Arthur van Schendel
(1976)–Gerrit Borgers, H.A. Gomperts, Corinna van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
2. Zijn vader (1835-1880), beroepsmilitair in het Nederlandsch-Indische
Leger.
3. Zijn moeder (1844-1913).
4. Uit ongepubliceerde jeugdherinneringen.
Wij liepen over gras onder donkere bomen, het Koningsplein. | |
1874.5 maart: Arthur François Emile van Schendel geboren in het toenmalige Batavia, als jongste van de vijf kinderen van Charles George Henri François van Schendel, officier in het Nederlands-Indische leger, en Johanna Louisa Henriëtta Lippe. | |
1875.10 januari: hoewel zijn vader van katholieke afkomst is, wordt hij hervormd gedoopt in Fort Willem I te Batavia. Het gezin gaat met verlof naar Nederland en vestigt zich in Haarlem. | |
1877.Terug naar Indië. | |
1879.Augustus: nadat de vader tot luitenant-kolonel is bevorderd en vervolgens gepensioneerd, vestigt het gezin zich aan het Florapark 25 te Haarlem. Op de bewaarschool aan het Grootheiligland. | |
[pagina 5]
| |
5. November 1874, acht maanden oud.
6. De ‘Gang Scott’ te Batavia, waar hij zijn eerste levensjaren
woonde.
| |
[pagina 6]
| |
7. Uit ‘Over boeken’.
De boeken, die men al op zijn vijftiende jaar bezat, waren het begin van de verzameling en zij vestigden de bibliotheek. Sommige werden dierbaar om hun zelfswil, andere, omdat zij uit een beminde hand kwamen. 8. In een van zijn eerste boeken, die hij in 1889 heeft
aangeschaft, schreef hij een poëtische aanmaning voor eventuele
leners.
| |
1880.Gaat naar de lagere ‘school van Knoop’ in de Begijnestraat te Haarlem. 14 december: overlijden van zijn vader op vijfenveertigjarige leeftijd. | |
1881-82.Het gezin, dat van een gering weduwenpensioen moet leven, woont achtereenvolgens in Haarlem, Den Haag en weer in Haarlem. | |
1883.April: verhuist naar Crommelinstraat 30 en vervolgens naar vele andere adressen in Amsterdam. Op school aan de Plantage Middenlaan. | |
1884.Woont achtereenvolgens in Den Haag, Apeldoorn en Haarlem en weer in Amsterdam. | |
1886.Gaat naar de ‘Jongeherenschool’ aan de Ferd. Bolstraat en maakt daar een wekelijks schoolblad, De Vriend van den Babbelaar. | |
1887.Na zeer onregelmatig lager onderwijs probeert hij op eigen houtje, maar zonder succes, toelatingsexamen voor de HBS af te leggen. | |
1888.Weer op de ‘Jongeherenschool’, waarna hij slaagt voor het toelatingsexamen van de HBS aan de Keizersgracht. Krijgt les van o.a. R.A. Kollewijn. Woont op talloze adressen in De Pijp. | |
[pagina 7]
| |
9. Fiore della Neve (M.G.L. van Loghem), redacteur van het
tijdschrift Nederland, in 1881.
10. Vlak voor zijn definitief vertrek naar Nederland in
1879.
11. Eerste inzending van (niet geplaatste) gedichten aan De Nieuwe
Gids.
| |
1889.Voorjaar: verlaat de HBS. September: werkt een maand bij de Engelse boekhandel van Kirberger aan het Rokin en besluit zich op Engels toe te leggen. December: gaat alleen wonen. | |
1890.Leest veel en bewondert Multatuli, Toergenjev en Poesjkin. Augustus: Heeft allerlei baantjes voor korte tijd en leeft zonder vast adres. Bezoekt met vrienden café Mast aan het Rembrandtsplein, waar bekende letterkundigen bijeenkomen. Wordt na inzending van een gedicht ‘ontdekt’ door Fiore della Neve (M.G.L. van Loghem), die hem adviseert naar de toneelschool te gaan. | |
[pagina 8]
| |
12. Brief aan Willem Kloos van 28 september 1891.
| |
1891.5 januari: slaagt voor het toelatingsexamen van de Toneelschool te Amsterdam, maar is al gauw overtuigd geen toneelspeler te willen worden. | |
1892.13 februari: organiseert met zijn medeleerling Frans Boersma een soirée in Odeon ten bate van de 75-jarige acteur Klaas Vos. November: heeft geen geld om naar een lezing in Amsterdam van de door hem bewonderde Paul Verlaine te gaan. | |
1893.31 januari: verlaat de Toneelschool. Mei-november: werkt aan zijn eerste verhaal, ‘Drogon’. | |
[pagina 9]
| |
13. Ziet in 1890 voor het eerst de ‘Hamlet’ en solliciteert daarna
tevergeefs als figurant bij de gebroeders Van Lier.
