft, Bruyloftsang op het huwelijck van Willem Ianszoon Hooft en Ida Quekels. Den Haag KB, Ak. CLXXIae. Plano. Leendertz, Bibliographie nr 12. |
*1637. P.A. van Ravensteyn, Leiden. Biblia (Statenvertaling). Den Haag Oud Synodaal Archief. De gehele bijbel is in laatste correctie aanwezig; de proeven zijn merendeels gedateerd. Voor nauwkeuriger opgave zie men H.Q. Janssen, Catalogus van het Oud Synodaal Archief, 's-Gravenhage 1878. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en ontwerpen p.115. Zie 105. |
1638. D. le Maire, Den Haag. I. Casaubonius, Epistoloe, quotquot reperiri potuerunt, nunc primum junctim editoe; adjecta est epistola de morbi ejus mortisque causa: deque iisdem narratio Raphaelis Thorii. Leiden UB, Cod.Gron.62 en Cod. Gron.72.I. Het stuk onder de signatuur Gron.62 bevindt zich daarin als nr 20; het zijn vier gecorrigeerde pagina's op een nog niet opengesneden blad, waarvan slechts één zijde bedrukt is; langs de rand de aantekening: ‘D.G. istud examen oportet quam citissime legere’. De vier genoemde pagina's zijn 548, 549, 552, 553. Het stuk onder nr 39 van 72.I is eveneens een drukproef van vier pagina's in plano, verso blanco voor p.315, 318, 319 en 322. Zie ook de opgave van proefdrukken p.143. |
*1646. (J. Blaeu, Amsterdam). J. van Vondel, Maria Stuart of gemartelde majesteit. Unger, Bibliographie nr 431. Amsterdam UB, Vondelmuseum, Vdl.Hs.IA16. Katernen A, D, E, F, H en I. Zie ook de opgave van proefdrukken p.143. Zie 115. |
(1650). s.n., s.l. J. van Vondel, Op de monsters dezer eeuw. Unger, Bibliographie nr 475. Amsterdam UB, Vondelmuseum, C16. |
*1675. (F. Lamminga & P. Warnaer, Amsterdam). D. Blondel, Animadversiones in annal. Baronii. Amsterdam UB, Hs.IIB14, Cat.2, nr 625. Een katern in drukproef, verder niet verschenen. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en proefdrukken p.143. Zie 136, 138, 139. |
(1677). s.n., s.l. C. Huygens, Epithalamium Guilielmi Henrici Arausii et Marioe Eboracensis regiorum principum. Den Haag KB, Ak.XLIIIc.i.21. Plano. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en proefdrukken p.143. |
*1678. Elzevier, Amsterdam. C. Velleius Paterculus, Quae supersunt; Nicolaus Heinsius Dan. F. recensuit, & castigationum libellum addidit. Leiden UB, Cod.Burm.11. Drukproeven in eerste en tweede correctie van katern L. Zie ook de opgave van kopij p.105. Zie 140 en 141. |
*1694. F. Haaring, Leiden. Stephanus Byzantinus, De urbibus et populis. Amsterdam UB, Hs.IIIF16.3. Drukproef voor p.527 en 528. Zie 158. |
*1696. Plantijn, Antwerpen. Gheboden ende uyt-gheroepen by mijne heeren den schouteth, borger-meesteren, schepenen, ende raedt der stadt van Antwerpen. Antwerpen MPM, M.158.III, stuk 60. Plano. Zie 157. |
*1728. Plantijn, Antwerpen. Missale romanum. Antwerpen MPM, Arch.156,f.261. Fragment van een in twee kleuren getrokken drukproef. Zie 163. |
1732. P. Gosse & J. Néaulme, Den Haag. Journal litéraire; année M.DCC.XXXII. Leiden UB, Cod. March. 15a. Nrs 559, 560 en 561 zijn drukproeven voor p. 231-236. |
1733. P. Gosse & J. Néaulme, Den Haag. J. Macky, Mémoires; contenant principalement les caractères de la cour d'Angleterre sous les regnes de Guillaume III et d'Anne I; tracés à la réquisition de S.A.R. Sophie électrice de Hannovre, & publiés sur le manuscrit original de l'auteur; traduits de l'Anglois. Leiden UB, Cod.March.39. Pagina's 191 en 192 zijn drukproeven. Zie ook de opgave van proefdrukken p.143. |
*1742. A. Moetjens, Den Haag. F. Villon, Oeuvres; avec les remarques de diverses personnes. Leiden UB, Cod.March.32. De hele druk is in proef bewaard gebleven. Zie ook de opgave van kopij p.108, ontwerpen p.116 en proefdrukken p.144. Zie 176. |
*1763. J. Enschedé, Haarlem. Haerlemse Courant nr 17, Dingsdag. Haarlem Museum Enschedé, signatuur in bewerking. Drukproef van twee naast elkaar in één vorm gezette kranten, verso blanco. Zie 181. |
*1765. J. Enschedé & J. Bosch, Haarlem. G.W. van Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en haare geschiedenissen; eerste deel. Haarlem Gemeentearchief, Hs.102. Drukproeven van p.43-46, 217-224 en 231. Zie ook de opgaven van kopij p.108 en proefdrukken p.144. Zie 186. |
*1765. N. van Daalen e.a., Den Haag etc. G. Meerman, Origines typographicae tomus alter. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, 619b. Katernen A tot D en F tot G in drukproef. Zie ook de opgave van proefdrukken p.144. Zie 182 en 183. |
1791. L. Luchtmans, Leiden. Theses. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, Archief Luchtmans, Personalia III, binnenlandse correspondentie 1791. 32 Proefdrukken en drukproeven in plano. Zie de opgave van proefdrukken p. 144. |
| |
| |
| |
Het drukken
Inleiding
(a) ‘- Achter opden back is t'groot timpaen, met yseren lekens vast gemaect: daer in comt nu t'clein timpaen, om huer wullen doecken daer tusschen te sluyten.
