| |
| |
| |
| |
Inleiding
(a) ‘De Copij ter Drukkerij gedaan zijnde, zo stelt de Letterzetter zig voor eene van hout opgeslaagen stelling, welke men een Bok noemt, waar op gesteld wordt een paar Letterkassen.’: 97, 131, 175.
Met deze lakonieke formulering geeft Albert Corbelijn in zijn Beschrijving der boekdrukkerij, die hij als proef in 1784 in Vlissingen drukte, de grondslag aan van de wetenschap van het boek, zowel in typografisch-bibliografisch als in filologisch opzicht. Men moet de eigenschappen van de kopij en de verhouding tussen kopij en druk kennen om inzicht te krijgen in het bedrijf van de drukker, wiens doelstelling immers is: het vermenigvuldigen van een tekst. Ditzelfde inzicht is dus evenzeer nodig voor diegenen die teksten bestuderen uit de periode waarin deze in druk worden uitgegeven.
(b) Een eerste vereiste is dat men de kopij (vijftiende eeuw: 11, 13, 15; zestiende eeuw: 55, 57, 59; zeventiende eeuw: 61, 74, 84, 86, 88, 89, 91, 93, 98, 104, 107, 117, 120, 121, 123, 124, 126, 128, 135, 137, 144, 149, 151, 154, 155; achttiende eeuw: 168, 169, 174, 180, 187, 193; negentiende eeuw: 198, 200, 202, 206; twintigste eeuw: 218) met zekerheid herkent. Het meest betrouwbare kenmerk hiervoor zijn de zg. formaatsignaturen die tot in de tweede helft van de achttiende eeuw regelmatig voorkomen, zowel in geschreven als in gedrukte kopij. Formaatsignaturen worden door de zetter in de kopij aangebracht wanneer hij een pagina heeft voltooid. In de tekst brengt hij dan meestal een streepje of een krasje aan achter het laatste woord dat hij gezet heeft. Soms geeft hij ook nog het woord aan dat in het staartwit als custos gezet moet worden (streep voor custoswoord: 107, 117, 120, 144, 149, 151, 155, 193; custos: 51, 56, 58, 63, 75, 76, 77, 78, 79, 84, 85, 87, 88, 90, 92, 94, 98, 99, 101, 102, 105, 106, 108, 115, 116, 118, 122, 125, 127, 136, 140, 141, 142, 143, 145, 146, 150, 152, 153, 158, 161, 166, 170, 175, 188, 190, 193, 195, 200). In margine wordt vervolgens genoteerd: (a) de katernsignatuur bestaande uit één of meer letters of andere typografische middelen, (b) een getal dat aangeeft, welke pagina uit het gehele werk gezet is. Ook in de oudste kopij die tot nu toe gevonden werd, codices die Ketelaer & De Leempt in 1473 gebruikten, vinden wij reeds formaatsignaturen: 11, 15.
(c) Van formaatsignaturen komen verschillende varianten voor, al naar het gebruiken van enig onderdeel of combinatie (alleen kras of v-teken in de marge: 13 (doordruk van verso), 15, 74, 117, 120, 206; alleen cijfer: 11; alleen letter en cijfer: 55, 59, 93, 121, 144, 149, 151, 168, 169; signatuur bestaande uit twee getallen: 98; volledige signatuur, bestaande uit katernletter, getal en paginacijfer: 55, 84, 86, 88, 91, 104, 107, 117, 154, 155, 193).
Soms kan men de kopij willen ontzien en dat niet alleen door zoveel mogelijk te voorkomen dat deze door inktvingers van de zetter ontsierd wordt. Men volstaat
| |
| |
dan bv. met een op den duur nauwelijks meer waarneembaar krasje: 11, 15, 74, of men krast zonder gebruik van inkt of potlood een volledige formaatsignatuur in het papier, een soort ‘blinde notering’ dus, zoals dat bv. het geval is in de autograaf van P.C. Hooft welke gebruikt werd voor de uitgave van de Rampzaaligheden der verheffinge van den Huize Medicis in de Werken die in 1671 te Amsterdam bij Jacob Lescailje verschenen.Ga naar voetnoot1 Hetzelfde is het geval in de Granida-kopij: 74. In andere gevallen daarentegen werd de nauwkeurigheid doorgevoerd door twee getallen te geven voor het aanduiden van parallelle kolommen.Ga naar voetnoot2 Uniek schijnt een geval uit de zeventiende eeuw te zijn dat wij in deze atlas afbeelden, waarbij aan de signaturen de namen van twee samenwerkende zetters, Jan en Hein, werden toegevoegd: 154, 155. Het is echter de vraag of zij dit zelf deden; mogelijk is de notering afkomstig van de drukker of de meesterknecht die de vóórberekening en de werkverdeling maakte.Ga naar voetnoot3
(d) Formaatsignaturen verdwijnen, zoals werd opgemerkt, in de tweede helft van de achttiende eeuw bijna geheel uit de kopij. Dat kan samenhangen met het veranderen van de kopij, die nu in beginsel altijd gericht is op de behoefte van de zetter en de corrector en daardoor sneller controle mogelijk maakt. Het kan op den duur samenhangen met de verandering van de arbeidsorganisatie waardoor het samenwerken van zetters ophoudt. Een opmerking van Van CleefGa naar voetnoot4 uit de eerste helft van de negentiende eeuw, geeft dit als het ware aan:
‘Is een blad afgezet en moet de zetter er niet op vervolgen, zoo behoort hij, op den kant der kopij, het cijfer van den volgenden hoofdregel en signatuur te plaatsen, en daaronder het woord, waarmede begonnen moet worden, na vooraf een teeken gemaakt te hebben tusschen het laatste en het begonnen woord.’
Harry Carter wijst er echter op, dat dit toch eerder zal samenhangen met de opkomende gewoonte om zetsel in de galei reeds te corrigeren. Zolang er met de hand gezet werd bleven immers zetters samenwerken. Dit laatste wordt inderdaad ook nog bevestigd voor twee en zelfs drie zetters door Van Cleef, zodat volgens Carter het zojuist gegeven citaat betrekking zal hebben op éénmans-werk van geringe omvang.
Toch komen ook later formaatsignaturen nog wel voor. Ze staan bv. nog in een deel van de kopij voor de uitgave van Thet Oera Linda Bôk, die in 1872 bij H. Kuipers
| |
| |
te Leeuwarden verscheen en daar gedrukt werd door J.R. Miedema.Ga naar voetnoot5 In dit geval hebben wij voor het geheel van de uitgave met moeilijke kopij te maken. De tekst moest namelijk parallel gezet worden met een vertaling en bovendien moesten er onder de pagina's nog aantekeningen worden gezet. Het is daarom ook mogelijk, dat de signaturen gediend hebben voor het vergemakkelijken van de opmaak.
(e) Ontbreken formaatsignaturen, dan moeten andere eigenschappen tot het vaststellen van kopij leiden. Dat kunnen vingerafdrukken van de zetter zijn, die vuile handen krijgt als hij met pas gewassen en daardoor nog natte letter zet; het kan ook smoezeligheid zijn als de zetter droge letter in zijn vingers neemt: 55, 98, 117, 120, 121, 123, 124, 126, 128, 144, 147, 149, 151, 154, 155, 193. Maar zulke aanwijzingen zijn wel het minst geschikt, ook al hoeft men ze niet uit te sluiten. Vormt zulke smet echter het enige argument, dan is de conclusie weinig sterk. Men zal er dus andere aanwijzingen bij moeten zoeken, zoals de afdruk in spiegelschrift van een nog natte proef, welke een kopij van Staring (1827) helpt bevestigen: 198.Ga naar voetnoot6 Ook het doorvouwen van kopij, wanneer deze namelijk groter is dan kwarto en ongevouwen niet in het visorium past, kan een aanwijzing zijn. Dat geldt nog eens te meer voor het doorgesneden zijn van een pagina, bv. om de kopij over twee zetters te verdelen: 154, 155, of ten behoeve van de correctie: 206. Bovendien is het voor het vaststellen van kopij van belang te weten, dat er ook andere notities dan formaatsignaturen geplaatst kunnen worden.