14. Uit ongepubliceerde jeugdherinneringen.
Dat De Nieuwe Gids zo weinig invloed had op eigen groen werk zal wel komen omdat ik opzag naar een machtiger geest (...) vooral Hamlet, Macbeth, Richard III grepen mij aan. 15. Fragment van een recensie over de soirée in Odeon uit Het
Nieuws van den Dag.
16. Als leerling van de toneelschool, juli 1892.
| |
[pagina 10]
| |
17. Brief van Hein Boeken, 29 december 1897.
18. Brief van Willem Witsen, 31 maart 1899.
19. Brief van Van Schendel aan Willem Witsen uit Londen van 20
oktober 1899.
20. Willem Witsen.
| |
[pagina 11]
| |
21. Van Schendel, dubbel gefotografeerd door Willem Witsen in
1897.
22. Uit het gedicht ‘Mast’ over het artistencafé aan het
Rembrandtsplein in Amsterdam (opgenomen in ‘Herdenkingen’).
Hier was Hein Boeken op zijn schippersbenen...
Dan Willem Kloos en allen hieven de ogen.
Zo groot de eerbied die men voor hem had
dat sommigen waar hij voorbij ging rezen...
En altijd zat er, met sigaar en zwijgend,
ook Witsen bij, die nog naar Londen rook...
23. V.l.n.r.: Willem Witsen, Willem Kloos en Hein Boeken, met wie
Van Schendel bevriend raakte, gefotografeerd door J. Jessurun de
Mesquita, 1889.
| |
[pagina 12]
| |
24. Brief van M.G.L. van Loghem over ‘Drogon’.
25. Van Schendel in de tijd van ‘Drogon’.
26. Latere aantekening van Van Schendel, onder meer over
‘Drogon’.
| |
1894.Januari: voltooit ‘Drogon’ bij zijn zuster in Apeldoorn en stuurt het op naar Van Loghem, die het verkeerd geadresseerd terug zendt, zodat hij het pas twee jaar later via Soerabaja weer in zijn bezit krijgt. | |
1895.Wil naar Cuba om aan de opstand deel te nemen, hetgeen mislukt doordat hij voor de inscheping ziek wordt. Heeft een betrekking in een bodega op de wereldtentoonstelling te Amsterdam, welke tentoonstelling later in ‘Een Hollandsch drama’ genoemd wordt. | |
1896.Begint aan een studie MO Engels. Raakt bevriend met de schilder en graficus Willem Witsen. November: ‘Drogon’, geïllustreerd door Marius Bauer, verschijnt bij Versluys te Amsterdam. Schrijft naar Willem Kloos, n.a.v. diens recensie. Wordt ‘schoolmaster’ op een Grammar School in Tuxford, Engeland. | |
[pagina 13]
| |
27. Zijn eerste uitgever, W. Versluys, met diens vrouw A.
Versluys-Poelman.
28. Uit ‘Drogon’.
O Karo, ik voel wel dat eens de tijd van smarten voorbij zal zijn, maar de tijd gaat zo langzaam! - In 't graf, jongen, gaat hij nog trager, maar hij staat niet stil, goddank. 29. Titelpagina van zijn eerste boekuitgave.
| |
[pagina 14]
| |
30. Uit ‘De grammar school’, opgenomen in ‘Herdenkingen’.
De jongens en ik hebben er gebrek gehad zowel aan voeding als aan kennis, maar wij hebben er ook genegenheid voor elkaar gehad. 31. In Stratford-on-Avon.