- Waertoe syn de wullen doecken?
- De doecken worden daerom tusschen den deghel ende de vorme geleit, op dat den harden deghel de vorme niet en quetse, oft te pletteren en douwe.
- Maer t'pampier salder dan niet op comen?
- Iaet. t'pampier wordt op den timpaen gheleit, ende (om goed register te houden, oft wel te riscontreren den wederdruck metten schoondruck) in de punturen geslagen, die met vyskens oft schroefkens aen den grooten timpaen vasthoude. De wederdruck heet, alsmen t'pampier omme keert, om op d'ander syde te drucken.
- Als t'pampier alsoo uytgespreit is, wordet dan terstont geprint?
- Neent, noch niet, want het moet ghedect syn met t'frisket, dwelck met een weruelken toe gheslaghen wordt.
- Wat is dat frisket?
- T'is een opgespannen parckement, daermen mede dect wat men niet en wilt gheprint hebben aen de vorme, namelick de spatien die tusschen de pagien comen, de margien, ende watter nequam oft wit blyft.’Ga naar voetnoot1
Plantijn heeft in zijn T'samensprekinghen de techniek in haar grondvormen reeds afdoende beschreven. Alle drukwerk en niet alleen een proefdruk of maculatuur bevestigt wat er door de drukker overwonnen moest worden om goed register te krijgen. Daarbij komt dan nog de gelijkmatigheid van het inkten, zowel van de afzonderlijke pagina's als van de pagina's ten opzichte van elkaar. Daarbij komt vooral ook het gelijkmatig drukken. Feitelijk kan men volstaan met afbeelding na afbeelding in de atlas te beschouwen om één of meer aspecten van de druktechniek op gelukkige dan wel ongelukkige wijze naar voren te zien treden.
(b) Over het algemeen is een standaard-techniek spoedig bereikt. Het afdekken met repen en stukjes papier van een deel van het zetsel dat niet geïnkt mag worden, dat althans niet gedrukt mag worden, is een primitieve vorm die misschien meer in de literatuur voorkomt dan dat zij in de drukkerij toegepast werd; zelfs de Speculum-drukker getuigt daarvan. Wij mogen aannemen dat hij het frisket gebruikte: 4, en dat hij, hoe hij verder ook te werk ging, goed bekend was met de techniek van de normale drukpers in werking. In de atlas vinden wij de grondvormen van het drukken en hun pathologieën: verschuiven van frisket: 4; vegen: 190; verkeerd toestellen met als gevolg moet: 36, 77, 92 e.a.; smet van timpaan: 132;
| |
| |
niet corresponderen van rood- en zwartdruk: 46, enz. enz. Verder zijn er ook de gevolgen van kleinere ongelukken met hun consequenties voor de tekst en de tekstgeschiedenis. Afbijtsel, voorzover het dan niet door het frisket werd veroorzaakt: 10; door frisket: 4, is natuurlijk een van de meest invloedrijke en wordt in elk geval tot verdriet van de lezer in sommige boeken aangetroffen. De vraag waarom zulk drukresultaat niet als maculatuur opzij werd gelegd, moet beantwoord worden door een onderzoek naar de drukkerij waaruit een boek met een dergelijke fout afkomstig is. Het niveau van de drukker kan daardoor worden aangegeven en dus zijn verhouding tot de economie van het bedrijf. Het kan ook bijdragen tot ons inzicht in de arbeidsorganisatie. De drukkers waren verantwoordelijk voor het tempo en voor de oplage, welke daarvan afhankelijk is. Al vrij spoedig zijn ze gericht op een resultaat van 1200 à 1250 plano's per arbeidsdag, of wanneer later gravures een andere arbeidsverdeling nodig maken, van ongeveer 700 plano's per arbeidsdag van de plaatdrukker. Te veel maculatuur betekende bij een dergelijke organisatie schade voor de drukker. Maar ook waar wij willen aannemen dat de misdrukken bij de pers niet op zij werden gelegd, sluit dit toch altijd tevens een oordeel in over de controle van de zijde van de meester-drukker. Eeuwenlang vertelt elk exemplaar, maar liefst een groot aantal exemplaren van elke oplage, ons door de details van de drukgeschiedenis een steeds nieuw verhaal over de soms zeer gecompliceerde samenwerking die leidde tot het ontstaan van het voltooide boek.
