Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Arm en vrolijk. 1. 'Rijk en Vrolijk,’ lieve vrinden, Waant ge (denk ik!) menigmaal, Waar ge weelde ziet en praal, Onverpoosd bijeen te vinden; Maar ik zeg toch en herhaal: - Wie zijn vreugd niet wil verliezen, Die moet 'Arm en Vrolijk’ kiezen. 2. Buurman Krelis kwinkeleerde Trots den besten nachtegaal, Toen hij 't pover had en schraal: Nu hem Neef 't legaat vereerde, Drinkt hij wijn bij 't lekker maal, Maar hij zit er bij te kniezen.... Ik zou 'Arm en Vrolijk’ kiezen! 3. 't Lagchend Krisje zat te stikken En te naaijen menigmaal Tot den eersten morgenstraal; [pagina 164] [p. 164] Rijk getrouwd - maar droef van blikken Zit ze nu in mooije zaal, Voelt (in 't bont) zich 't hart bevriezen... Ik zou 'Arm en Vrolijk’ kiezen! 4. 'Rijk en Vrolijk’ lieve vrinden! 'k Bid je, luistert naar mijn taal, Zult ge, in spijt van weelde en praal, Zelden maar vereenigd vinden; - Daarom zeg ik en herhaal: 'Wie zijn vreugd niet wil verliezen, Die moet “Arm en Vrolijk” kiezen!’ Vorige Volgende