Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Aan kant maken. 1. Als ge schoongewasschen linnen, Lieve vrouwtjes! maakt aan kant, Weet ge, met een rappe hand, Zoo te vouwen rand aan rand, Zoo te plooijen band op band, Brengt ge zóó de hoekjes binnen, Dat het maakt een regt vierkant. 2. Maar, wat goed is bij het linnen, Is nog beter in de trouw: Och! bedenk het, jonge vrouw! Wàt in de' echt u hindren zoû, Scherpe kanten, leed of rouw, Sla die flink en knap naar binnen, Leg die in de beste vouw! [pagina 200] [p. 200] 3. Zal dus 't huwlijk u niet rouwen, Leer dan vouwen, lieve schat! Rafelt er eens dit of dat, Heeft het roest of wagenspat, Vouw 't naar binnen, strijk het glad; Plooi' het leven, knappe vrouwen! Of ge halfsleetsch linnen hadt. Vorige Volgende