Een eigen aspect voor het drukken is het gebruik van twee kleuren: 10, 20, 46, 49, 51, 53, 98, 99, 163, 165, 179, 214, 215. De oplossing van dit nog altijd moeilijke probleem lijkt verrassend vroeg te komen. Dit is dan echter weer gedacht van het standpunt van de typografie en haar specifieke problemen. Het dient echter gezien te worden van het standpunt van het boeken maken als zodanig. De copiist en de rubricator maken met hun schrijvende hand samen een boek van tenminste twee kleuren. Zij die mechanisch wilden schrijven waren derhalve van het begin af aan erop gericht dat ook door hen dikwijls met twee kleuren zou moeten worden gewerkt. Een druk van Veldener uit c. 1473-74 geeft een mooi voorbeeld van de combinatie van een oplossing en een tekort aan techniek: 10. In margine is de tekst al in rood gedrukt maar binnen de bladspiegel zelf heeft de rubricator nog met de hand moeten werken. Inderdaad is het afdekken van de tekst binnen de bladspiegel steeds een technisch probleem geweest dat veel vaardigheid vereiste. De voorbeelden van het verschuiven van het afdekkende papier zijn legio: 20. Niet minder vaak zien wij rood en zwart elkaar overlappen wanneer een techniek werd gebruikt die het nodig maakte de vorm voor het gebruik van de tweede kleur van de pers te nemen en te veranderen. De verschillende technieken kunnen wij vooral bestuderen bij Plantin-Moretus; het afdekken door middel van frisket; het drukken in zwart waarbij het deel van het zetsel dat rood zou moeten worden pas nadien werd aangebracht: 52, 53; het eerst drukken van rood dat dan later eruit genomen werd: 163; en zelfs het gebruik van twee zetsels voor de twee kleu- | |
| |
ren, een techniek die een uiterst nauwkeurig toestellen vereiste en misschien alleen voorkwam bij Plantin-Moretus in de latere tijd, toen massaproductie tot een bijzondere organisatievorm en een gespecialiseerde techniek had geleid.
Een eigen aspect van de problemen die moesten worden opgelost, laat Brugse maculatuur uit de zestiende eeuw zien: 49. Wat daar gecontroleerd werd, was het houden van de beide inkten voor een twee-kleurendruk op perkament. De proef was in dit geval kennelijk geslaagd. Als typografisch experiment was het trouwens lang geleden reeds met verbluffend succes ondernomen door Gutenberg en zijn navolgers. Intussen blijven wij steeds, ook als er slechts één kleur wordt gebruikt, toch met bewondering kijken naar de resultaten die men met zulk een moeilijke materie als perkament wist te bereiken.
Een merkwaardig experiment uit veel later tijd is de vroeg achttiende-eeuwse stereotypie: 162. Voor de beschrijving van de techniek wordt naar de literatuur verwezen.Ga naar voetnoot2
De vraagstukken van de techniek van het drukken in de loop der tijden zijn nog niet alle opgelost; vooral bijzondere technieken geven nog steeds aanleiding tot onderzoek, gissingen en discussie. Hoe men ook over de verschillende aspecten en oplossingen denken moge, fascinerend blijft het slot van de handeling altijd: de geboorte van het drukwerk. Met een kleine variant op CorbelijnGa naar voetnoot3 kunnen wij het aldus formuleren:
‘De drukker legt het fourschet over de vorm heen, den timpan neder, vaart dien met den rons in, slaat de hand aan den boom, trekt dien met kracht na zich, en trekt dus in twee sterke trekken het blad af; als wanneer het vogtige papier den inckt van de letteren na zich neemt.’
| |
Bibliografische notitie
Voor de bibliografie wordt verwezen naar de bibliografische inleiding. De hier volgende opgave van afbeeldingen berust in de eerste plaats op het artikel van J.W. Enschedé, ‘Houten handpersen in de zestiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p. 195-215 en 262-277.
| |
| |
| |
Illustraties van drukkerijen, persen en zetterijen tot 1800
De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld.
