Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Wanneer het Paaschfeest nadert gaan de twee Joodsche Gemeenten van Jeruzalem twisten over de belasting op de MatzothGa naar voetnoot1). Wij hebben hier natuurlijk twee Joodsche Gemeenten. Een Zionistische, die zich gansch bescheiden noemt: ‘Stadsraad der Jeruzalemmer Joden’. En één, die met Agoedath Israël medegaat en die eenvoudigweg heet: ‘Stadsraad der Ashkenazische Joden’. Sir Herbert Samuel gaat van de verstandige gedachte uit, dat er eenheid onder de Joden moet zijn. En dat die eenheid moet wezen: een religieus-politieke, onder leiding van de Zionistische Organisatie. Hij wil in elke Stad slechts ééne Joodsche Gemeente erkennen. En dus erkent hij te Jeruzalem de Agoedistische Gemeente officieel niet. Hadden nu die Agoedistische mensen van Allah maar meer verstand gekregen. Of hadden zij een minder boosaardig en twistziek mens als juridisch adviseur. Dan zou alles nog wel goed gaan, Sir Herbert Samuel heeft den Zionistische Stadsraad het recht gegeven een belasting te leggen van tien percent op de Matzoth. Alle bakkers moeten dat betalen in de bakkerij, aan een mannetje, dat daar op wacht staat. Zoo hoort het ook. En wat hebben nu die onverstandige Agoedisten gedaan? Zij hebben hun eigen bakkerij geopend en zij betalen de belasting niet, ofschoon zij overigens Sir Herbert niet minder liefhebben en niet minder achten dan de Zionisten. De Zionistische Stadsraad heeft eerst de Regeering verzocht deze booze bakkerij te sluiten. De Regering heeft dat gedaan, omdat zij zelfs haar eigen belastingen niet kan heffen zonder vonnis. En toen hebben de Zionisten natuurlijk een civiel proces tegen de Agoedisten aanhangig gemaakt. Zij hebben beslag gelegd op al de Matzoth van de Agoedisten. Maar die hebben het beslag weer laten opheffen tegen eene bankzekerheid van tweehonderd EgyptischeGa naar voetnoot2) Ponden. Het proces komt na het Paasfeest voor, tot geluk van het Joodsche Volk en tot Heiliging van Gods Naam. De raadsman van de Agoedisten, die anders te lui is om te loopen en te gierig om een wagentje te betalen, zal nu zelf wel moeten gaan. Alle verstandige mensen begrijpen, dat de Zionisten dit proces zullen winnen. Ten eerste heet hun advocaat Schmetterling. En ten tweede hebben zij gelijk. Wat kunnen de Agoedisten daartegenover plaatsen? Een advocaat met den naam van een brutaal, luidruchtig beest, dat niet eens eieren legt. Ofschoon het wel in vriendschappelijke relatie tot eieren staat. Wanneer de Jeruzalemsche Agoedisten niet zoo dwaze kopstukken waren geweest, zouden zij dankbaar zijn, dat onze wijze en hooge Commissaris de Zionisten niet het recht heeft gegeven een belasting te heffen van elf procent. Of van dertig. Of van duizend. En zij zouden hebben betaald. Mochten er nu onder de lezers van het Handelsblad zijn, die twijfelen of dit alles wel zoo gebeurd is tusschen de Agoedisten en de Zionisten te Jeruzalem, in het zesde jaar van de Balfour-declaratie, dan kunnen zij het vragen bij de hoogleeraren Obbink en Thierry die deze week onze gewaardeerde gasten zijn geweest. En die alles hebben meegemaakt. Bovendien nodig ik alle lezers van het Handelsblad uit te komen op Woensdag elf April des voormiddags te tien uur in het Jeruzalemsche Gerechtsgebouw, ten einde te aanschouwen, hoe het vlinderteedere Recht zal zegevieren over het kraaiende Onrecht. Allah is groot. | |
II.Vóór het Paaschfeest worden natuurlijk ook de examens gehouden in de beide vrome leerscholen Jeschiwath Zion en Doresch Zion, die door de Amsterdamsche Pekidiem naar de mate van hun onvermogen worden ondersteund. De vertegenwoordiger van de Pekidiem wordt natuurlijk tot het bijwonen van de beide examens uitgenoodigd. Maar aangezien deze kwaadaardige grootwaardigheidsbekleeder hier twaalf ambachten en dertien ongelukken heeft, kon hij slechts het examen in de Jeschiwath Zion bijwonen. Pekidiem kunnen tevreden zijn. Is er één Hollandsche school met zoo een mooi uitzicht op de Olijfberg? En welk een