Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3382. 1637 december 12. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1Die van Charenton hebben uit naam der Consistorie door MestrezatGa naar voetnoot2 my aangezeit, dat zy my geen plaats konden geven als Ambassadeur, gelyk zy wel deden aan Engelandt en Hollandt, om dat Zweden niet was van hunne Confessie, vergeten hebbende al 't geen zy zelfs weinig te voren van de broederschap met de Lutherschen tegen my en anderen hadden gezeit: ook vergetende, dat de Koning van ZwedenGa naar voetnoot3 zonder dat onderscheidt te maken zoo voor d'een als d'ander zyn leven, en 't bloed en middelen van zyn onderzaten, hadde gewaagt. In myn boek van de Waarheit des Christelyken GodsdienstsGa naar voetnoot4 heb ik nergens de overzetting van CastellioGa naar voetnoot5 gebruikt, ja zelfs heb ik die noch gehad nochte ooit in het overzetten van dat boek ingezien, maar zelfs uit het Hebreeusch of Grieks overgezet de passagien, gelyk TertullianusGa naar voetnoot6, CyprianusGa naar voetnoot7 en anderen elk hun eigene overzetting hebben gebruikt. Ook heeft Castellio niets gemeens gehad met Socinus'Ga naar voetnoot8 opinien, zynde lang voor hem geweest, van de Gereformeerden van Genève verschillende over de Praedestinatie, gelyk vele andere geleerde luiden deden. Zoo gy gelieft de papieren van hem bygebragt te vergelyken met die van Castellio, zult gy het onderscheidt tastelyk vinden, en niets gemeens, dan dat wy beide gezocht hebben den zin liever in goed Latyn dan Barbaars uittedrukken. De uitlegging, die ik gegeven heb in myn boek de Jure Belli & PacisGa naar voetnoot9 op het V. en XIX. - niet XVII. - Capittel van Matthaeus is de uitlegging van meest alle de oude Grieksche en Latynsche Christenen eenzelvig, gelyk D. VossiusGa naar voetnoot10 en anderen, die met naarstigheit die boeken gelezen hebben, zullen getuigen. De geleerdste uitleggers van de Roomsche kerk post renatas literas zyn van 't zelve gevoelen, en dat in een zaak die het verschil tusschen de Roomsche kerk en de Protestanten in 't minst niet raakt. Maar wat aangaat de plaatsen, die Socinus gebruikt uit het V. Capittel van Matthaeus, om te bewyzen, dat het den Christenen ongeoorloft is de wapenen te gebruiken, heb ik niet alleen anders uitgeleit, maar ook op zyne redenen geantwoordtGa naar voetnoot11 tot genoegen van zeer vele geleerde personen. Wat konnen of die of ik beteren, dat het zelve Socinus in den zin is gekomen. Als ik al schoon | |
zulks uit Socinus had genomen, dat zoo niet is, zoo zoude ik niet anders gedaan hebben, dan HieronymusGa naar voetnoot1, die bekent veel geleert te hebben van ApollinarisGa naar voetnoot2, Augustinus van Tychichus den DonatistGa naar voetnoot3, Cyprianus uit Tertullianus, en genoegzaam alle de Grieksche Schryvers uit OrigenesGa naar voetnoot4. Zoo de ketters geen waarheit hadden zoo zouden zy geen ketters zyn. Ik houde dat de uitleggingen van vele Gereformeerden op die voorwending niet zyn te verdedigen.
De reis van HortensiusGa naar voetnoot5 naar GalilaeusGa naar voetnoot6 zoude wel dienen gehaast, zoo men de zaak wil vorderen, alzoo de man oud word, ende gebrekkelyk, en met zyn overlyden het middel om veel te leeren zoude worden verloren. Die zich tot dezen tydt toe in de zaak gemoeit hebben, zyn geargert in de langzaamheit van de Heeren aldaar. |
|