(1515). Drukkersmerk, van Jacob van Breda, in: NK1600, Nocturnus septimus psalmorum Dauiticorum. Jacob van Breda, Deventer. Afgebeeld in: Nijhoff, L'art typographique I,3 en II,8; in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p.210. |
1518 (c.). Drukkersmerk, van Theod. de Borne, in: NK1798, J. Reuchlin, Sergius vel capitis caput. (Theod. de Borne, Deventer). Afgebeeld in: Nijhoff, L'art typographique II,6 en in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p. 209. |
1521. Drukkersmerk, van Pieter de Keysere, in: NK 260, H. Bebel, De Romanorum magistratibus. Pieter de Keysere, Gent. Afgebeeld in: Nijhoff, L'art typographique II, 4-6. |
1545. Afbeelding, door J. Lamprecht, Gent. Gebruikt in een werk van C. van der Heyden. Vergrote reproductie op p.100 van: T. Baines Reed, A history of the old English letter foundries; with notes historical and bibliographical on the rise and progress of English typography; a new edition revised and enlarged by A.F. Johnson, London (1952). |
1575 (c.). Etsen, door Ph. Galle, in: J. Stradanus, Nova reperta. Zie Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p.268 en afbeelding op p.214 en 215. In deze serie komt ook een afbeelding van een plaatdrukkerij voor. Volgens J.W. Enschedé zijn hier Italiaanse persen afgebeeld. Zie verder: A.J.J. Delen, De grafische kunsten door de eeuwen heen, Amsterdam, Antwerpen 1956, afbeelding op p.23. |
1589. Titelvignet, in: Veelderhande liedekens, ghemaect wt den Ouden ende Nieuwen Testamente. Gillis Rooman, Haarlem. Afgebeeld in: H.J. Laceulle-Van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600, 's-Gravenhage 1951, p.410, nr 147. |
16??. Drukkersmerk, van T. Fonteyn, Haarlem. Afgebeeld in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 19, marques typographiques |
16??. Drukkersmerk, van G. Verhulst, Antwerpen. Afgebeeld in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 18, marques typographiques nr 5. |
1608. Drukkersmerk, van Vincent Kasteleyn, herhaald op de titel van Privilegie van 't gilde der boeck-druckers, boecverkoopers en boecbinders, binnen Middelburgh op Zeelant. C. Verelst, Middelburg (1674). |
1615. Drukkersmerk, van J. Walschaert, in: Novum Testamentum, harmonicum, Ebraicè, Graecè, Latinè, & Germanicè; proverbi Dei & linguarum cultoribus editum; ab Elia Huttero Germano. J. Walschaert, Amsterdam. Afbeelding in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 18, marques typographiques. |
1625. Drukkersmerk, van J.P. van de Venne, in: J. Cats, Houwelyck. J.P. van de Venne. |
*1628. Gravure, tegenover p.576, in: S. Ampzing, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland. A. Rooman, Haarlem. Zie 97. |
1628. Vignet, op de titelpagina, en gravure, tegenover p.100, in: P. Scriverius, Laure-kranz voor Laurens Coster. A. Rooman, Haarlem. Afgebeeld in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 6, 1908, p.266. Er bestaat een tekening voor deze prent, afgebeeld op p.267 van hetzelfde tijdschrift. |
1631. Gildepenning, van Z. Roman, van het boekbinders- en boekdrukkersgilde in Middelburg. Afbeelding en bespreking in: W. Blades, Numismata typographica, London 1883, nr 117. |
1631. Gildepenning, van het boekbinders- en boekdrukkersgilde in Amsterdam. Afbeelding en bespreking in: W. Blades, Numismata typographica, London 1883, nr 102. Volgens J.W. Enschedé een Blaeu-pers. |
1639. Afbeelding, op p.10, in: A. à Burgundia, Mundi lapis lydius sive vanitas per veritatem falsi accusata & convicta. Weduwe J. Cnobbaert, Antwerpen. Zie M. Praz, Studies in seventeenth-century imagery; volume two; a bibliography of emblem books, London 1947, p.32-33, en M. Funck, Le livre belge à gravures, Paris et Bruxelles 1925, p.284 (zetfout 1659 voor 1639). Zie verder het artikel van (H.L.) G(umbert), ‘Boek en drukpers in de emblematische literatuur’, in: Folium 2, 1952, p. 157-166, speciaal p.163; in het Duits in: Festschrift für Walter Krieg, 1951. Een vertaling in het Nederlands met andere houtsneden verscheen in 1643. |
1639. Drukkersmerk, van Amelis Jansz van Paddenburch, Utrecht. Afgebeeld in: G.A. Evers, Gegevens betreffende Utrechtsche Staten-, Stads- en Akademiedrukkers, Utrecht 1930-35, p.6. |
1643. Afbeelding, met bijbehorend gedicht op p.19-25, in: A. à Burgundia, Des wereldts proef-steen ofte de ydelheydt door de waerheyd beschuldight ende overtuyght van valscheydt ... met Neder-landtsche dichten verlicht door Petrus Geschier,... etc. Weduwe en erfgenamen J. Cnobbaert, Antwerpen. Zie de aantekeningen bij de Latijnse uitgave van 1639. Zie verder: A.G.C. de Vries, De Nederlandsche emblemata; geschiedenis en bibliographie tot de achttiende eeuw, Amsterdam 1899, nr 178. |