(f) Vooral in de incunabelperiode is een drukker, al of niet in samenwerking met een of meer anderen, zeer dikwijls tevens zetter. Dan is de kopijbehandeling nog geen groot probleem. Zodra echter de organisatie ingewikkelder wordt, kunnen er op kopij steeds aanwijzingen voor de zetter voorkomen: 86, 89, 91, 126, 135, 137, 151, 154, 155, 187, 218. In een goed georganiseerd zestiende-eeuws grootbedrijf als dat van Plantijn, gebeurt dit dan ook; in de zeventiende eeuw is het voor elke drukkerij van enige betekenis reeds gewoon. Een zeer goed voorbeeld hiervan is de kopij van Constantijn Huygens, waarbij de in typografische kwesties geïnteresseerde auteur bovendien met de meesterdrukker samenwerkte: 86, 89, 91. Voor cursief: 107, 117, 121, 147, 149, 151, 168, 169, 174, 187, 193, 206, 218; aangeven van een nieuwe alinea: 149. Men vindt dan aanwijzingen, vooral de indeling en de letter betreffende, die het ontwerp bepalen: 86, 89, 91. Een eigen beeld biedt in zulke gevallen gedrukte kopij, bv. die voor Huygens' Otia van 1625: 84, 88, 89, en de kopij voor Starings Nieuwe Gedichten van 1827: 200;Ga naar voetnoot7 zie verder 98, 104, 180, 193, 202.
| |
| |
Natuurlijk kan het voorkomen dat kopij wel gereedgemaakt is voor de druk, maar nimmer in de zetterij is gekomen. Een voorbeeld daarvan vindt men in 180. Vooral bij onderzoek van stukken in het archief van Plantin-Moretus zal men met deze mogelijkheid rekening moeten houden.
(g) In verschillende gevallen kan juist door het plaatsen van een aantal formaatsignaturen het beeld van de kopij verwarrend werken. Dit kan uit de aard der zaak het gevolg zijn van een vergissing, zoals het geval is in het oudste voorbeeld van kopij: 15. Maar vergissingen zijn uitzonderingen. Komt eenzelfde formaatsignatuur meer dan eenmaal voor, dan moet men allereerst rekening houden met twee mogelijkheden: (a) een der signaturen is geplaatst bij de voorberekening of het uittellen van de kopij, verricht door bv. de meester-drukker ten behoeve van het beoordelen van de vereiste hoeveelheid materiaal of van de werkverdeling: 120, 121, 144; (b) bij het zetten is het wenselijk of noodzakelijk gebleken, een andere paginaindeling te maken, waardoor voor een deel van de kopij opnieuw signaturen werden aangebracht: 84, 86, 117. Bovendien zijn er nog andere mogelijkheden, zoals het tweemaal gebruiken van een deel van de kopij voor eenzelfde druk: 151. Het onderzoek naar de verhouding tussen kopij en druk moet hier telkens de beslissing brengen. In dit verband moet echter wel worden opgemerkt, dat er afwijkingen kunnen zijn tussen de kopij en de druk ten aanzien van de indeling zonder dat zulks het plaatsen van nieuwe signaturen meebracht: 144, 149, 206.
(h) De aard van de kopij bepaalt natuurlijk in hoge mate het zetten en eventueel dus ook het resultaat van het drukken. Hoe opvallend nu ook het verschil is tussen geschreven en gedrukte kopij, dit onderscheid behoeft toch niet wezenlijk te zijn, dwz. het behoeft toch niet specifiek bepalend te zijn voor de verhouding van de zetter tot zijn kopij. Dit laatste is wel het geval bij het onderscheid tussen goede en slechte kopij en tussen eenvoudige en moeilijke kopij. Tegen slechte, dwz. slordige en onnodig gecompliceerde kopij wordt reeds vroeg gewaarschuwd en dat terwijl de verhouding tussen auteur en drukker zeer lange tijd wezenlijk anders was dan thans het geval is, nu een auteur die slechte kopij levert, kans loopt een rekening voor extra correctiekosten gepresenteerd te krijgen in mindering op een honorarium. De kwestie komt weer ter sprake, maar hier kan reeds worden opgemerkt, dat een auteur zich tot ver in de negentiende eeuw over het algemeen zeer veel kan veroorloven, terwijl daarentegen de zetter dan veel vrijer met de kopij omgaat dan enig auteur tegenwoordig zou toelaten. Een ingrijpen en overschrijven van de kopij als bij Huygens' ‘Snicken’:91, waardoor ten behoeve van de zetter het ontwerp wordt aangegeven, stelt ons dan ook voor de vraag, wat in zo'n geval de verhouding geweest kan zijn tussen de auteur en de drukker, die hier samenwerkten.
Slechte kopij, bv. 93, 123, 126, 128, 206, 218, maakt het een zetter dikwijls moeilijk. Maar onder moeilijke kopij dient men toch alleen die kopij te verstaan die onvermijdelijk gecompliceerd is, bv. een combinatie van verschillende stukken, zoals 168, 169, waardoor problemen worden geboden die in een goede zetterij
| |
| |
vakkundig opgelost behoren te worden. Slechte kopij die onoverkoombare moeilijkheden opleverde, is die voor de Blondel-uitgave: 135, 137. Berucht was de kopij van Salmasius, waarmee, voor de Elzeviers, Jan de Laet worstelde.Ga naar voetnoot8 Slechte kopij had ook die voor het Arabisch woordenboek van Franciscus Raphelengius: 61, kunnen zijn, als de zorg voor de kopij van de auteur, die in 1597 overleed, niet toevertrouwd had kunnen worden aan een bijzonder deskundige. Wij mogen namelijk aannemen dat Erpenius, zelf Arabicus en tevens niet onervaren op het gebied van de typografie, de druk bezorgde voor Franciscus II Raphelengius. In dit geval laat de vergelijking met de druk zien, hoeveel er deskundig werd opgelost en toegevoegd. Het is echter ook mogelijk dat het handschrift een voorstadium van de definitieve kopij geweest is en alleen gebruikt werd bij de correctie. Het ontbreken van formaatsignaturen, terwijl wel de signaturen van de katernen van de druk zijn aangebracht, zou hiermee verklaard zijn; 61 en 62 kunnen de biblioloog en de filoloog tonen, welke vragen zij samen op te lossen hebben.
(j) Voordat er een boek met losse letters werd gezet en gedrukt, kon men reeds drukken. Er werden bv. houtsneden gedrukt, en misschien ook wel blokboeken. De blokboeken moet men echter niet beschouwen als een overgang tussen codices en incunabelen. Zij vormen een eigen weg naar de oplossing van het reeds lang gestelde probleem der tekstvermenigvuldiging, en een weg die onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden bood. De oplossing om losse letters te gebruiken bleek die wel te bezitten, maar ook het drukken van aldus gevormde teksten is aanvankelijk niets anders dan het op mechanische wijze produceren van een boek, dat vóór dien alleen door de schrijvende hand gemaakt kon worden. Dat bepaalt de verhouding tussen de codex, het geschreven boek, en de oudste incunabelen, een kwestie die bij het ontwerp nog behandeld zal worden. Maar evenzeer is hierdoor nog zeer lang de aard van de kopij bepaald, dwz. van het handschrift in de tijd dat men boeken gedrukt uitgaf; van het handschrift dus dat naar de zetterij gestuurd werd. Zijn de twee voorbeelden van de oudste kopij in deze atlas niets anders dan codices, met de hand geschreven en aldus uitgegeven boeken: 11, 13, 15, het handschrift verliest ook later, als het doelbewust voor de druk bestemd wordt, voorlopig toch niet geheel zijn karakter, of liever: zijn autonoom karakter, als handschrift. De kopij van de Granida: 74, en die van de Baeto: 93, van P.C. Hooft bestaan uit een aantal in elkaar gelegde diplomata, die daardoor één geheel vormen. Zulke kopij kan dus niet uit de zetterij gehaald worden voordat de zetter met de laatste vorm gereed is. Deze eigenschap is daarom in hoge mate bepalend voor het druk-resultaat; er worden hierdoor eigen eisen gesteld aan de correctie. De omstandigheid dat veel kopij van Constantijn Huygens uit losse vellen bestaat: 84, 86, 91, lijkt een vernieuwing, maar moet toch niet beschouwd worden als een voorbeeld van aanpassing aan wensen
van de zijde van de drukker. Het is eenvoudig een gevolg van de werkwijze van de dichter-auteur, die graag op losse vellen schreef. Alleen toevallige omstandigheden konden voor hem aanleiding zijn tot het ontstaan van een handschrift in boekvorm, en soms
| |
| |
deed zich bij de voorbereiding van een van zijn uitgaven de mogelijkheid voor, gedrukte kopij in boekvorm te gebruiken: 88, 89; zie ook: 98, 104.
Het is eigenlijk eerst tegen het einde van de zeventiende eeuw dat een auteur kopij begint aan te passen aan de praktijk van de uitgeverij. Dan vinden wij wel kopij die doelbewust is samengesteld uit losse kwarto blaadjes of kwarto diplomata, die op elkaar gelegd zijn ten behoeve van de zetter: 117, 144, 149, 151, 154, 155. In sommige gevallen is dan de verso-zijde onbeschreven. Maar meestal is dit laatste alleen nog maar het geval om er notities op te kunnen maken; het is dus bestemd voor het gemak van de auteur, niet voor de drukker en zijn medewerkers.