32. Londen, 1898.
33. Londen, Thames Embankment, ets door Willem Witsen,
1890.
| |
[pagina 15]
| |
34. Voor het Shakespeare-huis in Stratford-on-Avon.
35. Begin van een studie over Shakespeare.
| |
1897.Gaat van Tuxford naar Londen en vervolgens naar Den Haag, waar hij ‘De schoone jacht’ voltooit. | |
1898.Verblijft in Londen. | |
1899.Eerste tijdschriftbijdrage, ‘De schoone jacht’, in De Nieuwe Gids. Studeert zonder leiding verder Engels. Oktober: geeft les op King's College in Wimbledon bij Londen. December: zakt voor het MO-examen Engels. | |
1900.Verblijft in Amsterdam en Londen. Augustus: slaagt voor het MO-examen Engels. Oktober: leraar in Stratford-on-Avon. Begint de ‘Minnebrieven van een Portugeesche non’ te vertalen. | |
1901.Wordt leraar Engels aan het Instituut Prins in Haarlem. Publiceert de ‘Minnebrieven’ als ‘Portugeesche brieven’ in De Nieuwe Gids. | |
1902.30 augustus: trouwt in Engeland met Bertha Jacoba Zimmerman. Woont met haar en dochtertje Hubertina in Brixham, Londen en Brighton. | |
1903.Woont in Noord Wales. Mei: begint te schrijven aan ‘Een zwerver verliefd’. Zomer: geboorte van zijn dochter Suzanna. | |
[pagina 16]
| |
36. Illustratie van B. Essers voor de vijfde druk van ‘Een zwerver
verliefd’ (1917).
37. Uit ‘Een zwerver verliefd’.
... Toen hij zijn hoofd omwendde zag hij tegen het avondlicht een kleine gedaante die de weg afdaalde - hij wist ineens, dat het Mevena was en beefde. 38. Zijn eerste vrouw met dochtertje Suzanna, mei 1904.
39. In de tijd dat hij ‘Een zwerver verdwaald’ schreef.
40. Zijn vrouw op haar ziekbed in Vejlefjord, Denemarken, maart
1905.
| |
1904.Voltooit in Londen ‘Een zwerver verliefd’ en schrijft o.m. ‘Maneschijn’. Juni: ziekte van zijn vrouw, die opgenomen wordt in een sanatorium. Trekt met zijn gezin naar Dangaard in Denemarken, waar zijn vrouw wordt verpleegd. ‘Een zwerver verliefd’ en ‘Minnebrieven van een Portugeesche non’ verschijnen, eveneens bij Versluys. 20 november: zijn dochter Suzanna overlijdt. | |
1905.Het gezin gaat naar Doorn, waar zijn vrouw verder wordt verpleegd. 15 mei: zijn vrouw overlijdt in Doorn. Eind september: eerste reis naar Italië. November: begint in Doorn te schrijven aan ‘Een zwerver verdwaald’. | |
1907.Maart: voltooit in Doorn ‘Een zwerver verdwaald’ en vertrekt met dochter Hubertina naar Londen. | |
[pagina 17]
| |
41. Brief aan Top Naeff over ‘Een zwerver verdwaald’.
42. Bernard Sleigh, ontwerper uit Manchester.
43. Werktekening van het omslagvignet voor ‘Een zwerver verdwaald’
door Bernard Sleigh.
| |
1908.Leert, bij de schilder Jopie Breemer, Anna de Boers kennen. 14 mei: trouwt met haar in Amsterdam. Huwelijksreis naar Italië. In Interlaken voltooit hij ‘De minnaar’, welk verhaal in hetzelfde jaar in De Beweging verschijnt. Woont aanvankelijk nog in Amsterdam, maar vestigt zich in november aan de Boschlaan te Ede. | |
[pagina 18]
| |
44. Brief aan Aart van der Leeuw over hun voetreis door het
Schwarzwald in 1909.
45. Portret, getekend door Jopie Breemer, augustus 1908.
46. Jopie Breemer, omstreeks 1907.
47. Aart van der Leeuw in 1899.
| |
1909.Begint aan ‘De berg van droomen’ en schrijft intussen in zes weken de levensschets ‘Shakespeare’. 20 april: geboorte van zijn dochter Corinna. Voetreis door het Schwarzwald met Aart van der Leeuw. Begin van zijn correspondentie met J. Greshoff. | |
1910.18 mei: geboorte van zijn zoon Arthur. Gaat naar de Shakespeare-feesten in Stratford-on-Avon. Verschijning van ‘Shakespeare’ in De Gids en in boekvorm. | |
1911.Via Amsterdam gaat het gezin naar Domburg, waar ook Jan Toorop woont. | |
[pagina 19]
| |
48. Prentbriefkaart van Domburg uit 1912, waarop zijn gezin staat
afgebeeld.
49. Brief aan J. Greshoff.
50. Zijn vrouw Annie, pastel door Jan Toorop, Ede, 1914.
| |
1912.Terug naar Ede, waar hij aan de Bergstraat gaat wonen. | |
1913.Maart: gaat met Kees Wiessing vier weken naar Spanje na voltooiing van ‘De berg van droomen’. Vertaalt ‘De berg van droomen’ in het Engels met het oog op een eventuele uitgave, die echter niet is doorgegaan. | |
[pagina 20]
| |
51. Uit een brief aan Aart van der Leeuw, 23 april 1914, over zijn
reis naar Palestina.
