De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Stem: Wanneer de zon in ’t morgen rood.14de Lied1.
Komt hier begeerig oog en hert,
Na leeven en genaden,
Hier is een balsem voor u smert,
Hier kunt gy u verzaden,
Hier is een lieflijk ziels onthaal,
Hier is een bruylofs avondmaal,
Den Koning is gezeten,
Aan deze zynen ronden dis,
Die vol van heyl en leeven is,
Hier kunt g’u smert vergeten.
2.
Hier word ’t begeerig hert vervuld,
Met merg en reyne wynen,
Hier is geregtigheid voor schuld,
Door wonde medicynen,
Hier is ’t geslagte Godes Lam,
Die tot dat eynd’ op aarde kwam,
De spijs der Uytverkooren,
Hier is het eyge vlees en bloed,
Van Godes Zoon, ’t vervullent goed,
Voor hun die na hem hooren,
| |
[pagina 40]
| |
3.
Voorwaar een wonder Avondmaal,
De nodigende Koning,
Als zelfs de spijs en ’t ziels onthaal,
Schoon in den Hemel-woning
O wonder die in d’eeuwigheid,
Bekleet met glans en heerlijkheid,
Is op zijn troon gezeten,
Die word hier op een wonder wijs,
Des arme zondaars ziele spijs,
En door ’t geloof gegeten.
4.
Hier kome tot dat bruylofs feest,
Als regte tafel vrinden,
Alleen de arme na den geest,
En die geen leeve vinden,
In al wat buyten Iezus is:
Den Koning zit hier aan den dis,
En ziet daar al de gasten,
En let wie regten honger heeft,
En wie met andere spyse leeft,
Schoon in den schotel tasten.
5.
Hy ziet den trotse Farizeër,
Als was hy een genoode,
Zig zelfs aan tafel zetten neer,
En eete van den broode,
Hy zend die gaste leedig heen,
Die zonder Iezus zijn te vreën,
En zegt, waar toe verscheenen?
Van ’t ware bruylofs kleet ontbloot,
Zoo eet en drinkt hy zelfs den doot,
En gaat gerust nog heenen.
| |
[pagina 41]
| |
6.
Hy ziet het heylbegeerig hert,
Van verre tot hem komen,
Hy ziet haar klagte en haar smert,
Hy ziet haar als van verre staan,
Haar zondig hert hem bieden aan,
Haar pleyte op zijn wonden,
Haar toepen om de vrugt en kragt,
Van zijn geroep het is volbragt,
Tot zoening voor haar wonden.
7.
En die dus komen regt ontbloot,
Van alles afgedreven,
Om in mijn offer-bloet en doot,
Te zoeken al haar leven,
Die vinden balsem voor haar smert,
Vervulling voor haar ledig hert,
Hy doet haar wel eens smaken,
De vrugten van zijn bloet en geest,
Zoo dat ’s als op een bruylofs feest,
Vervuld en dronke raken.
8.
O zalig vol en dronke zijn,
Van Iezus merg en wynen,
Dat doet haar smerte zorg en pijn,
Vergeten en verdwynen,
Wel zalig die tot zulken feest,
Geroepen zijn en na den geest,
Aldus met zinne dronken,
Genieten hier den hemel kost,
Tot dat volmaakt den nieuwe most,
Werd boven ingeschonken.
|
|