(k) Van groot belang voor de geschiedenis van de typografie is het gedrag van de zetter in zijn verhouding tot de kopij, waardoor onder meer het niveau van zijn ontwikkeling kan worden vastgesteld; van eminent belang is de kennis van deze verhouding voor de filologie. Daardoor kan immers worden vastgesteld in hoeverre een gedrukte tekst representatief is voor soms bijzonder belangrijke details in de vormgeving van een auteur, zoals zijn spelling, tekstindeling, interpunctie.
Vergelijken wij kopij en druk bij Ketelaer & De Leempt: 11-16, dan kunnen wij vaststellen dat de zetter over het algemeen de interpunctie volgt van de codex die zijn kopij is. Verder is hij erop gericht, twee regels van de tekst die in de codex op twee kolommen geschreven is: 11, op één regel te zetten: 12. Dwingend is dat voor hem niet, maar zijn gedrag wordt er wel door beïnvloed en hij zet ook zijn formaatsignaturen telkens aan het begin of het einde van de regel. Om nu bij het zetten precies uit te komen, kan hij gebruik maken van de wisselvormen die hem ter beschikking staan door het afkortingssysteem van de spelling van zijn tijd. Hij kan, hetzij door een afkorting op te lossen, hetzij door er één in afwijking van zijn kopij te maken, een regel naar eigen inzicht uitdrijven en inwinnen. In verschillende gevallen maakt hij inderdaad van die mogelijkheid gebruik, maar toch wordt ten aanzien van zijn spellen in dit opzicht zijn gedrag daardoor niet volledig bepaald. Hij kan namelijk voortdurend zijn eigen gang gaan en bv. zetten: sunt. consideratio, waarbij hij in het eerste woord in afwijking van zijn kopij een n toevoegt en in het tweede een n door gebruik van een afkortingsstreep boven de o, weglaat. Wat hiervan ook de verklaring zij, in ieder geval blijkt uit zijn soms zeer ver doorgevoerde variaties dat hij Latijn kende; aan de hoogte van zijn ontwikkelingsniveau kan niet getwijfeld worden.
(l) De Vondel-kopij: 120, 121, 123, 124, 126, 128, en de drukproef: 115, geven ook een duidelijk beeld van de verhouding, juist omdat Vondel zelf mee corrigeert en zeer gericht is op details van zijn tekst. Een korte lijst van een aantal varianten tussen het handschrift der HerscheppingeGa naar voetnoot9 en het exemplaar van de druk
| |
| |
van 1671 dat ten grondslag heeft gelegen aan de uitgave van de Wereldbibliotheek, laat reeds zien van welke aard deze kunnen zijn. De gevallen waarin een wijziging nodig was om de lengte van de versregel niet te overschrijden, zodat de zetter moest inwinnen, zijn hierbij niet onderscheiden. Ook in dit geval bleef de mogelijkheid om te veranderen immers principieel dezelfde.
Plaats |
Boek |
Vers |
Kopij |
Druk |
A4v |
i |
217 |
krygh smeden |
krijg smeden |
C2r |
i |
556 |
vlught, jaeght |
vlugt, jaegt |
E4r |
ii |
229 |
Winterbeers |
winterbeers |
F1v |
ii |
318 |
zeght |
zegt |
F4v |
ii |
546 |
's menschdoms |
's mensdoms |
P1r |
iv |
531 |
onmooghlyk |
onmooglijk |
R2r |
v |
1 |
Moorenlantsche |
Morenlantse |
R2r |
v |
4 |
kryghsvolx |
krijgsvolx |
V4r |
vi |
3 |
schoon |
eêl |
X4r |
vi |
271 |
quaem |
quam |
2A2r |
vi |
968 |
vlught |
vlugt |
2A4r |
vii |
38 |
vreemden |
vreemde |
2C2v |
vii |
498 |
dootsch |
doots |
2C4v |
vii |
629 |
kryghsvolk |
krijgsvolk |
2D2r |
vii |
727 |
den |
de |
2E1v |
vii |
974 |
roozemont |
rozemont |
2F2r |
viii |
2 |
ter kimme |
ter kim |
2I3r |
viii |
883 |
naer |
na |
2I3r |
viii |
883 |
dienstmaeght |
dienstmaegt |
2K3v |
viii |
1186 |
zyn maegh |
de maegh |
2K4v |
ix |
1 |
vraeghde |
vraegde |
2L1v |
ix |
83 |
druktme, en hoortme |
druktme, hoortme |
2M1r |
ix |
319 |
dootsch |
doots |
2O2r |
ix |
921 |
boschleeuwin |
bosleeuwin |
2P1r |
ix |
1123 |
vroumensch |
vroumens |
2P3r |
x |
85 |
navolghde |
navolgde |
2Q3r |
x |
354 |
scheppen |
scheppen |
2R1v |
x |
514 |
haere |
haer |
2T1r |
x |
1030 |
zwellen |
zwellen |
2V3v |
xi |
384 |
zweegh |
zweeg |
2Y2v |
xi |
855 |
dootsch |
doots |
2Z2v |
xii |
53 |
leght |
legt |
3B4v |
xii |
732 |
wreeken |
wreken |
3C3v |
xiii |
95 |
spreeken |
spreken |
3F1r |
xiii |
712 |
vroumensch |
vroumens |
3G3r |
xiii |
1144 |
queeken |
queken |
| |
| |
(m) Nog een enkel voorbeeld kan laten zien, hoe ver het zelfstandig ingrijpen van de zetter, in dit geval wel van de drukker die aan de zetter een bepaalde opdracht gaf, kon reiken. De drukker-uitgever Willem Jansz Blaeu liet in 1626 twee werken van zijn achterneef P.C. Hooft, namelijk Baeto en Hendrik de Gróte, zetten met in afwijking van de kopij systematisch doorgevoerd gebruik van aksanten om onderscheid te maken tussen twee oo's en enkele andere vocalen, een onderscheid dat de taalbouwers in die tijd kenden,Ga naar voetnoot10 maar dat over het algemeen niet door de zetters in aanmerking werd genomen. In ieder geval staat het vast voor de Baeto, waarvan het handschrift,Ga naar voetnoot11 een autograaf van Hooft, de drukkerskopij geweest is:Ga naar voetnoot12 93; voor de Hendrik de Gróte, waarvan ons wel een eigenhandig handschrift van Hooft,Ga naar voetnoot13 maar niet de drukkerskopij is
overgeleverd, mogen wij hetzelfde aannemen. Het is echter niet alleen deze afwijking van de kopij die ons treft. Een kleine steekproef kan dat reeds demonstreren. Op 13 versregels werden de volgende veranderingen door de zetter gemaakt:
|
Kopij |
Druk |
8 × |
ae |
aa |
8 × |
ij |
y |
3 × |
o |
ó |
2 × |
oo |
óó |
1 × |
volx |
vôlx |
1 × |
soo |
zó |
1 × |
ou |
óu |
3 × |
s |
z |
2 × |
ch |
gh |
2 × |
kapitaal |
onderkast |
1 × |
g |
gh |
1 × |
hejt |
heidt |
1 × |
mijn |
myn' |
Dit zijn 34 spellingveranderingen, die op 116 taalgebruikseenheden werden aangebracht, en hierbij komen dan nog 6 veranderingen op 24 leestekens. Bovendien vinden wij onder deze wijzigingen de verandering van ae in aa, een spellingprobleem dat toen in de kringen van de taalcultuur de volle belangstelling had en waarin
| |
| |
Hooft in zijn autografen pas op 16 september 1641 positie koos door van ae over te gaan tot de aa-spelling.Ga naar voetnoot14
Nu heeft onderzoek van de verhouding tussen kopij en druk bij Hooft in het algemeen aangetoond dat deze niet zelf corrigeerde en, in tegenstelling tot anderen als Vondel en Huygens, geen of maar zeer weinig belangstelling voor het drukresultaat had. Slechts in één geval is van hem een klacht over een slechte uitgave bekend.Ga naar voetnoot15 Dat maakt het echter niet minder opvallend, dat juist in 1626 een spelling systematisch in de drukkerij van Blaeu kon worden aangebracht, en dan nog wel een spelling die zéker de belangstelling van de taalbouwers moest trekken en die bij de uitgave van Hoofts verzameld, zij het bewerkt en geselecteerd, werk in 1636Ga naar voetnoot16 gehandhaafd bleef. De verklaring kan gezocht worden in een klein experiment in de zetterij naar aanleiding van het verwerven van een nieuwe voorraad letter. Blaeu gebruikte in het algemeen een Franse letter, zoals blijkt uit het gebruik van vv voor w, iets wat ook wel vervangen werd door een niet geheel aangepaste w, later door een speciaal voor het type gestoken en daarom wel aangepaste letter: 72, 73. In dit geval zijn de teksten gezet met een Garamond en juist in 1625-26 liet Blaeu, die zelf matrijzen bezat, nieuwe letter aanmaken door de Amsterdamse lettergieter Nicolaes Briot.Ga naar voetnoot17 Mogelijk heeft Blaeu van deze nieuwe partij, die aksanten bevatte, eens een volledig gebruik willen maken. Dit gebeurde dan bij uitzondering, want de zetters gebruikten de aksanten niet graag, daar deze lastig te distribueren waren en derhalve oorzaak konden worden van veel zetfouten. De vertraging die in zulke gevallen ontstond, kwam ten nadele van de zetter zelf.
| |
Bibliografische notitie
Over de behandeling van kopij bestaat in Nederland vrijwel geen literatuur vóór het jaar 1800. Voor de negentiende eeuw zijn wij voor de eisen die aan kopij gesteld worden, ingelicht door technische handboeken als Van CleefGa naar voetnoot1 en voorlichtende literatuur zoals Van der Meulen, Het boek in onze dagen.Ga naar voetnoot2
| |
| |
De hierachter gegeven opgave van bewaard gebleven drukkerskopij geldt voor de kopij vóór 1800. Na deze datum wordt kopij zo dikwijls bewaard, dat men daarvan gemakkelijk voorbeelden kan vinden in de meeste bibliotheken.