Ik had niets meer dan een indruk verwacht, en ik ben er veel rijker vandaan gekomen. Zodra al die gevoelens zich vastgezet hebben begin ik aan mijn boek. 52. Achterzijde van zijn paspoort voor zijn reis naar
Palestina.
53. Achterzijde van zijn huis aan de Bergstraat in Ede, geschilderd
door Jan Vogelaar, 1918.
54. Tot de vele gasten die hij in Ede ontving behoorden ook
Henriette en Rik (R.N.) Roland Holst.
| |
1914.Voorjaar: reis naar Palestina, ter voorbereiding van zijn boek ‘De mensch van Nazareth’. Maakt gedurende de oorlog een voetreis door Brabant en Zeeland en vertoeft's zomers veel in Domburg. | |
1915.Benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. | |
1916.Voltooiing van ‘De mensch van Nazareth’. Schrijft enkele verhalen ‘bij wijze van voorstudies voor grooter werk’. | |
1917.Verschijning van ‘Verhalen’, een vermeerderde druk van ‘De schoone jacht’ uit 1908. Eerste voorstudies van ‘Der liefde bloesems’. | |
1919.Vervolgt zijn voorstudies voor ‘Der liefde bloesems’ (dat in 1921 verschijnt). Schrijft het toneelspel ‘Pandorra’. Reis met Jan Toorop naar Lourdes. | |
1920.Maakt op verzoek een bewerking van ‘Tristan en Isolde’, dat met illustraties van Rie Cramer in dat jaar verschijnt. Het gezin reist met het oog op de asthma van zijn vrouw naar Bordighera en vervolgens naar Alassio in Italië. | |
[pagina 21]
| |
55. Bandstempel voor ‘De berg van droomen’ door Th.
Nieuwenhuis.
56. Met vrouw en kinderen in Ede, omstreeks 1920.
57. Zijn werkkamer in Ede.
58. Schets voor een affiche door Jan Toorop voor de niet-doorgegane
opvoering van ‘Pandorra’, 1918.
| |
[pagina 22]
| |
59. Paul Verlaine bij Willem Witsen, 1892.
60. Eerste aanzet van zijn boek over Paul Verlaine, dat in 1927
verscheen.
61. Nethandschrift van ‘Verlaine, het leven van een
dichter’.
62. Uit het voorwoord bij ‘Verlaine’.
... men ziet duidelijk in dit leven hoe weinig de bitterheden tellen van hetgeen men zijn lot noemt, hoe wonderbaarlijk de poëzie haar wegen vindt. 63. In Domburg door J. Toorop geschilderd portret.
| |
[pagina 23]
| |
64. Jan Toorop, januari 1925.
65. Van Schendel met zijn vriend Rud Triebels, pastel door Toorop,
1916.
66. Puntdicht van Rud Triebels op Toorop, in de hand van Van
Schendel.
67. Karikatuur van Toorop getekend door Van Schendel.
| |
[pagina 24]
| |
68. Met Jan Greshoff in Alassio, winter 1921.
69. Foto, genomen door Jan Greshoff.
70. Met vrouw en kinderen in Ascona, 1927.
| |
1921.Vertoeft met gezin in Florence. Brengt de zomer in Domburg door en gaat in de winter weer naar Alassio. Juli: onder beheer van Dr. P. Bierens de Haan wordt een Arthur van Schendel-fonds opgericht, dat hem tot 1936 jaarlijks steunt. Winter: Greshoff bezoekt hem in Alassio. | |
1922.Augustus: naar Rapallo. | |
1923.Zomer: naar Sestri Levante. Bestudeert Verlaine en bereidt ‘Merona, een edelman’ voor, dat in 1927 verschijnt. Tijdens kort bezoek aan Brussel leert hij Jan van Nijlen kennen. Eind september naar Florence. 30 september: publiceert tot september 1924 regelmatig ‘Oude Italiaansche steden’ in De Telegraaf. | |
1924.Oktober-december: ‘Verdichtsel van zomerdagen’ als feuilleton in De Telegraaf. Zomer: weer naar Sestri Levante en daarna terug naar Florence. | |
[pagina 25]
| |
71. In Ascona.
72. Rapallo, 1923.
73. Een der ‘Florentijnsche verhalen’ in De Hollandsche Revue,
1929, met correcties voor de latere publikatie in boekvorm.