(1646). Afbeelding, op p.46, in: A. Poirters, Het masker vande wereldt afgetrocken. Weduwe en erfgenamen J. Cnobbaert, Antwerpen. Zie Praz, p.131, en De Vries, nr 185. |
1659. Afbeelding, in: D. de Saavedra Fajardo, Idea principis Christiano-politici 101 symbolis expressa. J. Schipper, Amsterdam. Ook in hetzelfde werk, door J. Janssonius in 1659 uitgegeven. Reproductie in: A catalogue of 212 emblem books offered for sale by J.L. Beijers Utrecht; cat. 83, (Utrecht 1952), nr 158. |
1660 (c.). Vignet, door D. de Bray, Haarlem. Vis Blokhuyzen, Description des estampes ... de Dirk de Bray, nr 108. In: A. van Hulkenroy, Laurier-krans, gevlogten om 't hoofd van Laurens Koster. C. van Teylingen, Haarlem. Er bestaat nog een tweede uitgave van dit boekje, gedrukt door W. van Kessel te Haarlem in 1726, waarvan het vignet eveneens een drukkerij weergeeft. |
1667. Initiaal O, in Aenhang p.2, in: H. Stevin, Wiskonstich philosophisch bedryf. P. de Cro-Y, Haarlem. |
*1694. Prenten, in: J. & C. Luyken, Het menselyk bedryf, Amsterdam. De tweede uitgave in dit jaar, niet met gegraveerde tekst, maar met tekst in boekdruk werd uitgegeven door N. Visscher. Zie: P. van Eeghen en J. Ph. van der Kellen, Het werk van Jan en Casper Luyken, Amsterdam 1905, 2 dln; deel 1, nr 1422 De Boekdrucker, nr 1421 De Papiermaaker, nr 1423 De Plaatdrucker, nr 1424 De Boeckbinder. De collectie Van Eeghen bevindt zich thans in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Ook de afgebeelde tekeningen bevinden zich in deze
|
| |
| |
collectie. Zie Van Eeghen, deel 2, p.797. Zie 130, 131, 133, 134. |
16??-17??. Drukkersmerk, van A. & R. Leers, Rotterdam. Afgebeeld in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 19, marques typographiques nr 1. |
17??. Drukkersmerken, van F. & D.-J. Changuion, Amsterdam. Afgebeeld in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 18, marques typographiques. |
17??. Drukkersmerk, van C. van Lom, Den Haag. Afgebeeld in: Bibliotheca Belgica, deuxième série, tome 19, marques typographiques. |
1711. Vignet, op de titel van: A. de Muncq, Eenzaame bezigheden. J. Lindenberg, Amsterdam. Dit werkje bevindt zich achter in: A. Alewijn, Vermeerderde zede- en harpgezangen. Volgens J.W. Enschedé een Blaeu-pers. |
*1740. Gegraveerde titelpagina en gegraveerd frontispice, bovenaan p.1, in: P. Marchand, Histoire de l'origine et des prémiers progrès de l'imprimerie. Weduwe Le Vier & P. Paupie, Den Haag. Zie 172 en 175. Voor schetsen van Marchand zie 171 en 173. Volgens J.W. Enschedé een Blaeu-pers. |
1755. Portret, van Izaak Enschedé, door C. van Noorde. Haarlem Museum Enschedé. Afgebeeld in: De lettergieterij van Joh. Enschedé en Zonen; gedenkschrift ter gelegenheid van haar honderdvijftig-jarig bestaan op 9 Maart 1893, Haarlem (1893), tegenover de titel. Volgens J.W. Enschedé is de pers, die hierop is afgebeeld een Blaeu-pers. |
1767. Gravure, door Herms. Vinkeles, op de titelpagina in: Epreuve de lettres, fleurons, signes & autres caractères d'imprimerie qui se fondent dans les trois fonderies des frères Ploos van Amstel à Amsterdam. Volgens J.W. Enschedé een Blaeu-pers. |
1770. Afbeelding, tegenover p.179, in: E. Buys, Nieuw en volkomen woordenboek van konsten en weetenschappen, deel 2, Amsterdam. J.W. Enschedé schrijft hierover: ‘deze afbeelding is een copie van die, welke voorkomt in A new and complete dictionary of arts and sciences ... by a society of gentlemen, second edition, London 1764, vol.III, part II, tegenover p.2591. De beschrijvende tekst op p.198 vlg. is een slechte onzaakkundige vertaling van den engelschen tekst p.2591. Dit is te betreuren, omdat dit de oudste nederlandsche beschrijving met afbeelding is’. Zie Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p.266, noot 1. J.W. Enschedé vermeldt in deze noot verder beschrijvingen van de pers van Blaeu zonder afbeeldingen, namelijk in: A.H. Westerhovius, Algemeen kunstwoordenboek der wetenschappen, Leiden 1734, p.262 en in: De burger-boer of land-edelman, zynde een beknopt zakwoordenboek van het buiten-leven, 2de druk, Amsterdam 1766, deel 2, p.434. De bovengenoemde afbeelding toont volgens J.W. Enschedé een Blaeu-pers. |
1788. Vignet, op de titelpagina, in: Proeve van letteren en ornamenten ter drukkerye van Johannes Altheer, ordinaris drukker der Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht; eertyds gebruykt door Willem Jan Reers, ordinaris drukker van Hun Ed. Mog. |
1792. Houtsneden, op. f.O3r (N50) en f.O4r (N51), in: Proeve der drukkerye, nu laatstelijk gebruikt by Cornelis Heyligert ... etc. D. du Mortier & Zoon en J.J. Thyssens, Leiden. |
1794. Houtsnede, op f.D4r, in: Catalogus van eene fraaije party letters ... Erve H.v.d. Putte, Amsterdam. |
|
-
voetnoot1.