De term ‘formaatsignatuur’ werd voor het eerst gebruikt door W. Gs Hellinga in De drukgeschiedenis van het Epitalameon van Jan van der NootGa naar voetnoot3 voor de zettersnotities, waaraan lange tijd slechts weinig aandacht werd geschonken. In 1905 zag Molhuysen in de Geschiedenis der Universiteits-bibliotheek te Leiden de formaatsignaturen nog aan voor door de auteur na de voltooiing van de druk in het handschrift geplaatste tekens.Ga naar voetnoot4 Ook herkende B. Kruitwagen OFM in 1923, niettegenstaande zijn bijzonder grote kennis van het oude boek, de kopij die Ketelaer & De Leempt gebruikten voor de editie van Thomas de Aquino's Tractatus de divinis moribus,Ga naar voetnoot5 nog niet als zodanig, terwijl hij de codex in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek wel van een notitie over de herkomst voorzag. W.W. Greg vestigde in 1924 het eerst de aandacht op deze noteringen van de zetters, in een opstel over ‘An Elizabethan printer and his copy’.Ga naar voetnoot6 L.C. Michels spreekt daarna in de
‘Aantekeningen bij Herscheppinge’Ga naar voetnoot7 over ‘de regelmatig terugkerende strepen met signatuur, overal daar waar in de druk een nieuwe bladzijde aanvangt’.Ga naar voetnoot8
| |
| |
| |
Kopij van uitgaven tot 1800
De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld.
*1473. N. Ketelaer & G. de Leempt, Utrecht. Bernardus Claraevallensis, De consideratione ad Eugenium Papam. CA263. Utrecht UB, Hs. 2C6. Codex, voorzichtig als kopij gebruikt. Zie 11. |
*1473. N. Ketelaer & G. de Leempt, Utrecht. Thomas de Aquino, Tractatus de divinis moribus. CA1669. Utrecht UB, Hs.4G14. Codex, voorzichtig als kopij gebruikt. Zie 13 en 15. |
1583. C. Plantijn, Antwerpen. J.-B. Houwaert, Pegasides pleyn, ende den lust-hof der maeghden: begrepen in sesthien amoreuse poëtelijcke stichtende boecken, ... etc.; poëtelyck gheinventeert, ende rhetorijckelijck ghecomponeert. Antwerpen MPM, M.172. De bijzonder calligrafische kopij is slordig van grote signaturen in rood krijt voorzien. |
*1584. C. Plantijn, Antwerpen. Callimachus Cyrenaeus, Hymni, epigrammata et fragmenta, quoe exstant; et separatim Moschi Syracusii, et Bionis Smyrnaei idyllia; Bonaventura Vulcanii Brugensi interprete; cum annotationibus eiusdem & indice copioso. Leiden UB, Cod. Vulc.8. Incomplete kopij voor de Latijnse tekst van de Hymni, die voor de Griekse tekst ontbreekt. Voor de Idyllia zowel de Latijnse als de Griekse kopij. Leiden UB, Cod. Vulc. 103.I. Kopij van een der gedichten uit het voorwerk van de Hymni, nl. Iani Gruteri ad Bon. Vulcaniam, met de signaturen *14 en *15. Zie ook de opgave van ontwerpen p.115. Zie 55. |
*1586. F. Raphelengius, Leiden. C. Aurelius, Batavia, sive de antiquo veroque eius insuloe quam Rhenus in Hollandia facit situ, descriptione & laudibus; adversus Gerardum Noviomagum, libri duo; ... D. Erasmi Roterodami olim proeceptore; item alia quoe proxima pagella indicabit; Bonaventuroe Vulcanii operâ, nunc primum in lucem edita. Leiden UB, Cod.Vulc.99B. Codex in duodecimo, autograaf, voor de druk met veranderingen in de tekst gereedgemaakt. Formaatsignaturen 100-4G tot 124-12H. Ongewone plaatsing van het cijfer dat de plaats van de pagina in de vorm aangeeft. Zie 57. |
1588. F. Raphelengius, Leiden. Constantinus Porphyrogennetis, De thematibus, sive de agminibus militaribus per imperium Orientale distributis, liber, nunquam antehac editus: ex bibliotheca & versione Bonaventuroe Vulcanii, cum notis eiusdem. Leiden UB, Cod.Vulc.7. Kopij voor de inleiding en de Index nominum ontbreekt. Signaturen, in rood krijt, lopen tot 44-10C. Zie de aantekening over de formaatsignatuur bij de vorige kopij. |
1590. Plantijn, Antwerpen. J. Theophilus, Theologia Germanica; een gulden handtboecxken, cort ende wichtbarich: inhoudende hoemen den ouden mensche moet wtdoen, ende den nieuwen aendoen; eerst wt den Hoogduitsche int Latijn overgeset, ende nu gestelt in de Nederlandtsche sprake deur E.X. Antwerpen MPM, M.173. |
1591. F. Raphelengius, Leiden. Aristoteles, De mundo, Groece: cum duplici interpretatione Latinâ; priore quidem L. Apulei; alterâ verò Guilielmi Budoei; cum scholiis & castigationibus Bonaventuroe Vulcanii tam in Aristotelem, quàm in utrunque eius interpretem; accessit seorsim Gregorii Cypri, Economium maris, Graecè, nunquam antea excusum et Pauli Silentiarii Iambica. Leiden UB, Cod.Vulc.106.II. Kopij van de Praefatio in librum Aristotelis De mundo. Voorbeeld van zeer voorzichtig kopijgebruik: uitgeveegde of alleen ingekraste formaatsignaturen; blijkens streepjes in de kopij werd er vooraf gerekend. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. Leiden UB, Cod. Vulc. 7, f.5-8. Kopij voor Gregorius van Cyprus. Formaatsignaturen 4a-12a in rood krijt. |
*1591. Plantijn, Antwerpen. Publius Ovidius Naso, Metamorphoses, argumentis brevioribus ex luctatio grammatico collectis expositoe una cum vivis singularum transformationem iconibus in oes incisis. Antwerpen MPM, M.257. De kopij voor de inleiding ontbreekt tot A3v, die voor a5v, a6r en v is aanwezig. Zie 59. |
1605. J. Paets, Leiden. Cyrillus Alexandrinus, Adversus anthropomorphitas, liber unus Graecè & Latinè; ejusdem, de incarnatione unigeniti, et, quod unus sit Christus ac Dominus secundum Scripturas, ad Hermiam dialogi duo, nunquam antehac editi, interprete Bonaventura Vulcanio, cum notis eiusdem, quibus epistoloe aliquot Isidori Pelusiotoe & Ioannis Zonoroe, idem quod Cyrillus hisce libris argumentum tractantes; multaque loca ex Cyrilli libris nondum editis sunt inserta. Leiden UB, Cod. Vulc. 10. In twee delen. Kopij voor I, p.49-96, en II, p.1-146. De signaturen zijn voorzichtig aangebracht, ingekrast of met potlood geschreven en later weer uitgewist. |
1612. Ph. Lisaert, Antwerpen. Quintus Horatius Flaccus, Emblemata; imaginibus in oes incisis, notisque illustrata; studio Othonis Vaeni Batovolugdunensis ... auctoris oere & cura. Antwerpen MPM, M.96. Alleen kopij voor Spaanse verzen in deze bundel. De formaatsignaturen bestaan uitsluitend uit strepen. |
*1613. F. Raphelengius, Leiden. F. Raphelengius, Lexicon Arabicum. Amsterdam UB, Hs.IIIE23. Signaturen komen alleen voor waar in de druk een katern begint. Het is daarom mogelijk dat wij hier niet met kopij voor de drukker te maken hebben. Zie Inleiding p. 98. Zie 61. |
*1615. W.J. Blaeu, Amsterdam. P.C. Hooft, Granida, spel. Amsterdam UB, Hs.IIC14d, Cat. 2, nr 279. Zeer voorzichtig gebruikte kopij. Zie 74. |
*1625. A. Meuris, Den Haag. C. Huygens, Otia. Den Haag KB, bruikleen KA Amsterdam, in: XL, XLI, XLVIII, La en Lb, recueils met diverse papieren. Amsterdam UB, 29Am (Sonnet van Laurens Reael), en Vondelmuseum, Vdl.Hs.IA19 (Lofdicht van Vondel). Zie 84, 86, 88, 89, 91. |
*1626. W.J. Blaeu, Amsterdam. P.C. Hooft, Baeto, oft óórsprong der Hóllanderen; treurspel. Den Haag KB, Ak. CLXXIae. Voorzichtig gebruikte kopij. Zie 93. |
1628. A. Rooman, Haarlem. P. Scriverius, Laure-kranz voor Laurens Koster van Haerlem. Achter in: S. Ampzing, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland. Haarlem Stedelijke Bibliotheek, 187D22. Hs. van H. Junius, Batavia, door de zoon van Junius c.1540 vervaardigd en door de vader van aantekeningen voorzien, in 1628 door Scriverius voor het overnemen van een citaat in de inleiding van de Laure-Kranz aan de drukkerij uitgeleend, waarbij het als kopij formaatsignaturen kreeg in één katern. De kopij is voorzichtig gebruikt. |
*1630. Plantijn, Antwerpen. Officium passionis Iesu Christi. Antwerpen MPM, Arch.1218. Gedrukte kopij in twee kleuren, hier en daar met strookjes overplakt waar- |
| |
| |
op, eveneens in twee kleuren, aanvullingen en verbeteringen zijn aangebracht; formaatsignaturen in inkt. De kopij is niet compleet. Zie 98. |
*1637. P.A. van Ravensteyn, Leiden. Biblia (Statenvertaling). Den Haag, Oud Synodaal Archief. Zie H.Q. Janssen, Catalogus van het Oud Synodaal Archief, 's-Gravenhage 1878. Gedrukte kopij voor de hele bijbel; zorgvuldige formaatsignaturen in inkt. Zie ook de opgaven van ontwerpen p. 115 en drukproeven p. 151. Zie 104. |