74. Handschrift van ‘Het zwijntje’.
| |
1926.Zomer: voetreis met zijn zoon langs de Loire. | |
1927.Begint te schrijven aan ‘Florentijnsche verhalen’ (1929). Verschijning van ‘Verlaine, het leven van een dichter’. Oktober: brengt zijn inboedel over van Ede naar Florence. | |
[pagina 26]
| |
75. Vertalingen van ‘Het fregatschip Johanna Maria’, verschenen in
Italië (1933). Duitsland (1933), Engeland (1935), Noorwegen (1935),
Zweden (1937), Zwitserland (1953), Polen (1959), Tsjechoslowakije (1959)
en de Sovjet-Unie (1966).
75
76. Documentatie voor ‘Het fregatschip Johanna Maria’.
| |
1928.April: verblijft te Groningen voor medische behandeling van zijn zoon. Verschijning van het autobiografische verhaal ‘Fratilamur’. Winter: begint in Groningen te schrijven aan ‘Het fregatschip Johanna Maria’ (1930). | |
1929.Januari-februari: E. du Perron logeert in Florence. | |
1930.Verhuist naar Bellevue-Meudon bij Parijs om zijn kinderen aan de Sorbonne te laten studeren. | |
1931.11 juli: de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden kent hem ‘den jaarlijks uitgeloofden prijs van aanmoediging, geheeten Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs’ toe voor ‘Het fregatschip Johanna Maria’; dit is voor H. Marsman als jongere aanleiding om in een fel artikel in De Groene Amsterdammer van 11 juli tegen deze wijze van aanmoedigen te fulmineren. Zomer: brengt de zomer - evenals in de daarop volgende jaren - door in Ascona. Werkt aan ‘Jan Compagnie’ (1932). | |
[pagina 27]
| |
77. Met zijn zoon in Groningen, 1928.
78. Uit ‘Het fregatschip Johanna Maria’.
Wat is een schip? Een samenstel van hout, zeil en want, zegt de een (...). Maar het schip van hem was iets anders, dat had iets in zich dat dringt naar de verte waar ook het hart naar toe moet gaan, of het wil of niet. 79. Protest van H. Marsman tegen de bekroning door de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde in 1931.
| |
[pagina 28]
| |
80. Het huis te Bellevue bij Parijs, waar de Van Schendels van 1930
tor 1933 woonden.
81. Jan van Nijlen.
82. Eigentijdse afbeelding van een watersnood bij Gorcum, die in
‘De waterman’ een rol speelt.
| |
1932.15 april: begint te publiceren in De Indische Verlofganger, waaraan hij blijft meewerken tot oktober 1934. Bestudeert in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag studieboeken voor de opzet van ‘De waterman’. Gaat in Parijs veel om met E. du Perron. Neemt regelmatig deel aan de vrijdag-lunch van Nederlandse journalisten in Parijs. | |
1933.Juni: gaat wonen in Sestri Levante. 's Winters verblijft hij vaak in Nederland of in Brussel. 30 augustus: benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Hechte vriendschap met Menno ter Braak, G.H. 's-Gravesande en Jan van Nijlen. | |
[pagina 29]
| |
83. Toelichting in de hand van Van Schendel op ‘De
waterman’.
84. In Ascona.
85. Uit ‘De waterman’.
... de vrijheid is voor jou om verlost te zijn van de veinzerij van de mensen en voor mij om met het water om te gaan. En zeg niet dat ze daarginds ook water hebben, het is hetzelfde niet. | |
[pagina 30]
| |
86. Getekend landkaartje voor ‘Jan Compagnie’.
87. Eerste blad van het handschrift van ‘Jan Compagnie’.
88. Brief aan Mej. D. van Velden van 9 december 1936.
89. Van Schendel gebruikte dikwijls kleine blocnotes, zoals deze
met aantekeningen over de Verenigde Oost-Indische Compagnie ten behoeve
van ‘Jan Compagnie’.
| |
[pagina 31]
| |
90. Uit ‘Taal’, opgenomen in ‘Herdenkingen’.
Voor mij zijn woorden warmte en licht gelijk,
een levende materie, creaturen
met eigen hart en eigen spraak,
die woning zoeken in een mensenziel
of zingend blijven zweven in 't heelal.
91. Van Schendel aan het werk in Bellevue, met op de voorgrond zijn
vrouw en dochter.