-
La première, et la seconde partie des dialogues françois, pour les ieunes enfans; het eerste ende tweede deel van de Françoische t'samensprekinghen, over-gheset in de Nederduytsche spraecke; à Anvers, de l'imprimerie de Christophle Plantin, 1567, p. 234-255. In: (a) J.W. Enschedé, ‘Vlaamsche drukkerswoorden in 1567’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 5, 1907, p. 176-183 (tekst) en p. 184-215 (uitvoerige commentaar); (b) De druckerye; gedeelte uit la première, et la seconde partie des dialogues françois, pour les ieunes enfans; het eerste ende tweede deel van de Françoische t'samensprekinghen, overgheset in de Nederduytsche spraecke; à Anvers, de l'imprimerie de Christophle Plantin MDLXVII, Amsterdam 1925 (uitgave der Lettergieterij ‘Amsterdam’); (c) alleen Franse tekst: M. Sabbe, ‘Christophle Plantin et ses contemporains’, in: Histoire du livre et de l'imprimerie en Belgique des origines à nos jours, III, Bruxelles 1924-25, p. 115-121; (d) met Engelse vertaling: An account of calligraphy & printing in the sixteenth century; from dialogues attributed to Christopher Plantin; printed and published by him at Antwerp, in 1567; French and Flemish text in facsimile; English translation and notes by Ray Nash and foreword by Stanley Morison, Department of Graphic Arts, Harvard College Library, Cambridge (Mass.) 1940. Een afzonderlijke uitgave van de Engelse vertaling met de aantekeningen verscheen onder dezelfde titel bij de Liturgical Arts Society, New York, als vol. 17(11), nr 4, 1949 in: Liturgical Arts, a quarterly devoted to
the arts of the Catholic Church.
-
voetnoot2.
-
Letter-zetters luywagen; of volmaakt formaat-boek: leerende, voor eerst, hoe men alderhande formaat naar den eisch zal moeten overslaan; ook vervolgens, en ten tweeden, aftekeningen van vier diverse letterkassen, zo wel duitsch en romein, als Grieksch en Hebreeuwsch met hare alphabeta; wijders de correctie-tekenen, alle met bijvoeginge van derzelver explicatie; en eindelijk ook de eerste cyffers van ieder blad, of signatuur; alles ten dienste der oeffenaars van de loffelyke kunst boekdrukkery opgesteld door Christiaan Sigismundus Matthaeus, stud: typogr. (de voorrede van dit handschrift is gedateerd 9 maart 1761). Zie: J.W. Enschedé, ‘Een Nederlandsche handleiding voor boekdrukwerk uit 1761’, in: Het Boek 1, 1912, p. 243-256. E. Buys, Nieuw en volkomen woordenboek van konsten en weetenschappen, II, Amsterdam 1770, p. 193-200. P.M. van Cleef Jzn, Handboek ter boefening der boekdrukkunst in Nederland, voorafgegaan van eene beknopte geschiedenis van deze kunst, 's-Gravenhage 1844 (titeluitgave Hilversum, na 1849). Handboekje voor letterzetters en correctors, bevattende algemeene regels omtrent de Nederduitsche taal; onderscheidene woordenlijstjes; Grieksch, Hebreeuwsch en Hoogduitsch alphabeth; afdrukken van onderscheidene letterkasten, als: de verbeterde Nederlandsche, Fransch-Hollandsche, Fransche, Grieksche en Hoogduitshe, benevens beschouwingen over de thans in gebruik zijnde letterkast en proeve eener betere inlegging van deze; door een
letterzetter, Rotterdam 1854. C. Schook, Handboekje voor letterzetters, boekdrukkers en correctors; tweede deeltje, ook tot afzonderlijk gebruik ingerigt, Gorinchem z.j. (na 1854; vervolg op het bovengenoemde Handboekje voor letterzetters en correctors).
-
voetnoot3.
- (A. ter Gunne), Het overslaan van drukvormen gemakkelijk gemaakt, of aanwijzing van het plaatsen der pagina's in de gewone en meeste buitengewone formaten, beginnende met folio en eindigende met 32o; benevens eenige aanmerkingen hierop toepasselijk, Deventer 1843. H. le Blansch, Beknopte en volledige handleiding tot het overslaan van drukvormen, ten gebruike van letterzetters; in vrije navolging verzameld en bewerkt naar het Fransch, 's-Gravenhage 1844.
-
voetnoot4.
- J.W. Enschedé, ‘Houten handpersen in de zestiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 4, 1906, p. 195-215 en 262-277. J.W. Enschedé, ‘De drukpersafbeeldingen in Ampzing en Scriverius 1628’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 6, 1908, p. 265-268.
