Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Goede keuze. 1. Roosje! ziet ge door de dreven Niet dien bonten vlinder zweven, Rijk gesierd met blaauw en goud? - Als ge uw kelkjes openhoudt, Kiest hij (onder alle rozen) U misschien, Om te kussen en te kozen En zijn hulde aan u te biên! refrein. Maar de roos... zij vouwde 't knopje (Kon het!) digter nog ineen, En, al schuddend met haar kopje, Riep zij: - 'Neen, o zeker, neen!’ 2. Roosje! ziet ge door de dreven Niet dat nedrig bijtje zweven? 't Draagt geen bont of schittrend kleed, Maar, tot werken steeds gereed, Zal het, zoo ge uw bloesemblâren, Hem ontsluit, Kostbren honig er uit gâren, Als 't u kussen mag als bruid! [pagina 149] [p. 149] refrein. En de roos... ontplooide 't knopje, Sloeg het bijtje vriendlijk gâ, En, met halfgebogen kopje, Riep het fluistrend: - 'Ja! och: ja!’ 3. Meisjes! ziet ge, in veld of dreven, Vlindertjes of bijtjes zweven.... Hangt niet aan den vluggen zwier Van des vlinders bonte sier; Leert de nedrigheid waarderen Van de bij; Vlijt: is méér dan mooije kleêren, Trouw: dan minnekozerij! refrein. Leere u 't Roosje, te overleggen, Eer het u berouwt te spâ... Neen: is honderdmaal te zeggen, Doch slechts éénmaal zegt men: Ja! Vorige Volgende