*1641. B. & A. Elzevier, Leiden. (C. Huygens), Gebruyck of ongebruyck van 't orgel inde kercken der Vereenighde Nederlanden. Den Haag KB, Ak.XLVIII. De gehele kopij is aanwezig. Zie 107. |
*1650. J. Blaeu, Amsterdam. S. Episcopius, Opera theologica; quorum catalogum versa pagina exhibet. Amsterdam UB, Hs.IIID25c. Bovenaan de eerste pagina van de kopij staat: ‘men moet beginnen met een nieuwe bladt’. De kolommen zijn in de kopij met een afzonderlijke signatuur (een streep met cirkel) aangegeven. Amsterdam UB, Hs.IIIF23.2. Praelectiones theologicae. Gedeelte van de kopij voor pars II. Amsterdam UB, Hs.IIIF23.1. Responsio ad questiones theol. Gedeelte van de kopij voor pars III. In het begin van de kopij zijn in de formaatsignaturen niet drie, maar vier A's geschreven. Zie 117. |
1654. J. Blaeu, Amsterdam. P.C. Hooft, Vervolgh der Neederlandsche historien, seedert het overlyden van prins Willem, tot het einde der landtvoogdyschap des graaven van Leicester. Amsterdam UB, Hs.IIC9, Cat. 2, nr 929, f.1-384. Kopij voor p. 149-333, voorzichtig gebruikt. |
1662. J.C. van der Gracht, Amsterdam. (P. de la Court), Interest van Hollandt, ofte gronden van Hollandtswelvaren, aangewezen door V(an)D(en)H(ove). Den Haag KB, Hs.73B17. De formaatsignaturen zijn verplaatst, omdat oorspronkelijk geen rekening gehouden werd met de titelpagina. Zie J.H. Kernkamp, ‘Pieter de la Court, zijn aansprakelijkheid voor het Interest van Holland en de Polityke discoursen’, in: Het Boek 22, 1933-34, p. 191-196. |
1669. s.n., Antwerpen. A. Bourignon, La lumière née en tenèbres, qui incite tous les hommes de bonne volonté d'ouvrir les yeux de leurs entendements pour la conoître ... etc. Amsterdam UB, Hs.IIIA31a. Incompleet; alleen de kopij voor het voorwerk en de tweede brief; de formaatsignaturen lopen tot A12. Op f.29r de aantekening: ‘hier moeten noch de Register volgen uit de letter K en L die uit de copey of gedruckte blad moeten abgenommen worden’. Hs.IIIA31b bevat kopij voor het derde deel. |
1671. J. Lescailje, Amsterdam. P.C. Hooft, Werken, ten deele nooit te vooren gedrukt. Amsterdam UB, Hs.IIC12, Cat. 2, nr 278a en c. Hs. van Tacitus Jaerboeken; Verheffinge van den huyze Medicis. Voorzichtig gebruikte kopij. |
*1671. D. Bakkamude, voor de weduwe van A. de Wees, Amsterdam. J. van Vondel, Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge. Den Haag KB, Ak.LIX, 3 banden. Alleen de proza-kopij, waarmee ieder boek aanvangt, ontbreekt. Zie 120, 121, 123, 124, 126, 128. |
*1675. (F. Lamminga & P. Warnaer, Amsterdam). D. Blondel, Animadversiones in annal. Baronii. Amsterdam UB, Hs.IIB14, Cat.2, nr 625. Alleen de zg. ‘nette copye’ voor enkele pagina's is overgebleven. Zie ook de opgave van proefdrukken p. 143 en drukproeven p. 151. Zie 135, 137. |
(1677). s.n., s.l C.Huygens, Epithalamium Guilielmi Henrici Arausii et Marioe Eboracensis regiorum principum. Den Haag KB, Ak.XLIIIc.i.21. Zie ook de opgave van proefdrukken p. 143 en drukproeven p. 151. |
1678. Elzevier, Amsterdam. C. Velleius Paterculus, Quae supersunt; Nicolaus Heinsius Dan. F. recensuit, & castigationum libellum addidit. Leiden UB, Cod.Burm.11. Moeilijke kopij. Zie ook de opgave van drukproeven p. 151. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'aveuglement des hommes de maintenant ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG7e,f.Kopij(e) bevat de Première partie; enkele pagina's zijn voor de werkverdeling doorgesneden. Kopij(f)bevat de Seconde partie. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Bijvoeghsel tot het tractaet Getuigenis der waarheit; behelsende 30 getuigenissen waarvan 26 notarialijk met eede bevestigt zijn ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG4a. Deze kopij heeft op f.335 de nota: ‘afgedrukt door de wed.e Boetmans in de maant July 1679 geeindigt’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1679-81. P. Arents (& J. Rieuwerts), Amsterdam. A. Bourignon, Het licht des weerelds, in een seer waerachtig verhael van eene pellegrimme, ... na 't eeuwig land reisende; aen den dagh gebragt door Christiaen de Cort, 3 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA28a en VG5a. Het eerstgenoemde handschrift bevat de kopij voor het tweede deel compleet; een notitie op een bijgevoegd briefje luidt: ‘Afgedruckte Copie het 2o deel Licht des werelds door Boeteman in de week voor Pinxteren’. Het tweede handschrift bevat de volledige kopij voor het derde deel; op het omslag staat de aantekening: ‘afgedruckte Copey’; op f.2v staat de aantekening: ‘Het voorste deel van dese Copie is aan Coenradus gegeven om met onse nieuwe Letter te beginnen; en de Rest, of het achterste gedeelte is noch in handen van Doctor Schrader, om te Collationeren’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das Liecht scheinend in der Finsternüsz; welches alle Menschen gutes Willens anreitzet, die Augen ihres Geistes zu öffnen, solches zu erkennen; mitgetheilet in unterschiedliche Brieffe, welche Herr Christian Hoburg ... in Hochteutscher Sprache übergesetzt, 2 dln. Amsterdam UB, Hs.VG1d. Kopij voor het eerste deel. Formaatsignaturen in rood krijt en potlood; de bladen zijn met rood krijt gefolieerd; bijgevoegde notitie: ‘Erste Theil Liecht in der Finsternüsz durch ... C. Coenradus abgdruckt in Juny 1679’. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, La pierre de touche; pour conoîstre l'or de la vraye charité ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG10b. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
*1679-81-82. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Le renouvellement de l'esprit évangelique ... etc., 3 dln. Amsterdam UB, Hs. VG9b. De formaatsignaturen zijn in rood krijt; voorberekening in de kopij. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. Zie 149. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, De vernieuwing van den evangelischen geest; eerste deel. Amsterdam UB, Hs.VG7a. Op een bijgevoegd strookje de aantekening: ‘afgedrukt door Boeteman in 't laatst van Ano 1678’. Doorgesneden kopij. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Wunderwehrtes Tractat; der wahren krafft-Tugend; welche nicht
|
| |
| |
bekant ist bey den itzigen Menschen; ... aus dem Originalfrantzösischem übergesetzt, 2 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA27c en VG2a. In Hs.IIIA27c staat een dubbel stel signaturen in inkt en in rood krijt; M6-182 is de laatste signatuur in inkt; de signaturen in rood krijt geven de overgangen van de pagina's aan. De folia 22, 40, 44 en 62 zijn doorgesneden. In Hs.VG2a staat op een bijgelegd briefje: ‘afgedrukt door Christoffel Coenradus in de Maant Juny 1679’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1680. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Den Anti-Christ ontdekt; het welk vertoont den gevaarlijken tijd waar in wy leven; en hoe dat den duivel de heerschappye heeft over de geesten der menschen; ... etc., 3 dln. Amsterdam UB, Hs.VG6b. De kopij is niet compleet. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1680. J. Rieuwerts, Amsterdam. A. Bourignon, Het getuigenis der waarheit, tot vernietiging der leugens en valsche beschuldigingen, dewelke uitgestrooyt zijn onder den naam van Johan Berckendael, ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG4a. Doorgesneden kopij met voorin een briefje, aan de drukker Boeteman. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1680. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Der neue Himmel und die neue Erde; darin verfasset seyn unerhörte Wunder ... usw.; erster Theil; aus dem französischem Manuscripto verteuscht. Amsterdam UB, Hs.VG2e. Op p.22 van de kopij staat de aantekening: ‘NB Das Errata musz stehn nach dem Register vor das buch selbst’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1681. Wed. J. van Someren, A. Wolfgangk, H. & D. Boom, Amsterdam. H. de Groot, Nederlandtsche jaerboeken en historien, sedert het jaer MDLV tot het jaer MDCIX; met de belegering der stadt Grol en den aenkleven des jaers MDCXXVII; als ook het tractaet van de Batavische nu Hollandtsche republyk en de vrye zeevaert, met aenteeckeningen: voorts met het leven des schrijvers, twee volkomen registers, en veele koopere platen verciert; alles vertaelt door Joan Goris. Ter Meulen & Diermanse nr 749. Amsterdam UB, Vondelmuseum, Vdl.Hs.IIIQ en IIIQ2. Twee bladen folio; kopij voor: A. Roemer, Aen den Hooghgeleerden Heere Hugo de Groot, één blad, op beide zijden beschreven, formaatsignatuur *****3 (5*1v en 5*2r in de druk); en: A. Roemer, Carmen ad Hugonem Grotium, per ipsum è Belgico Latinè redditùm, één blad, op recto beschreven, genummerd 14, formaatsignatuur *****4 (5*2r en 5*2v in de druk). Deze kopij is door Ter Meulen & Diermanse opgenomen onder nr 318. |