92. In zijn werkkamer te Sestri Levante.
93. Werkend aan het Italiaanse strand.
94. Schrijvend op een klein blocnote, geschilderd door Jan
Poortenaar.
95. Antwoord op gevraagde informaties.
| |
[pagina 32]
| |
96. Tentoonstelling bij boekhandel Van Heteren aan het Rokin te
Amsterdam, 1934.
97. Uitzicht vanaf zijn werktafel in Sestri Levante.
98. Het huis te Sestri Levante, waarvan hij de tweede verdieping
bewoonde.
99. Gezicht op Sestri Levante vanaf het balkon van zijn
huis.
| |
1934.5 maart: krijgt voor zijn zestigste verjaardag van zijn vrienden een schrijfmachine cadeau omdat hij last heeft van zijn rechterhand. Van april tot juni wordt een tentoonstelling over zijn werk gehouden in Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Amsterdam. 16 september: begint regelmatig in Het Vaderland te publiceren, welke medewerking tot in 1940 wordt voortgezet. Jan Greshoff publiceert ‘Arthur van Schendel. Aanteekeningen over Jan Compagnie en De Waterman’, en een studie over het gehele werk, ‘Arthur van Schendel’. | |
[pagina 33]
| |
100. Reactie van E. du Perron op ‘Een Hollandsch drama’.
101. Karikatuur van Cornelis Veth naar aanleiding van ‘Een
Hollandsch drama’.
102. Haarlem, omstreeks 1880, waar ‘Een Hollandsch drama’ zich
afspeelt.
103. Uit ongepubliceerde jeugdherinneringen.
Wel moet ik veel indrukken van de staa gekregen hebben, van de Damiaatjes in de zomeravond, van het stille groen in de Hout, van eenzame straatjes, van Spaarne en Bakenessertoren.... | |
[pagina 34]
| |
104. Huldiging van F. Toussaint van Boelaere te Brussel, 1935.
Staande v.r.n.l.: Herman Teirlinck, Ernest Claes, Maurice Roelants, Van
Schendel en Toussaint van Boelaere. Zittend links: August
Vermeylen.
105. Eigen toelichting op ‘De rijke man’.
106. Eerste druk, 1936.
| |
1935.Februari: houdt een toespraak namens de Nederlandse schrijvers bij de viering door de Vlaamse PEN-club van de zestigste verjaardag van F. Toussaint van Boelaere in Brussel. Juni: protesteert tegen het niet toekennen van de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs aan H. Marsman; zijn briefkaart arriveert echter te laat om nog op de lijst van protesterenden vermeld te kunnen worden. December: verblijft in Amsterdam. | |
[pagina 35]
| |
107. Uit ‘Amsterdam’, opgenomen in ‘Herdenkingen’.
O Amsterdam, wat heb ik veel te zeggen
hoe nieuw en rijk je voor mijn ogen blonk,
hoe diep de zang die 'k uit je klinken hoorde,
muziek die dagen toen ik wakker werd.
108-109. Twee aan zijn eerste vrouw gestuurde prentbriefkaarten van
Amsterdam, de stad die zo'n grote rol in zijn werk speelt.
109
110. Zijn uitgever J.M. Meulenhoff.
111. Uit een brief van Meulenhoff aan Van Schendel, 1939.
Toen U mij Uwe meening mededeelde dat u gaarne een andere band zou zien, ben ik dadelijk daartoe overgegaan en ook de prijs Uwer boeken werd door mij, op Uw wensch, verlaagd. | |
[pagina 36]
| |
112. Uit ‘Vrienden die gingen’, opgenomen in
‘Herdenkingen’.
Een vriend die komt, of hij ook gaat, die maakt de ruimte groot, de einder ver en licht. 113. Puntdicht van Rud Triebels in het handschrift van Van
Schendel.
114. Met A. Roland Holst in Florence, april 1930.
115. Met Greshoff en Ter Braak in Sestri Levante, 1937.
116. Van Schendel met Greshoff en Giacomo Prampolini, die reeds
vroeg werk van Van Schendel vertaalde. Rapallo, 1924.
| |
[pagina 37]
| |
117. Met familie en gasten op het balkon van zijn huis in Sestri
Levante, v.l.n.r.: Kennie van Schendel, Ant ter Braak, A.B. de Vries,
Elly Premsela, Menno ter Braak, Carmen Zolezzi, Van Schendel, Aty
Greshoff en Annie van Schendel. Foto genomen door J. Greshoff,
1937.