-
voetnoot5.
- M. Sabbe, ‘De Plantijnsche werkstede; arbeidsregeling, tucht en maatschappelijke voorzorg in de oude Antwerpsche drukkerij’, in: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde, juli 1935, Antwerpen (1935); ook afzonderlijk verschenen.
-
voetnoot6.
- R. de Roover, ‘The business organisation of the Plantin press in the setting of sixteenth century Antwerp’, in: Gedenkboek der Plantin-dagen 1555-1955; internationaal congres voor boekdrukkunst en humanisme, 4-10 september 1955, Antwerpen 1956, p. 230-246.
-
voetnoot7.
- Vooral: R. van der Meulen, Het boek in onze dagen, beschreven en afgebeeld; met 14 kunstbijlagen etc., Leiden 1892. Zie ook: J. de Vries, Wat zijn boeken?, Leiden 1881, speciaal vanaf p. 71.
-
voetnoot8.
- P. de Hoog en L. Melchior, Typografie voor belanghebbenden en belangstellenden op eenvoudige wijze verteld en uitgebeeld, Amsterdam 1948.
-
voetnoot9.
-
Een boekje over het maken van boeken oftewel een leerzame zwerftocht voor beginnende en vergevorderde auteurs langs de veelsoortige perikelen, voetangels & klemmen in de tuin der typografie, Utrecht 1941. L. Levisson, Drukken en drukwerk, ('s-Gravenhage 1927). J. Tschichold, Wat iedereen van drukwerk behoort te weten, Amsterdam 1951 (vertaling door Jan Vermeulen van Was Jedermann vom Buchdruck wissen sollte, Basel 1949). J.C. Winterink, Hoe boeken gemaakt worden; een wandeling door de werkplaatsen der Wereldbibliotheek en een praatje over deze instelling voor volksontwikkeling, tweede druk, Amsterdam en Antwerpen 1950.
-
voetnoot10.
-
Catalogus der bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels te Amsterdam, I-VI, 's-Gravenhage 1920-49.
-
voetnoot11.
-
Centrale catalogus voor de papier-, papierverwerkende en grafische industrie, waarin opgenomen de in Nederlandse bibliotheken aanwezige boeken en tijdschriften op technisch en organisatorisch gebied, Amsterdam 1947.
-
voetnoot12.
- B.W. de Vries, De Nederlandse papiernijverheid in de negentiende eeuw, 's-Gravenhage 1957 (proefschrift Amsterdam). Met uitvoerige literatuuropgave.
-
voetnoot13.
- J. de Iongh, Van Gelder Zonen 1784-1934, Haarlem 1934. Er bestaan twee uitgaven met deze titel. Hier wordt verwezen naar die in folio.
-
voetnoot14.
- (U. Proost), Twee eeuwen Brandt en Proost; een bijdrage tot de geschiedenis van de boekbinderij, de uitgeverij van bijbels en kerkboeken en den papierhandel in Nederland, Amsterdam 1942.
-
voetnoot15.
-
De papierwereld; maandblad voor papier-, papierverwerkende en grafische industrie, Amsterdam, later Haarlem 1946-57.
-
voetnoot1
- Men herkent de drukproef uit de aard der zaak aan de correcties maar over het algemeen komen daarbij ook nog één of meer kenmerken die voor het herkennen van proefdrukken zijn genoemd.
-
voetnoot2
-
Iconologia, of uytbeeldingen des verstands: van Cesare Ripa van Perugien, Ridder van S.S. Mauritius en Lazzaro etc., uyt het Italiaens vertaelt door D.P. Pers, Amstelredam, Dirck Pietersz Pers, 1644, p. 636: ‘Verschooninge des Oversetters’. Zie verder het aardige boekje van Pater B. Kruitwagen OFM, Het zetfoutenduiveltje, ('s-Gravenhage 1948), dat de NV Drukkerij Trio zijn zakenvrienden aanbood. Het is een enigszins gewijzigde herdruk van een artikel in het Kerstnummer 1925 van Het Tarief.
-
voetnoot3
-
Het zetfoutenduiveltje, p. 10-11: Geestelycke oeffeninghen behelsende niet alleenlyck meditatien van d'exercitien van onsen H. Vader Ignatius; maer syne onderwysingen nopende verscheide manieren van bidden, ende verscheyde regelen, om t'onderkennen het ingeven vanden goeden ende den quaden geest; door P. Gislenus Perduyn Priester der Societeyt Jesu; tweeden druck claerder ende lichter om te gebruycken, tot Brussel, by François Foppens, MDCXCIII. (Bibliotheca Catholica Neerlandica impressa 1500-1727, Den Haag 1954, nr 15248; en: A. et A. de Backer SJ, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus; nouvelle édition par C. Sommervogel SJ, Bruxelles et Paris 1890-1909, tome 6 (1895), kol. 490).