*1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'antechrist découvert; qui montre le temps dangereux auquel nous vivons maintenant; & comment le Diable a le domaine sur les esprits des hommes; qu'il se fait adorer comme s'il étoit Dieu, & gaigne à soy les bien-intentionnés sous apparence de vertu & devotion; ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG10a. Kopij voor de drie delen. Bij de kopij een strookje (blinddruk) met de aantekening: ‘l'Impression chez Boeteman 1681’. Uit het derde deel ontbreekt f.110; tot E2-66 van deel 1 zijn de formaatsignaturen in inkt, daarna in rood krijt geschreven. In de kopij wordt geteld; het voorwerk werd aanvankelijk voor een groter corps berekend dan tenslotte gebruikt is. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. Zie 144. |
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Die Erneuerung des evangelischen Geistes, 3 dln. Amsterdam UB, Hs.VG1b en c. Kopij voor dln 1 en 3. Amsterdam UB, Hs.IIIA27a. Kopij voor het tweede deel. De aanwijzingen zijn in het Duits geschreven; de formaatsignaturen zijn met inkt, potlood en rood krijt aangebracht. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das Liecht der Welt, in unterschiedlichen wahrhaftigen Erzehlungen, die wohl würdig seind, von allen denen die noch einiger massen ihre Säligkeit zu befördern trachten, nachgelesen, ja recht verstanden und begriffen zu werden, ... usw.; in drei Teilen an dieses Tagelicht gebracht durch Christian de Cort. Amsterdam UB, Hs.VG2d. Kopij voor het eerste deel. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1681. J. Rieuwerts, Amsterdam. A. Bourignon, De vernieuwing van den evangelischen geest, of nieuw-jaarsgifte aan de kinderen Gods; tweede deel. Amsterdam UB, Hs.VG7b. Op een bijgevoegd blaadje de aantekening: ‘Copie der Evange. Geest 2e Deel, door Dirk Boeteman in 't begin van Ano 1681’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115, (1679). |
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, De heilige verrekyker; waar door men kan sien, in wat stant dat alle menschen in 't gemeen ten aansien harer eeuwige zaligheit zijn ... etc.; getrouwelijk uit het Franse eigenhandig schrift, in Nederduits vertaalt. Amsterdam UB, Hs.IIIA31d. Op f.fv staat met betrekking tot de sprekende hoofdregel de aantekening: ‘Op d'Even page boven aan moet altoos staan, Heijlige Verrekijker, soo lang als het Tractaat duurt. En boven d'Oneven pages, de Titels of spreuken die in de Copie hier en daar geschreven staan, met een starretje, en ook een starretje by het versgetal daar soodanige materie aanvangt’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115. |
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'appel de Dieu et le refus des hommes. Amsterdam UB, Hs.VG8a. Kopij voor het eerste deel; met vage streepjes, waarschijnlijk voor voorberekening. Na f.44v een stukje gedrukte kopij met de formaatsignatuur H113. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das Grab der falschen Theologie, ausgerottet durch die wahre so von dem H. Geist hergekommen ist, 4 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA30. Kopij van alle vier delen met formaatsignaturen in rood krijt en potlood; deel III, f.84 is doorgesneden. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Le témoignage de vérité, opposé aux faussetés & aux mensonges publiés pour détourner les hommes des lumières salutaires par deux libelles ... etc. 2 dln. Amsterdam UB, Hs. VG5b en c en IIIA28b. Formaatsignaturen in inkt en rood krijt. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, De vernieuwing van den evangelischen geest; derde en laatste deel. Amsterdam UB, Hs.VG7c. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 115,(1679). |
*1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, La sainte visière; avec laquelle on peut voir en quel état sont tous les hommes en général au regard de leur salut éternel ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG8d. Op 1r de aantekening: ‘Imprimée lan 1681 par D. Boeteman’. Formaatsignaturen in rood krijt en inkt. Een deel van de kopij werd twee keer gebruikt. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. Zie 151. |
| |
| |
1682. L. Strik, Franeker. J. van Vondel, Poëzy of verscheide gedichten, op een nieu by een vergadert, en met veele ook voorheen nooit gedrukte dichten vermeerdert: mitsgaders een aanleidinge ter Nederduitsche dichtkunste en het leven des dichters. Amsterdam UB, Vondelmuseum, Hs.IA2 en IA14; facs. portef.doss. Aa27 en Aa35. Vier bladen in folio van de kopij. Op het eerste stuk (Unger, Bibliographie Hs.25) staan formaatsignaturen voor p.132-134. Op het tweede (Unger Hs.60) voor de p.300-301. De eerste van de twee genoemde facsimilés (Unger Hs.45) bevat kopij voor p.779, de tweede (Unger Hs.59) kopij voor p.404-405. |
1683. H. Wetstein, Amsterdam. (P. Poiret), Kempis commun ou les quatres livres de l'imitation de Jesus-Christ, partie traduits, partie paraphrases, selon le sens intérieur & mistique, pour l'édification commune de tous les Chrêtiens qui désirent de s'avancer dans le solide de la pitié. Amsterdam UB, Hs.IIIG13. In het voorwoord zijn de formaatsignaturen uitsluitend cijfers. Op p.5 de aantekening: ‘Die prefatie moet met garmont wesen gelijk als de boeck selvs’. Formaatsignaturen in rood krijt en potlood. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'appel de Dieu et le refus des hommes; seconde partie. Amsterdam UB, Hs.VG8b. Op f.18v en 19 de aantekening: ‘dat moet men niet druken’. Op f.30 en f.33 de aantekening: ‘geen cursiv’. Op f.1r, na f.98, de aantekening: ‘Nota: dit × beduit een uitgang’, en: ‘Nota: dit moet met een nieuwe pagie beginnen als O02, of O03, of O04 &c.’. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Avis et instructions salutaires; à toutes sortes de personnes, & sur toutes sortes matières, divines, morales, de théorie, de pratique & de conscience, recoeillis de lettres de feu Mad.lle Antoinette Bourignon. Amsterdam UB, Hs.VG11. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Les persécutions du Juste ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG9c. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'étoile du matin ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG8f. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das heilige Perspectiv, dadurch man sehen kan in welchem Zustande sich alle Menschen ins gemein, was ihre ewige Säligkeit betrift, befinden ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG1a. Doorgesneden kopij; de formaatsignaturen in inkt en rood krijt. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
*1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Der entdeckte Widerkrist, 3 dln; uit het Frans vert. Amsterdam UB, Hs.VG2b,c. Kopij voor het tweede en derde deel. Doorgesneden kopij. Op de pagina's 24v en 25r van deel 3 staat bij de formaatsignaturen de naam Jan, op de pagina's 26r en 30r de naam Hein. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. Zie 154 en 155. |