118. V.l.n.r.: de schilder Pollones, Van Schendel, Greshoff en
Binnendijk, Sestri Levante, 1934.
| |
[pagina 38]
| |
119. Etalage van de Haagse boekwinkel Mensing en Visser tijdens de
boekenweek, 1937.
120. Brief aan G.H. 's-Gravesande over de komende
tentoonstelling.
121-123. De reis naar Spanje in 1913, waarvan hij een aantal
prentbriefkaarten meebracht, is verwerkt in ‘De wereld een
dansfeest’.
122
123
| |
1937.Mei: tentoonstelling over zijn werk in de Amsterdamse Bijenkorf ter gelegenheid van de boekenweek. Publiceert als catalogus het verhaal ‘Boeken’. Schrijft ‘De wereld een dansfeest’. Zomer: Menno ter Braak en Jan Greshoff logeren in Sestri Levante. | |
1938.Januari: wordt door de hoogleraren Van Eyck, De Vooys en Donkersloot voorgedragen voor de Nobelprijs. 15 juni: verkozen tot buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Akademie voor Taal- en Letterkunde te Gent ter vervanging van ‘wijlen Dr. Kloos’. Herfst: werkt aan ‘De zeven tuinen’. | |
[pagina 39]
| |
124. Uit een brief aan G.H. 's-Gravesande, 1937.
125. Eigen toelichting bij ‘De wereld een dansfeest’.
126. G.H. 's-Gravesande, zijn vriend en bibliograaf, die later zijn
drukproeven verzorgde.
127. Uit ‘De wereld een dansfeest’.
De wereld zou beter zijn als alle mensen hun eigen ritme verstonden en het in harmonie konden brengen met dat van anderen, bij de muziek die van de hemel komt. | |
[pagina 40]
| |
128. Prent uit het bezit van Van Schendel, die hem inspireerde bij
het schrijven van zijn verhalenbundel ‘Avonturiers’.
129. Eerste bladzijde van het handschrift ‘De nachtuil’, opgenomen
in de verhalenbundel ‘Nachtgedaanten’, 1938.
| |
1939.Januari-februari: reis door Frankrijk. Draagt het artikel ‘De vriendschappelijke uitgever’ bij aan het herinneringsalbum voor de uitgever J.M. Meulenhoff. 31 augustus: overhaast vertrek naar Nederland in verband met de oorlogsdreiging. Benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 5 oktober: aankomst, via Gibraltar, Downsend en Londen, te Vlissingen. Begint intensieve briefwisseling met Jan van Nijlen. | |
1940.In Amsterdam voltooit hij ‘Mijnheer Oberon en Mevrouw’. April: gaat naar Sestri Levante terug om te werken. Hoort op zijn heenreis in Parijs van de Duitse inval in Scandinavië, maar krijgt van de Franse autoriteiten geen vergunning langer in Parijs te blijven om de ontwikkelingen af te wachten en reist daarom door naar Italië. Zomer: is niet in staat om aan een grote roman te werken; treft voorbereidingen voor een bloemlezing van literatuur over honden. | |
[pagina 41]
| |
130. Zijn paspoort waarmee hij naar Italië reisde.
131. Opdracht in haar exemplaar van de verhalenbundel
‘Herinneringen van een dommen jongen’ voor zijn dochter
Kennie.
132. November 1938.
133. Uit ‘De sloof en haar vragen’, opgenomen in ‘Herinneringen van
een dommen jongen’.
Er was eens een sloof die met de nieuwe bezem niet overweg kon en de brui gaf van vijftig jaren zwoegen, roepend dat zij, als zij gelijk ieder ander toch aan haar eind moest komen, eerst wilde weten waartoe dat alles had gediend. | |
[pagina 42]
| |
134. Uit ‘Een spel der natuur’.
Wie is gerechtigd vast te stellen wat beter is, de orde of de wanorde, het werk of het spel van de natuur? 135. Uit ‘Voorbijgaande schaduwen’.
De mensen leven met en van en voor elkaar en gaan langs elkaar heen als schaduwen uit een ander bestaan. 136. Bericht van de ‘Presse Abteilung’ na het verschijnen van ‘Een
spel der natuur’, 1942.
