Het triumph-hofjen Iesu Christi ende Marie
(1633)–Pieter van Gelre– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Op de wijse: Wilt u met mijn bekeeren, &c.
WAt schrickelijcke wetten
Herodes gaen van u,
Ghy uytroept met Trompetten
Tot al des Werelts gruw',
Datmen sal dooden nu
| |
[pagina 26]
| |
De knechtjes van twee jaren,
Die noyt om misdaedt schuw',
V handt vreesende waren,
2.
Maria teere Moeder,
Is Ioseph al ter handt,
Die met u als Behoeder
Ontvlien moet, die Tyrant:
Sult ghy Egypten landt
Te samen dan verkiesen,
Om uwen eenich pandt
Soo droef niet te verliesen.
3.
Hoe snijdt het swaert van rouwe
Nu weder door u hert,
Dat ghy als vreemde Vrouwe
Vertreckt met groote smert,
Voor hem wiens boosheyt tert
V Soone te doorsnijden:
O vonnis al te herdt!
Ondraechelijck om lijden.
4.
Daer is een stem in Rama
Gehoort met groot gehuyl:
Maer dese droeve Fama
Vervult bosch' bergh' en kuyl,
Dat ghy die nimmer vuyl
Met smetten waert bevonden,
Zijt van sijn bloedich muyl
In ballinghschap gesonden.
5.
Laes wat al arremoeden!
| |
[pagina 27]
| |
Hebt ghy in't vluchten hadt:
Want om u selfs te voeden,
Oock Ioseph, en u schat,
Ghy dickwijls eten badt
Als ghy in vreemde steden,
Soo waert van noodt omvat,
Dat die u dwingen deden.
6.
Mijn tonge rust een weynich:
Helaes mijn stemme beeft!
De smert is te vileynich
Die nu Gods Soone heeft,
Dat hy die 't alles geeft,
Sal met sijn Moeder bidden,
Ia door de Heml'en sweeft,
En d'Aerde stelt in't midden.
7.
Egypten hoe geluckich
Zijt ghy, dat ghy aensiet,
Die dus met minne druckich
Herodes handt ontvliet:
Maria heb ick yet,
Dat u wat kan versaden,
Ick sal mijn selven niet
Ontsien, om u ghenaden.
|
|