waardige commissie van toezicht woont de examens bij. Er is de Opperrabbijn R. Chaïm Sonnefeld, geacht bij iedereen wegens zijn groote geleerdheid, zijn oprechtheid en zijn onbaatzuchtigheid. Er is de DajanGa naar voetnoot3) R. Mordechai Leib Rubin. En er is de Malviner Rov, die natuurlijk niet uit Odessa komt. De Malviner Rov is nog maar korten tijd hier. Maar hij is heel geleerd en dus dadelijk onder de eerste Rabbijnen opgenomen. Geld heeft de Malviner Rov natuurlijk niet. Als er een armen-woning van de Amsterdamse Pekidiem openkomt, zal de Malviner Rov die misschien krijgen. De vragen op het examen zijn héél moeilijk. En de antwoorden zijn nog veel moeilijker. R. Chaïm is groot en genadig. ‘Wetgeleerden,’ zegt R. Chaïm, heeten bij ons: ‘Leerlingen der Wijzen’, omdat zij hun heele leven lang leerlingen blijven. Mogen wij dan van deze jonge leerlingen vorderen, dat zij reeds alles weten?’ Neen, dat mogen wij niet. De Dajan Rubin beseft dat. De Malviner Rov wordt tot de overtuiging gebracht. En tegen het uur, dat de vertegenwoordiger van de Pekidiem gaat denken aan de gastvrije tafel van den heer Jerachmiël Amdursky, zijn alle leerlingen geslaagd. Die met het beste examen wordt beloond met een héél half pond uit de kas van de Pekidiem. En het Hoofd van de Jeschiwah, die natuurlijk mijnheer Katzenellenbogen heet, maar dien wij eerbiedig R. Auroom Mausche noemen, hij is tevreden. Wij zijn allen een uurtje ouder geworden. | |
III.Vóór het Paaschfeest stapt de Barones De Poorten der Gerechtigheid binnen. Iedereen heeft haar nagekeken toen zij over de Jaffastraat ging. Haar dochtertje Zarifa is even later gekomen. Wij zijn allen heel gelukkig. De Barones met haar dochtertje zijn onlangs met een groot gezelschap uit Holland hier aangekomen. Wij hebben honderd Pond voor haar betaald. Maar zij wordt dan ook geacht meer dan zeven rotel melk per dag te geven. En dat in een rotel drie liter gaat, weet zij natuurlijk zo goed als gij en ik. Het spreekt vanzelf, dat de Poorten der Gerechtigheid geen honderd Pond kunnen opbrengen. Zij zijn een instituut van de Amsterdammer Pekidiem. Dat zegt genoeg.Ga naar voetnoot4) Daarom hebben twee vrienden van het hospitaal de honderd Ponden voorgeschoten. Het geld wordt afbetaald. Met de netto-opbrengst van de melk, die het hospitaal zelf koopt. De vrienden dragen ook het risico van het overlijden dezer waardige Barones. Is de koopprijs afbetaald, dan is de Barones met hare dochter het zuivere eigendom van deze Rechtvaardige Poorten. Girges, onze Arabier, melkt haar. Wij hopen, dat Allah de Barones en Zarifa nog lange jaren mogen sparen voor allen, die haar lief en dierbaar zijn. Des Zaterdags wordt in de synagoge van de Poorten der Gerechtigheid een gebed uitgesproken voor den Koning en den Hooge Commissaris. Als het maar mocht, zouden wij gaarne ook een gebed laten uitspreken voor de Barones en hare Dochter, die toch óók heel nuttig zijn. Ieder op zijn manier. Maar het mag niet. | |
IV.Hoeveel werk onze Salga en onze Simcha moeten doen vóór het Paaschfeest, is onbeschrijflijk. Ik raad daarom onze lezers ernstig aan Salga niet voor de voeten te lopen. In deze dagen is zij licht te vertoornen en zwaar te bedaren, gelijk dit in de Spreuken der Vaderen staat. En een van de mooie witte geitjes, die de heer Goldsmit uit Holland heeft gekregen voor het Weeshuis, heeft gejongd. Wij hebben ook zes mooie, witte, Hollandsche kippen. Met een groot, wit dier, dat roode lellen heeft en het vermogen om den Nacht van den Dag te onderscheiden, zooals wij in het Ochtendgebed zeggen. Maar de naam zal mijn vulpen uit begrijpelijke bescheidenheid niet noemen. Heden is ook het Feest van Nebi Moussa begonnen. Gisteren zijn er al honderden en honderden bedevaartgangers naar Jeruzalem gekomen. Vandaag gaan de Heilige Vlaggen in grooten stoet naar het Graf van Mozes, dat zich niet ver van Jericho bevindt. Er staan nu weer soldaatjes met hun felle bajonetten in het Postkantoor. En de politie. Vliegmachines en automobielen, die tot de tanden gewapend zijn. Zondag is daar de gevaarlijke dag, wanneer de duizenden Pelgrims uit Hebron komen. Maar Zondag is de eerste dag van het Joodsche Paaschfeest. Een zeldzaamheid, precies als Purim op Zaterdag. De Joodsche winkels zijn dan allen gesloten. En het zal wel rustig blijven. | |
