Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend1532.
| |
[pagina 173]
| |
1532. Trajectum.Ga naar voetnoot*
1[regelnummer]
Wie wilt horen een nyeuwe liet,
Dat te Maestrijcts is ghesciet?
Die ketten te maken hadden zij begonnen,Ga naar voetnoot3
Sij en hebbens noch niet al ghesponnen.
2[regelnummer]
Die ketten is niet even lanck,
Sij hebben in het sint Jacops ghesaent,Ga naar voetnoot2
Sie is ontstucken al sonder flouwen;Ga naar voetnoot3
Des moeten si staven alle gader rabauwen.Ga naar voetnoot4
3[regelnummer]
Dolman met sijnen grisen cop,
Sijn soen heeft huym gemaect al sot,Ga naar voetnoot2
Dat hij huym ghinc moyen der kettenen och;Ga naar voetnoot3
Des moet hij nu trueren dusent fout.
4[regelnummer]
Gervais van der Huym, die helsche hont,
Hij moet huim wael wachten tot alder stont,
Om dat hij ons geerne had in dolen bracht,
Des moet hij verliesen zijn goet ende pacht.
5[regelnummer]
Eynetten met zijnder hoverdien,
Hij es och meester van deser boverien;Ga naar voetnoot2
Hij heeft die boveri ghestelt dar bloot,Ga naar voetnoot3
Om zijn kinder te maken groot.
6[regelnummer]
Kerst Koten heeft hier in ghemaect een quade veers,
Hij en weet och niet, waer laten zijnen eers,
Omdat hij der stadt segel hadde ghestolen;
Die borghers haddent huym niet bevolen.
| |
[pagina 174]
| |
7[regelnummer]
Burlet is och een vanden grijsen wolven,
Dat helpt huym, der ghinc zijn soen vervolghen;
Zijn soen heeft hem och wat onderwonnen,Ga naar voetnoot3
Sij en hebbens noch niet al affghesponnen.
8[regelnummer]
Daem vander Haghen, die was veel wijs,
Die ketten te maken heeft hij den prijs.
Gubbel in den Valck had wat tegen huym begonnen,
viij Philippusguldens heeft hij daer aen ghewonnen.
9[regelnummer]
Met Mathijs van Heye sceydic myn liet,Ga naar voetnoot1
Hij heeft zijn boeverie ghestelt in dit,
Daarom soe wou hi dragen den moet mit allen,
Meer hij is ock in den slijck gevallen.
10[regelnummer]
Die ons dit liedeken heeft ghedicht,
Hij is van sinen hoot soe luct;Ga naar voetnoot2
Bij die ketten en wilt hij niet zijn,
Met goden gesellen drinct hij den wijn.
|
|