137. Informatie naar Van Schendels politieke gezindheid, gevraagd
door een uitgever in Italië tijdens het bewind van Mussolini aan zijn
Nederlandse uitgever.
| |
1942.Publiceert onder meer ‘Een spel der natuur’, welk boek een verbod oplevert om in bezet Nederland werken van hem te drukken, te herdrukken of zelfs maar te noemen. Ontvangt echter een extra subsidie van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, welk bedrag hij na de oorlog terugbetaalt aan de Nederlandse regering. | |
1943.Schrijft ‘Voorbijgaande schaduwen’ en ‘Een zindelijke wereld’, welk laatste boek hij in oktober 1945 echter weer terugneemt. | |
1944.Werkt aan ‘Het oude huis’ en aan ‘De Nederlanden’. Moet vanwege bombardementen Sestri Levante verlaten en bivakkeert met vrouw en dochter in de omgeving. Heeft te kampen met een oogkwaal. Ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag worden in Nederland verspreide opstellen van hem clandestien onder de titel ‘Sparsa’ en in België het artikel ‘De dans van Binche’ uitgegeven. April: een gedeeltelijke, tijdelijke verlamming. Oktober: wordt door het Rode Kruis, dank zij bemiddeling van de Nederlandse regering, naar Nederland getransporteerd. | |
[pagina 43]
| |
138. Met zijn vrouw tijdens de oorlogsjaren in Sestri
Levante.
139. Brief van Toussaint van Boelaere bij het opzenden van ‘De dans
van Binche’ aan de zoon van Van Schendel.
140. Brief uit Italië, verzonden op 17 januari 1944.
141. Colofon van de Belgische clandestiene uitgave, 1944.
Deze uitgave van ‘De Dans van Binche’ kwam tot stand door de zorgen van Raymond Herreman, Jan van Nijlen, Maurice Roelants, Herman Teirlinck, F.V. Toussaint van Boelaere, August Vermeylen, en Georges Vriamont, als een Hulde aan den auteur Arthur van Schendel bij het bereiken van zijn zeventigsten verjaardag. Toelating werd den auteur, die te Cestri-Levante, door de Duitsche Nazis bezet, verblijf hield, niet gevraagd, noch auteursrechten betaald. De uitgave geschiedde dan ook bij overtreding van de wet op de auteursrechten, doch zij was het eenige middel om blijk te geven, op dien heugelijken dag, van aller bewondering en vriendschap voor den grootsten Nederlandschen schrijver van dezen tijd. Door Paul Roelants uit de 12 punt Erasmus-letter, in de Hoogere School van Bouw- en Sierkunsten gezet, op Hollandsch papier ‘Van Gelder Zonen’ gedrukt, bedraagt de oplage 30 exemplaren, genummerd 1 tot 30. De nummers 1 tot 3 zullen Arthur van Schendel ter hand worden gesteld, met excuses voor den gepleegden aanslag op zijn rechten, zoodra ook Noord-Italië uit den nazigreep zal zijn bevrijd. Komt niet in den handel. | |
[pagina 44]
| |
142. Eerste brief na de bevrijding aan Greshoff, met geschreven
toevoegingen van zijn dochter.
142
| |
[pagina 45]
| |
143. Op de terugreis naar Nederland, Genua, oktober 1945.
| |
[pagina 46]
| |
144. Verslag van de onthulling in het Handelsblad. Elie van
Schendel onthult met hulp van wethouder A. de Roos het borstbeeld aan de
Stadhouderskade bij het Leidse Bosje.
145. Als Van Schendel een boek had afgemaakt, bewaarde hij de
daarvoor gebruikte potloden in een envelop.
| |
1946.Voorjaar: publiceert ‘Het oude huis’ en het gedicht ‘De Nederlanden’. Heeft hartklachten en moet een rustkuur ondergaan. Werkt aan zijn laatste roman, die hij niet meer zal voltooien. Maakt een val en breekt zijn heupbeen, waardoor zijn weerstandsvermogen ernstig wordt aangetast. 11 september: overlijdt te Amsterdam. | |
1947.Ontvangt postuum de P.C. Hooftprijs. | |
1948-1954.Postuum verschijnen nog een zestal ongepubliceerde boeken van hem. | |
1952.Februari: onthulling van een bronzen borstbeeld van Van Schendel aan de Stadhouderskade te Amsterdam, dat in opdracht van de gemeente door J.G. Wertheim vervaardigd is. | |
1976.Mei: het eerste deel van zijn ‘Verzameld werk’ verschijnt. | |
[pagina 47]
| |
146. Uit ‘De groene heuvel’, opgenomen in ‘Herdenkingen’.
Hier op de groene heuvel, aan de rand
van de vallei, zet ik mijn vouwstoel neder,
omringd van zomers kruid en zonneschijn,
met potlood en een nutteloos papier,
en denk aan dichters van weleer toen ook
voor hen de tijd van stille handen kwam,
de pen vergeten op de tafel lag.
|
|