-
voetnoot4
- F.P. Wilson, ‘Shakespeare and the New Bibliography’, in: The Bibliographical Society 1892-1942; studies in retrospect, London 1945, p. 76-135.
-
voetnoot5
-
Briefwisseling van Hugo Grotius, uitgegeven door P.C. Molhuysen; I, 1597 17 Augustus 1618 (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 64), Den Haag 1928, nr 21.
-
voetnoot6
- Zie: Het zetfoutenduiveltje van Pater Kruitwagen, onder meer p. 16, 18 en 19.
-
voetnoot7
- Zie Het Boek 2, p. 125, waar sprake is van de Spieghel der zeevaerdt door L.J. Waghenaer, Amsterdam 1584: ‘Aenghesien dat deze twee mannen, den welcken dese boecken toegheschreuen worden namentlijck Adriaen Gerritsz. van Harlem, ende Gouart Willemsz. van Holesloot, seer treffelijcke Stuermannen en Piloten gheweest zijn, soo gheloove ick wel, in dien sy lieden in leuen gheweest hadden, alsmen henlieder schriften hadde willen in drucke laten wtgaen, ende dat sy de selve hadden moghen corrigeren, datmen by hunlieden alsulcke groote fauten niet en soude bevonden hebben. Maer henlieden schriften comende in vreemde handen, so en hebben die hun wtterste beste niet ghedaen, noch oock alle neersticheyt om de selue schriften particulierlijck te laten ouersien ende corrigeren, ende alsoo de selue in een volcomen sin te laten stellen: maer zijn metten lichtsten daer mede door gegaen, ende hebben daer en bouen noch veel plaetsen verdonckert, mits dat sy de selue niet en hebben verstaen, noch oock vande saken vander zeevaert gheen verstant ghehadt en hebben.’
-
voetnoot8
-
Gedichten van P.C. Hooft; volledige uitgave door F.A. Stoett; tweede geheel herziene, opnieuw bewerkte en vermeerderde druk van de uitgave van P. Leendertz Wz., tweede deel, Amsterdam 1900, pagina 157, regel 154.
-
voetnoot9
-
De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven; uit het Latijn vertaald, toegelicht en met aanteekeningen voorzien door A.H. Kan; met een bijdrage van G. Kamphuis, Rotterdam, Antwerpen 1946, p. 19.
-
voetnoot11
- G.H. 's-Gravesande, ‘P.N. van Eyck en de Zilverdistel’, in: Folium 4, 1954, p. 171-188, speciaal 176-178.
-
voetnoot12
- Den Haag KB, Ak.LIX, bruikleen Koninklijke Akademie van Wetenschappen.
-
voetnoot1
-
Aanwyzing der tekenen, die gewoonlyk by het corrigeeren van druk-proeven gebruikt worden; benevens eenige tafelen, inhoudende het eerste getal der bladzyde voor ieder blad van onderscheidene formaaten, Bergen op Zoom 1793. Het boekje is van bijzonder belang omdat er technisch-typografische fouten in worden behandeld. De nieuwe corrector, onderrigtende, hoe, op eene gemakkelijke en voor mingeoefende vatbare manier, druk-proeven te corrigeren; aanwijzende al de teekens, daarbij noodig zijnde; benevens: I, Onderscheiding in de drukletteren; II, Verscheidenheid der zinteekenen; III, Woorden van gelijken klank, doch van onderscheidene beteekenis; IV, Lijst van eenige termen, in de boekdrukkunst gebruikelijk, en V, De wijze hoe men drukvormen moet overslaan, Rotterdam (1819). (A.D. Schinkel), Handleiding tot het corrigeren van drukproeven, benevens eene aanwijzing der meest gebruikelijke lettersoorten, met derzelver Hollandsche benamingen, 's-Gravenhage 1838. P.M. van Cleef Jzn, Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland, voorafgegaan van eene beknopte geschiedenis dezer kunst, 's-Gravenhage 1844 (titeluitgave Hilversum na 1849). C. Schook, Handboekje voor letterzetters, boekdrukkers en correctors; tweede deeltje, ook tot afzonderlijk gebruik ingerigt, Gorinchem (na1854). Dit laatste boekje kan worden beschouwd als een aanvulling op Van Cleef.
-
voetnoot1
- Zie: La première, et la seconde partie des dialogues françois, pour les ieunes enfans; het eerste ende tweede deel van de Françoische t'samensprekinghen, over-gheset etc., Chr. Plantin, Antwerpen 1567, p. 249.
-
voetnoot2
- Zie: P. Bausch, ‘De Nederlandsche stereotypie der achttiende eeuw’, in: Catalogus der tentoonstelling van de ontwikkeling der boekdrukkunst in Nederland, Haarlem 1923, p.35-40. Van Westreenen van Tiellandt, Verslag der naspooringen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der stereotypische drukwijze, gedaan op uitnoodiging van het Gouvernement, 's-Gravenhage 1833.
-
voetnoot3
- A. Corbelijn, Proef; Vlissingen den X van Bloeimaand 1784, p.xiii-xiv.
|