V.Vóór het Paaschfeest heeft de bekende Joodsche Dichter Rimon nog even tegengesproken, dat hij zich van kant heeft gemaakt. Haäretz had het bericht en daar dr. Weizmann het niet had tegengesproken, mocht men aannemen, dat het waar was. De familie begon de zeven rouwdagen. En de couranten stonden vol mooie doodsberichtenGa naar voetnoot5). Er waren ook wel enkele kwaadaardige bij. Vooral van andere Joodsche Dichters, die gedurende het leven van de heer Rimon bevreesd gezwegen hadden. Want al betekent Rimon ook honderdmaal Granaatappel, en al is dit ook een héél toepasselijke naam voor eenen Dichter, evenals Schmetterling voor eenen advocaat, dat neemt niet weg, dat deze heer Rimon een geducht heer is. Hetgeen uit het verloop van zijn doodsgeschiedenis blijken zal. Want juist toen de zeven rouwdagen om waren, verscheen de doodgewaande aan de wateren van Tiberias, die al sinds eeuwen beroemd zijn om hun geneeskracht. Hij was dus niet dood. Hij heeft dat dadelijk in de courant geschreven en tegelijk zijn nieuwste gedichten ingezonden. Die moesten nu natuurlijk worden geplaatst. Want de Turksche Perswet kent het ‘recht van antwoord’ en onderscheidt daarbij niet tusschen proza en poëzie. Wat onze jongere Dichters trouwens ook niet doen. Maar er doet zich hierbij nog een gewichtige strijdvraag voor, waarop de juridische lezers van het Handelsblad hun best wel eens mogen doen. De familie van den Dichter was in een fonds, dat in geval van overlijden aan de rouwbedrijvenden hun loon uitkeert gedurende de zeven dagen, dat zij niet mogen werken. De familie beweert nu, dat zij zeven dagen rouw hebben bedreven en eischt de uitkeering. Het Fonds klampt zich vast aan de letter van het reglement en ontkent, dat hier een geval van overlijden is geweest. Trouwens, deze Dichter is een muisje met meer dan één staart. Een van zijn beste vrienden, die na het doodsbericht opeens bleek een van zijn beste vijanden te zijn, heeft een buitengewoon boosaardig levensbericht geschreven. En ik vraag mij wel eens af, welke doodsberichten men over mij mettertijd schrijven zal. Maar ik zal ze wel niet lezen. Intusschen heeft de Dichter Rimon zijn vroegeren vriend, thans zijnen vijand, een duel aangedaan. | |
VI.Vóór het Paaschfeest moet ik nog een ernstig appeltje schillen met onze incorrecte corrector, die heeft laten staan: ‘Rabbijn Kuh’ (K-u-h) terwijl ik toch duidelijk geschreven had: ‘Rabbijn Kuk’ (K-u-k). Wij hebben hier ook een blad, dat de ‘Joodsche Wachter’ heet. En dat ook gewijd is aan humor, literatuur en politiek. Onze ‘Joodsche Wachter’ heeft een correspondent in Holland, die in zijn vrijen tijd kappersbediende is op de Mookerhei. En die correspondent heeft zich gehaast dit aan onzen ‘Joodschen Wachter’ te schrijven. En nu beweren de slechte menschen, die hier ook zijn, schoon zeldzaam, dat ik opzettelijk ‘Rabbijn Kuh’ heb geschreven. Ik zweer bij de doodsberichten van den Dichter, mijnheer Granaat, dat het niet waar is. En ik overweeg om in het vervolg een van de varianten Kook of Cook te gaan gebruiken. Overigens: wat zeggen de boze menschen, die Jiddisch spreken: ‘Rav Kuk? Rav Kuk? Die “kukt”Ga naar voetnoot6) van rechts naar links en van links naar rechts’. Maar de Rabbijn Kuk is een geleerd en verstandig man, die over de geheele wereld zijne vereerders heeft. Een van hen heeft een groote som gelds gegeven om een huis te bouwen voor den vereerden Rabbijn. En iemand als de Malviner Rov? Hij is arm en zijn vereerders zijn arm. Hij zal blij zijn, als hij mettertijd een woning van de Pekidiem krijgt. Intusschen, morgen Sabbath. Overmorgen Paasch. En wat de toekomst brengen zal, weet zelfs de corrector van het Handelsblad niet. Vaarwel. |
|