Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Naar zee. 1. Ferme jongens, stoere knapen, Foei, hoe suffend staat gij daar! Zijt ge dan niet welgeschapen, Zijt ge niet van zessen klaar? Schaam' je, Jongens! en ga' meê Naar de Zee, naar de Zee! 2. Dat's een leven van plêzieren, Dat's een leven van stavast, Zoo de wereld rond te zwieren In het topje van den mast: Thuis te zijn op iedre reê.... Kom ga' meê, naar de Zee! 3. Ben je een hachje... vaar' ten Oorlog, ('t Is, eilaas! méést voor de grap...;) 'k Weet een allerbest Kantoor nog Als je wilt ter Koopmanschap; Maar, òf ge Oorlog zoekt, òf Vreê, Alle twee vindt ge op Zee. [pagina 69] [p. 69] 4. Laat ze pruilen, laat ze druilen, Laat ze schuilen aan het strand; Loop Jan Salie op zijn muilen Jan Couragê kiest het want: - Holla, Bootsman! alles reê? Wij gaan meê naar de Zee! Vorige Volgende