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam.(P.Poiret), Das Leben der Jungfrau Antoinette Bourignon; theils durch sie selbst, theils durch einen von ihren Bekandten geschrieben, ... etc. Amsterdam UB, Hs.IIIG12 (a-d). Onvolledige kopij; folia 4, 82 en 126 zijn doorgesneden; er is in de kopij gerekend. In (d) ligt de aantekening: ‘Nota bene. Dieses moet tot het einde van de weerk en register, staan, op twee pagie octave, die men afsnijden könne en in 't anvang van het werck gelyk als een kleene prefatie, by leggen. Darom moet de register, ende vielleicht dit bericht, met gaarmond wesen, soo 't anders geen plaats is voor grooter letter’. |
1687. J. van den Hoeve, Gouda. P. à Limborch, De veritate religionis christianoe amica collatio cum erudito Judoeo. Amsterdam UB, Hs.IIIE3.83. Kopij voor de pagina's 346-364 in de druk, formaatsignaturen in inkt. |
1701. Petrus van der Aa, Leiden. J. Meursius, Thesaurus Graecarum antiquitatum, contextus & designatus ab Jacobo Gronovio; volumen decimum, volumen undecimum. Amsterdam UB, Hs.IIIG6. Deels geschreven, deels gedrukte kopij; de gedrukte kopij is een enkele maal doorgesneden voor de werkverdeling; aangezien iedere kolom apart genummerd is, is voor elk een aparte formaatsignatuur aangebracht. |
1703. Petrus van der Aa, Leiden. D. Erasmus, Opera omnia emendatiora et auctiora, ad optimas editiones, praecipue quas ipse Erasmus postremo curavit, summa fide exacta, doctorumque virorum notis illustrata; tomus tertius; qui complectitur epistolas, pluribus quam ccccxxv, ab Erasmo, aut ad Erasmum scriptis auctiores, ordine temporum nunc primùm dispositas, multò quàm unquam antea imaginibus ornatoe ... etc. Deventer Athenaeumbibliotheek, 101G6, en 's-Hertogenbosch Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, nr 197. Formaatsignaturen in rood krijt en aantekeningen in inkt. Zie: A.A.J. Karthon Pr, ‘Het verloren Erasmiaansch handschrift van P. Scriverius teruggevonden in 's-Hertogenbosch’, in: Het Boek 5, 1916, p.113-129; afb. op p.115, 126, 127. |
1721. Wetstein, Amsterdam. P. Poiret, Posthuma; I. soctanismus repressus, sive epistola de vera deitate et oeterna generatione Jesu Christi, ... etc. Amsterdam UB, Hs.IIIG39g. Formaatsignaturen in inkt. |
*1731. R. & J. Wetstein & W. Smith, Amsterdam. J. Clericus, Veteris Testamenti libri hagiographi, Jobus, Davidis Psalmi, Salomonis Proverbia, Concionatrix & Canticum Canticorum; ... etc. Amsterdam UB, Hs. IIIG34a-l. Incompleet. De kopij is gesplitst en elk der onderdelen is op een apart blad geschreven. Zie 168 en 169. |
1735. J. Néaulme, Den Haag. P. Bergeron, Voyages faits principalement en Asie dans les xii, xiii, xiv, et xv siècles, par Benjamin Tudele, Jean du Plan-Carpin, ... etc. Leiden UB, Cod. March.28, nr 93. Alleen de kopij van het Avertissement. Zie ook de opgave van ontwerpen p. 116. |
1738. P. Paupie, Den Haag. Histoire des révolutions, de l'île de Corse, et de l'élévation de Théodore I sur le trône de cet état, tirée de mémoires tant secrets que publics. Leiden UB, Cod. March.52, nr 139. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
1740. s.n., Den Haag. De Brabantome, Oeuvres; nouvelle édition, considérablement augmentée, & accompagnée de remarques historiques & critiques; tome premier, contenant les vies des dames illustres françoises et étrangères. Leiden UB, Cod. March.28, nr 45. Alleen de kopij voor het Avertissement de l'éditeur. Geen formaatsignaturen. |
*1740. Wed. C. le Vier & P. Paupie, Den Haag. (P. Marchand), Histoire de l'origine et des prémiers progrès de l'imprimerie. Leiden UB, Cod. March.24b Kopij, niet compleet. Van deze druk zijn ook de koperplaten en houtblokken bewaard onder de signatuur 24d. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. Zie 174. |
1740. Wed. C. le Vier, Den Haag. Histoire universelle des systèmes de philosophie, tant anciens que modernes, touchant l'origine et la création du monde; traduite de l'Anglois. Leiden UB, Cod. March. 28, nr 41-42 en 44. Alleen de kopij
|
| |
| |
voor het Avertissement en de Introduction. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
1740. Wed. C. le Vier, Den Haag. Matanasiana ou mémoires littéraires, historiques, et critiques, du docteur Matanasius, S.D.L.R.G.; tome premier. Leiden UB, Cod.March.28, nr 47. Alleen de kopij voor het Avertissement du libraire. Zie ook de opgaven van ontwerpen p. 116 en proefdrukken p.143. |
1741. A. Moetjens, Den Haag. Voltaire (F.M. Arouet), Remarques d'un seigneur polonois sur l'histoire de Chales XII, roi de Suède. Leiden UB, Cod.March.28, nr 25-26. Alleen de kopij voor de Préface de l'éditeur. Zie ook de opgave van proefdrukken p.143. |
1742. A. Moetjens, Den Haag. F. Villon, Oeuvres, avec les remarques de diverses personnes. Leiden UB, Cod.March.31. Kopij voor het voorwoord door F. Formey. Kopij voor de Remarques. Kopij voor de Mémoires touchant Villon. Kopij voor de Avis de l'éditeur des oeuvres de Villon. Fragmenten van de gedrukte kopij voor dit werk ook in Cod.March.15a. Zie ook de opgaven van ontwerpen p.116, proefdrukken p.144, en drukproeven p.151. |
1743. J.-M. Husson, Den Haag. J.A. Nordberg, Histoire de Charles XII, roi de Suède, traduite de Suédois; en IV volumes in quarto, enrichis de médailles, de cartes géographiques, de vignetes, de culs-de-lampe, & surtout d'un beau portrait historié du prince. Leiden UB, Cod.March.52, nrs 120, 121. Kopij voor een Projet de souscription. |
1743. A. Moetjens, Den Haag. (F.X.) D'Oliveyra, Mémoires historiques, politiques, et litéraires, concernant le Portugal, et toutes ses dépendances; avec la bibliothèque des écrivains et des historiens de ces états. Leiden UB, Cod.March.28, nr 27. Alleen de kopij voor de inleiding. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
*1745. J. Enschedé, Haarlem. Levensloop van Hemme Hayen, op begeeren van eenige vrinden door hem verhaalt, en door de zelven aldus opgeschreeven, den 10 Mey, Ao. 1689. Haarlem Museum Enschedé (signatuur in bewerking). Gedrukte kopij uit 1714, voor een tweede druk gereedgemaakt, maar er niet voor gebruikt. Zie 180. |
1747. J. Néaulme, Den Haag. M. de Béthune, Histoire de Henri le Grand, roi de France et de Navarre; composée sous le titre de mémoires d'oeconomies, d'état & c.; mais, réduite en corps d'histoire; traduite, pour ainsi dire, en François; & accompagnée de remarques historiques et politiques, également importantes & nécessaires; par M.L.D.L.D.L. en II volumes in quarto. Leiden UB, Cod.March.52, stuk 43. Kopij van het Projet de souscription. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116 en proefdrukken p.144. |
1747. J. Néaulme, Den Haag. Fénélon, Directions pour la conscience d'un roi, composées pour l'instruction de Louis de France, duc de Bourgogne, par messire François de Salignac de la Mothe-Fénélon. Leiden UB, Cod.March.28, nr 33 en Cod.March.64. Kopij voor het hele boekje met enige bijgevoegde brieven van Néaulme. Zie ook de opgave van ontwerpen p.116. |
*1765. J. Enschedé & J. Bosch, Haarlem. G.W. van Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en haare geschiedenissen; eerste deel. Haarlem Gemeentearchief, Hs.102. Zie ook de opgave van proefdrukken p.144 en drukproeven p.151. Zie 187. |
*1779. Plantijn, Antwerpen. Canones, et decreta sacrosancti oecomenici, et generalis concilii Tridentini; sub Paulo iii, Iulio iii, Pio iii, pontificibus max. celebrati, iuxta exemplar authenticum Romae M.D.LXIIII. editum. Antwerpen MPM, M.33. Zowel geschreven als gedrukte kopij, in grote wanorde. Zie de opgave van ontwerpen p.116. Zie 193. |
|
-
voetnoot1
- P. Leendertz Jr, Bibliographie der werken van P.C. Hooft; bijdragen tot eene Nederlandsche bibliographie uitgegeven door het Frederik Muller-Fonds, vijfde deel, 's-Gravenhage 1931, nr 1.
-
voetnoot2
- Zo in Joannes Meursius' kopij voor bv. Theseus sive de ejus vita gestis, uitgegeven in: Thesaurus Groecarum antiquitatum contextus & designatus ab Jacobo Gronovio; volumen decimum etc., Lugduni Batavorum apud Petrum van der Aa, 1701, p. 480-567. De gedrukte kopij bevindt zich onder de signatuur IIIG6 Hs., in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Een formaatsignatuur heeft daar bijvoorbeeld de notitie: Mm5-521/522.
-
voetnoot3
- Zie P.M. van Cleef Jzn, Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland, 's-Gravenhage 1844, p. 152: ‘[De meesterknecht] behoort na te gaan, hoe veel [de kopij] afgezet zijnde, zal bedragen, hetwelk zich gemakkelijk laat
berekenen.’
-
voetnoot4
- Zie Van Cleef, Handboek, p. 69, maar ook 178 over samenwerken van zetters. De opmerking van Harry Carter werd door hem bij de eerste correctie gemaakt.
-
voetnoot5
- Aanwezig in de Provinciale Bibliotheek van Friesland (geen signatuur). Zie J.J. Kalma, Thet oera linda bôk; bibliografie van gedrukte stukken en overzicht van de verzameling brieven, handschriften, portretten enz., aanwezig op de Provinciale Bibliotheek van Friesland en bij het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde te Leeuwarden, Leeuwarden 1956. Het handschrift aldaar onder nommer C10.
-
voetnoot6
- J.M. de Vries, Teksten en varianten van A.C.W. Staring; proeve van onderzoek naar en uitgave van een keuze uit de gedichten met varianten van A.C.W. Staring van den Wildenborch, Zwolle 1958 (Zwolse drukken en herdrukken 35), p. 21-23, speciaal p. 22, nr 7 en p. 23 sub (b). Mej. De Vries deelt op p. 21 mede dat hier geen sprake is van kopij, zonder dat voor deze bewering doorslaggevende argumenten zijn aangevoerd.
-
voetnoot7
- Als aantekening 6, p. 16; B1 Handex., NG1827.
-
voetnoot9
-
De werken van Vondel; volledige en geïllustreerde tekstuitgave in tien delen, Amsterdam 1927-37, deel 7 (1934) en deel 8 (1935). De gegevens zijn ontleend aan een onderzoek dat verricht werd door een groep studenten-neerlandici aan de Universiteit van Amsterdam en berusten mede op de aantekeningen van L.C. Michels en de oudere aantekeningen van B. Huydecoper in diens Proeve van taal- en dichtkunde.
-
voetnoot10
- W.Gs Hellinga, De opbouw van de algemeen beschaafde uitspraak van het Nederlands, 1938 (proefschrift Amsterdam), p. 254-257. W.J.H. Caron, Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatici, 1947 (proefschrift VU, Amsterdam), p. 49-54. Zie B. van den Berg, ‘Naar aanleiding van de o's van P.C. Hooft’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 75, 1957, p. 181-198, die het taalmateriaal ordent, maar de hem verstrekte bibliografische en bibliologische inlichtingen niet begrepen heeft.
-
voetnoot11
- Handschrift Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, CLXXIae, thans berustende in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
-
voetnoot12
- W.Gs Hellinga, ‘De nieuwe P.C. Hoofteditie; over winst en verlies,’ in: Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, VIII, 1954, p. 54, noot 14.
-
voetnoot13
- P.C. Hooft, Hendrik de Gróte; handschrift Universiteitsbibliotheek Amsterdam, IIC10, Cat. Hss. 2, nr 277.
-
voetnoot14
- W.Gs Hellinga, ‘Strijd om de heldere AA’, in: Tijdschrift voor taal en letteren, 1940, p.123-141. Gedichten van P.C. Hooft, ed. Leendertz-Stoett, I, Amsterdam 1899, inleiding p. xlvii.
-
voetnoot15
- Namelijk over de uitgave van Hendrik de Gróte, bij Hans Passchiers van Wesbusch, Haarlem 1636 (Leendertz, Bibliographie 116). Zie: (J. van Vloten), P.C. Hoofts brieven; III, 1634-1640, Leiden 1857, nr 684: ‘Aen den Ridder Joachim van Wikkevoort, tot Paris’, gedateerd ‘Amsterdam, 27en in bloejmaent des jaers 1638’.
-
voetnoot16
- Leendertz, Bibliographie 3: Gedichten van den Heere Pieter C. Hooft, Drost te Muyden, Baljuw van Goeylandt, &c.; verzaemelt en uytgegeven door Iacob vander Burgh, Raedt des Heeren van Brederode; t' Amsterdam, By Iohan Blaeu, 1636.
-
voetnoot17
- J.W. Enschedé, ‘Nicolaas Briot en Jacques
Carpentier, lettergieters, en hun relatie tot eenige Amsterdamsche boekdrukkers’, in: Jaarboek Amstelodamum 6, 1908, p. 149-171.
-
voetnoot1
- P.M. van Cleef Jzn, Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland, voorafgegaan van eene beknopte geschiedenis dezer kunst, 's-Gravenhage 1844 (titeluitgave Hilversum na 1849). Zie verder de onder ‘Het Drukken’ genoemde handboeken.
-
voetnoot2
- R. van der Meulen, Het boek in onze dagen, beschreven en afgebeeld; met 14 kunstbijlagen in boekdruk, houtgravure, zincographie, lithographie, lichtdruk, chromotypie en photogravure, benevens 73 tekstillustraties ..., Leiden 1892.
-
voetnoot3
- J. van der Noot, Epitalameon, oft houwelycx sanck voor Otto van Vicht en Cornelia van Balen (1583); inleiding en aantekeningen van W.A.P. Smit; met een bijlage over de drukgeschiedenis door W. Gs Hellinga, Zwolle 1953 (Zwolse drukken en herdrukken 5), p. 56.
-
voetnoot4
- ‘Zoo zond bv. Vulcanius kostbare handschriften, zelfs autographen, gewoonweg naar de drukkerij (waar soms heele stukken wegraakten) en teekende dan later de pagina's van den druk met koeien van cijfers met rood krijt op de marges van het hs. aan, terwijl hij in den tekst zelf het woord waarmede die bladzijde begon door een dito rood teeken van het voorafgaande scheidde.’ Geschiedenis der Universiteits-Bibliotheek te Leiden, Leiden 1905, p.36.
-
voetnoot5
- Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Cat. Hss. 297, antea 282b, Hs.4G14; zie 13, 15.
-
voetnoot6
-
The Library, fourth series, vol. 4, 1923-24, p. 102-118.
-
voetnoot7
- L.C. Michels, ‘Aantekeningen bij Herscheppinge’, in: De werken van Vondel, deel 8, Amsterdam 1935, p. 953.
-
voetnoot8
- Zie verder: J.J. Vanderheyden, ‘Tekstcritiek en drukkerstechniek’, in: Miscellanea Historica in honorem Alberti de Meyer; universitatis Catolicae in oppido Lovaniense iam annos xxv professoris, Leuven en Brussel 1946, p. 84-91. W.Gs Hellinga, ‘De nieuwe P.C. Hooft-editie; over winst en verlies’, in: Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, VIII, 1954. W.Gs Hellinga, ‘Manuscriptologie en tekstkritiek’, in: Handelingen van het drie en twintigste philologen-congres, 1954, Groningen, 1955, p. 30-32.
|